George Soros, foto Harald Dettenborn |
De man die sinds midden jaren tachtig als filantroop vele miljarden heeft uitgegeven om de anticommunistische oppositie achter het IJzeren Gordijn te ondersteunen en later om de democratie in de hele wereld te bevorderen, wil volgens hen niets meer of minder dan de vernietiging van Europa en Amerika.
In zijn geboorteland is Soros inmiddels volksvijand nummer één, samen met de organisaties die geld krijgen uit zijn Open Society Foundation (OSF): mensenrechtenorganisaties zoals Hongaarse Helsinki Comité en de Hongaarse Vereniging voor Burgervrijheden (TASZ), maar ook de door Soros opgerichte Central European University (CEU) die als het aan Orbán ligt, volgens jaar haar licentie kwijtraakt.
"Er zwemmen hier grote roofdieren in het water. Dit is het grensoverschrijdende rijk van George Soros, met ladingen geld en zware internationale wapens," aldus premier Orbán in januari in een toespraak. "Ze veroorzaken problemen, omdat ze in het geheim en met buitenlands geld de Hongaarse politiek willen beïnvloeden." Hij heeft natuurlijk niet helemaal ongelijk. Van geheim is weliswaar geen sprake, maar als Orbán met wetgeving komt die de persvrijheid beperkt of geheime diensten meer macht geeft, behoren TASZ en Helsinki Comité tot de eerste die aan de bel trekken.
Soros is gewend aan haat. Hij werd in 1930 geboren in een land waar antisemitisme staatspolitiek was. Al in 1921 nam Hongarije een wet aan die het aantal joodse studenten aan de universiteit moest beperken. In jaren dertig werd het leven voor Hongaarse joden steeds moeilijk. Dat was ook de reden waarom zijn vader in 1936 de duidelijk joodse familienaam Schwartz in Soros liet omzetten.