Uitbreiding van Paks bedreigt de ooibossen bij Gemence |
In 2014 maakte Hongarije afspraken met de Russische president Putin over uitbreiding van de Hongaarse kerncentrale bij het Donaustadje Paks. Niet alleen gaan de Russen er twee nieuwe blokken bouwen, ze verstrekken Hongarije ook een lening van 12 miljard euro voor de financiering. Het verdrag kreeg veel kritiek, en niet alleen omdat het Hongarije nog afhankelijker maakt van de Russen, die ook al het Hongaarse aardgas en het grootste deel van de aardolie leveren.
Critici noemen de uitbreiding van Paks een peperdure en milieuonvriendelijke oplossing. Los van onopgeloste problemen als de langdurige opslag van kernafval en het risico van ongelukken gebruikt de kerncentrale rivierwater uit de Donau voor koeling. Vooral in de zomer is de rivier daardoor lokaal behoorlijk warm en volgens biologen zal de watertemperatuur na uitbreiding 's zomers veel te hoog worden. Dat is dodelijk voor de lokale visstand en een grote bedreiging voor de ecologie van Gemenc, een uniek ooibos langs de Donau zuidelijk van Paks dat deel uitmaakt van het Donau-Drava-natuurpark.
Een van de critici is de liberale EU-parlementariër Benedek Jávor. Hij wil een nationaal referendum over de kerncentrale (veel kans dat dat referendum er daadwerkelijk komt, is er overigens niet) en hij pleit ervoor dat het geld dat nu naar Paks gaat, in duurzame energie wordt gestopt.
Hongarije heeft behoorlijk wat zon en mogelijkheden voor windenergie, maar loopt behoorlijk achter als het om de ontwikkeling van die energiebronnen gaat. Er zijn geen subsidies voor zonnepanelen en de beheerder van het Hongaarse elektriciteitsnet doet vaak moeilijk over het overnemen van teveel geproduceerde zonne-energie. Ooit zijn er 329 windmolens gebouwd, maar die ontwikkeling ligt sinds jaren stil. De laatste bouwvergunning werd in 2006 verstrekt.
Onontwikkeld is ook Hongarijes grote potentieel aan geothermische energie. Onder een groot deel van het land bevindt zich een heet water houdende grondlaag met temperaturen ruim boven het kookpunt. Behalve voor een groot aantal thermaalbaden wordt dat water op kleine schaal voor stadsverwarming gebruikt, maar die verwarmingssystemen zijn grotendeels aangelegd lang voordat ook maar iemand ooit van duurzame energie had gehoord. Het populairste zijn biomassacentrales, vanwege de mogelijkheden die de verbouw van biomassa opleveren voor Hongaarse landbouwers.
János Lázár, de minister die verantwoordelijk is voor het bureau van premier Orbán en als zodanig de man die de dagelijkse dagelijkse leiding van de regering heeft, meent dat nooit bewezen is dat duurzame energie goedkoper is dan kernenergie. Wat hem betreft gaat er dan ook geen geld heen. In de huidige regeringsplannen zorgt duurzame energie in 2050 voor slechts 24 procent van de elektriciteitsopwekking en 15 procent van de totale energievoorziening.
Maar de regering gaat verder dan een simpele weigering om duurzame energie te financieren. Sinds het Paks-verdrag zijn een aantal maatregelen genomen om de ontwikkeling van zonne- en windenergie te blokkeren. In 2015 werden zonnepanelen gebombardeerd tot 'producten en materialen die ernstige schade aan het milieu kunnen toebrengen' en kregen ze een milieuheffing van 37 eurocent per kilo opgelegd. Autoaccu's zijn aanzienlijk minder schadelijk, althans, de milieutoeslag daarop is maar half zo hoog.
Blijkbaar schrok die toeslag niet voldoende af om toch zonnepanelen te installeren. Enkele weken geleden kwam er een tweede belasting op zonne-energie, een zogenaamde 'distributievergoeding'. Waar Nederlanders geld krijgen voor de stroom die hun zonnepanelen aan het elektriciteitsnet leveren, moeten Hongaren die meer dan vier kilowatt elektriciteit produceren, daar vanaf nu juist voor gaan betalen. Volgens Jávor betekent die nieuwe belasting een prijsstijging van zonne-energie van vijf procent en maakt het vooral de ontwikkeling van grotere zonnecentrales totaal onaantrekkelijk.
Ook windenergie is aangepakt. Hoewel er laatste tien jaar geen windmolen is gebouwd, nam de regering het zekere voor het onzekere en kwam eind vorig jaar met een wet die nieuwbouw weliswaar niet verbiedt, maar feitelijk onmogelijk maakt. Nieuwe windmolens moeten namelijk minstens twaalf kilometer van de dichtstbijzijnde bebouwing afstaan en er is simpelweg geen plek in het land die aan die voorwaarde voldoet.
En mocht iemand onverhoopt toch zo'n plek vinden, wacht een tweede probleem: de wet beperkt de maximale capaciteit van nieuwe molens tot twee megawatt, terwijl de moderne types drie megawatt leveren. De regering ontkent niet dat ze eigenlijk wil dat niemand nog een windmolen bouwt. Lázár heeft een simpele verklaring: windmolens zijn lelijk, vindt hij, en daar moet je het Hongaarse erfgoed tegen beschermen.