Citadel van Allepo |
Shaar en Tokmajyan zijn betrokken bij het Aleppoproject, een initiatief van het Centrum voor Conflict, Onderhandeling en Wederopbouw aan de Centraal Europese Universiteit in Boedapest, dat in 2014 startte Het project brengt wetenschappers, studenten, beleidsmakers, bewoners, vluchtelingen en hulporganisaties bij elkaar om een wederopbouwplan voor de stad te maken. Daarbij wordt nu al wordt nagedacht over stedenbouwkundige oplossingen en nieuwe infrastructuur, maar ook over de sociale problematiek die de wederopbouw met zich mee zal brengen.
Het project werkt samen met vluchtelingen en met mensen in Aleppo zelf. Afgelopen oktober ging de website van start. Er is een Facebooksite en een blog in Arabisch en Engels waar mensen verhalen en ideeen kwijt kunnen. Verder is er de online Aleppo Weekly met nieuws van lokale correspondenten. Verbindingen met de stad zijn moeilijk, maar hoog op een dak is vaak wel een mobiel telefoonsignaal te vinden.
Tokmayjan en Shaar wonen in Boedapest en zijn zelf geen vluchtelingen. Tokmayjan ging een aantal jaren geleden naar Finland om af te studeren op conflictonderzoek. Hij komt oorspronkelijk uit Armenië en verhuisde op zijn vierde naar Aleppo. Zijn familie heeft de stad inmiddels verlaten, zijn vader was de laatste die vorig jaar vanwege de oorlog naar Armenië terugkeerde.
Shaar, een universitair docent Engels, is een geboren en getogen Aleppiaan met een grote liefde voor zijn stad. Jaren geleden kocht hij een vervallen traditioneel huis dat hij zorgvuldig restaureerde . Hij maakte de eerste oppositiedemonstraties van nabij mee, maar toen hij enkele jaren geleden een baan kon krijgen als docent Engels aan de universiteit van Istanbul, besloot hij het land te verlaten. Zodra het kan, wil hij graag terug.
Voor de oorlog woonden er zo’n drie miljoen mensen in Aleppo en omstreken. De strijd heeft de stad door midden gesneden. Het westelijk deel is in regeringshanden en relatief rustig. Er wonen nog zo'n 1,5 miljoen mensen, waaronder een half miljoen vluchtelingen. Het oostelijke deel, dat in handen van de opstandelingen is, heeft veel zwaarder geleden. In sommige gebieden is tachtig procent van de gebouwen beschadigd, een groot deel van de bevolking is gevlucht, veel scholen zijn dicht om en omgebouwd tot opvanghuizen. Er wonen nog 300.000 mensen, pakweg de helft is vluchteling.
Shaars huis staat in het oosten, in de historische binnenstad die op de werelderfgoedlijst staat vanwege zijn middeleeuwse citadel en overdekte markt. Recente dronebeelden van de wijk laten zien veel schade zien, maar nog geen onherstelbare verwoesting. Shaar zelf was er een jaar geleden voor het laatst. Zijn plan was toen om in zijn huis, dat nog steeds onbeschadigd is, te slapen. Maar onbeschadigd is relatief: het bleek onbewoonbaar vanwege al het gruis en gebroken glas. De buren houden er een oogje op, vertelt hij: “Ze hebben er inmiddels een naaiatelier geopend om te voorkomen dat het gekraakt wordt.”
Onderdeel van het project was een enquête onder gevluchte Allepianen, via vragenformulieren in kampen en online. Driekwart van hen wil graag terug om te helpen bij de wederopbouw. Ze hechten ook veel belang aan het herstel van de beschadigde binnenstad. Maar het Aleppoproject gaat over meer dan alleen steen. Het gaat ook over het leven van de stad. De markten, zoals de beroemde soek die deels in vlammen op is gegaan. De theehuisjes waar mannen op de stoep kletsend hun thee dronken. Het in de hele stad beroemde restaurantje van Abu Abdo, dat in 1885 zijn deuren opende en waar de fool, een Arabische bonenschotel, in grote koperen potten wachtte op toeristen en op spijbelende scholieren, tot het zaakje in 2012 door de oorlog zo zwaar beschadigd raakte dat het de deuren moest sluiten. Of de zeepziederij die sinds onheuglijke tijden een voor Aleppo unieke laurierzeep maakte, maar die nu vanwege de oorlog naar Turkije is verplaatst.
En het gaat niet in de laatste plaats om sociale verhoudingen. Aleppo was een buitengewoon multiculturele samenleving waar soennitische, sjiitische en alevitische moslims naast christenen en joden leefden en Arabieren naast Armeniërs en Koerden. Nog is dat, met name in het westelijke deel, niet helemaal verdwenen. “Maar juist de minderheden staan onder druk en vertrekken, De ervaring van steden als Sarajevo en Beiroet leert dat je vooraf al moet nadenken hoe zij in de wederopbouw hun plaats terugkrijgen, anders gaat dat karakter totaal verloren” zegt Shaar.