maandag 31 augustus 2015

Stel je voor, het was jouw kind geweest.

Foto Runa Hellinga
Vluchtelingen op het Keletistation
Vorige week maandag was ik voor een reportage op het Keletistation in Boedapest, waar honderden vluchtelingen in een speciaal aangewezen 'transitzone'al soms al weken in de open lucht wachten op een mogelijkheid om door kunnen reizen naar een land dat asielzoekers beter gezind is dan Hongarije. Ik raakte in gesprek met Arni, een leraar Engels uit Kaboel die Afghanistan ontvlucht was uit angst voor de Taliban.
Hij bood me met Afghaanse gastvrijheid een banaan aan, het enige wat hij bij de hand had, wat ik vriendelijk weigerde omdat hij die beter kon gebruiken dan ik, en toonde me een treinticket voor drie personen naar München dat hij samen met zijn vrienden had gekocht. Het was half doorgescheurd. Een Hongaarse politieagent had het ongeldig gemaakt. Vluchtelingen worden uit internationale treinen geweerd, bevestigde vrijwilligster Sára Somogyi. Oostenrijk heeft onlangs namelijk een trein teruggestuurd naar Boedapest omdat zoveel asielzoekers in zaten. Arni hoopte een auto te vinden waarmee hij weg kon komen. "Er zijn hier mensensmokkelaars actief," wist Somogyi, maar als vrijwilligster hield ze zich daar verre van.
Donderdag was ik weer op het Keletistation, voor een ander verhaal over vluchtelingen. Het was deze keer een stuk leger in de transitzone, en Arni en zijn vrienden waren weg. Ik sprak met Shirelli Almadzzi, een andere Afghaan, die gevlucht was nadat de Taliban zijn vader had vermoord omdat die als imam politiemensen die in de strijd tegen de Taliban waren omgekomen, had begraven. Almadzzi had na zijn vlucht een tijd in Iran gewoond. Hij werd verteerd van zorgen over zijn moeder en broertjes die hij had moeten achterlaten en van wie hij al jaren niets meer had gehoord. Hij wilde naar Duitsland, niet vanwege het geld dat je daar zou kunnen krijgen. Geld hoefde hij niet, hij een ingenieursdiploma en twee sterke, eeltige handen en werken kon hij. Maar hij hoopte vurig dat de VN in Duitsland hem kon helpen zijn familie terug te vonden.
Diezelfde dag hoorde ik het bericht over een koelauto met dode vluchtelingen dat in Oostenrijk gevonden was en de volgende dag stond ik in de brandende zon op een parkeerplaats voor vrachtwagens aan de Oostenrijks-Hongaarse grens bij het dorpje Nickelsdorf. Even verderop stond dat busje aangekoppeld aan een laaddok van een koelhuis.Er stonden wat hekken om de wagen, en er lag plastic op de grond om het bruinige vocht dat uit de wagen was gelopen, op te vangen. Zelfs op flinke afstand van het gebouw rook je de lijken. Binnen waren rechercheurs bezig met een eerste onderzoek. Ze zochten naar persoonlijke bezittingen die iets over de doden konden vertellen. Later in de middag werden de lichamen opgehaald. Mannen in witte pakken en gasmaskers waren in de weer met grijze, plastic doodskisten.
Foto Runa Hellinga
Dodelijke koelwagen
Inmiddels was meer bekend over de dodenrit: er waren 71 mensen in omgekomen en het was waarschijnlijk op dinsdag uit Boedapest vertrokken. Er was één Syrisch paspoort gevonden, maar verder is nog steeds niets bekend over de slachtoffers. En plotseling moest ik aan Arni denken. En dat hij weg was geweest de vorige dag. Dat hij natuurlijk ook een andere auto gevonden kan hebben, maar dat het zeker niet ondenkbaar was dat hij in dat busje heeft gezeten. En dat als dat zo is, zijn familie mogelijk nooit te weten komt wat er met hem is gebeurd.
Hoe vaak leest een mens dat er weer een boot met vluchtelingen vergaan is? Ver weg, ergens voor de kust van Libië. Naamloze mensen, getallen. Soms een dramatisch foto's, van een moeder die haar kind probeert te redden. Maar dan komt het volgende nieuwsitem voorbij, of een grappige post op Facebook, en voor je het weet, ben je dat beeld weer vergeten. Maar Arni had een gezicht. Hij had me, hoewel hijzelf niets had, een banaan aangeboden. Hij had een verhaal over angst en geweld thuis en wilde naar Engeland, waar hij hoop had voor de toekomst. Hij heeft hopelijk nog steeds een gezicht en hoop voor de toekomst. Maar ook als hij nog leeft, zijn er wel 71 anderen gestorven. En dagelijks sterven er tientallen net niet. Dit weekend nog hield de Oostenrijkse politie een andere wagen aan, waarin drie kinderen inmiddels al het bewustzijn waren verloren.
Diezelfde avond sliep ik in Nickelsdorf in een pension. Regelmatig trekken groepjes asielzoekers door het dorp en sinds een maand zijn er 25 vluchtelingen in ondergebracht in het voormalige pension Das Risa. Mevrouw Breuer, mijn gastvrouw, was alleraardigst, maar ze moest niets van vluchtelingen hebben. Moslims, vreemde gewoonten, mensen durven 's avonds niet meer naar buiten, want straks trekken ze je van je fiets (dat was nog nooit gebeurd, zei ze eerlijk, maar toch). En ze had een paar vragen: het zijn allemaal mannen. Waarom? Mijn man zou me nooit achter laten. En waarom willen ze hierheen komen, waarom blijven ze niet in een buurland? Dat kan toch alleen zijn omdat het gelukszoekers zijn?
De volgende ochtend was ik in Das Risa. Al snel werd ik omringd door een achttal Syriërs. Allemaal mannen, inderdaad. Allemaal mannen die hun familie hadden moeten achterlaten. Een van hen toonde me op zijn smartphone foto's van zijn stad: zijn huis, twee verdiepingen, een tuin en fraai versierd met pilaren, maar half in puin. Een man op zijn buik, dood, met een afgerukt been. In tegenstelling tot de meeste persfotografen had hij de foto zo genomen dat je recht in de bloederige stomp keek. Een ander, op zijn rug, ook dood, ook met een afgerukt been. Een vrouw, omringd door bundels, de weinige spullen die ze heeft kunnen redden. Zowel de bundels als zijzelf waren bedekt met een dikke laag stof. Het waren zijn vrienden, zijn buren, zijn familie.
De meeste van deze mannen hadden gedaan wat mevrouw Breuer wilde en wat al die mensen willen die roepen dat vluchtelingen in de eigen regio moeten blijven.: ze hadden eerst net als miljoenen andere vluchtelingen in Turkije, Jordanië of Libanon onderdak gezocht. Met de bedoeling zo snel mogelijk hun familie uit Syrië te halen. Alleen, wanneer je vijftien uur per dag werkt voor tien euro per dag, dan is de kans dat je dat ooit lukt, miniem. Daarom waren ze naar Europa gekomen: om geld te verdienen om hun familie te redden. Ze waren heel blij met het onderdak en de hulp die ze in Das Risi kregen. Maar mogen werken was datgene waar ze het meeste naar uitkeken.
Geen van hen wilde echt hier zijn. Ze waren echt liever in Syrië gebleven, bij hun familie. Ze hadden ooit goede banen gehad, mooie huizen. Een was accountant geweest bij een auto-importeur. "Als er geen oorlog in Syrië was, zou ik nooit weg zijn gegaan, zou niemand hier aan tafel zijn weggegaan. Waarom zou ik? Tot de oorlog had ik een goed leven," zei hij.
Dit is geen pleidooi om iedereen die naar Europa wil, zomaar toe te laten. Ik ben de afgelopen weken ook andere mensen tegengekomen, uit landen die niet in oorlog waren. Landen waar het leven ongetwijfeld niet leuk is voor een groot deel van de bevolking, maar dat probleem los je niet zomaar op door de grenzen voor iedereen open te stellen. Hoe vreselijk armoede ook is, uiteindelijk moet dat probleem in de betreffende landen zelf worden opgelost, door corruptie te bestrijden, door onderwijs. We kunnen daar zelf trouwens ook iets aan bijdragen door te weigeren voor een euro t-shirts bij Zeeman (of voor meer bij H&M) te kopen die gemaakt zijn door een arbeider die daar hooguit twee cent voor kreeg.
Maar het is wel een pleidooi om echte vluchtelingen een kans te geven. Om ons te realiseren dat mensen echt niet voor hun lol een levensgevaarlijke tocht ondernemen met hun driejarige peuter op de arm. Om even, al was het maar voor één seconde, in onze verbeelding in die auto met 71 vluchtelingen te stappen en erbij stil te staan hoe die mensen opgesloten, naar adem happend en in totale paniek gestorven zijn. Even in de huid te kruipen van die vader of moeder die zijn kind van de verdrinkingsdood probeert te redden. Even eraan te denken hoe je je zou voelen als het je eigen kind is dat daar verdrinkt of stikt.
Het is ook een oproep aan politici om open en creatief te zijn en te stoppen het lot van vluchtelingen voor eigen politiek gewin te gebruiken. Vluchtelingen zijn niet ISIS, ze vluchten voor ISIS. Na zeventig jaar vrede in Europa is het moeilijk voor te stellen, maar oorlog kan ons allemaal overkomen. Oorlog is in de geschiedenis van de mensheid meer de regel dan vrede. En dan hopen we allemaal, dat iemand anders zich dat aantrekt. Dat er ergens een Angela Merkel is die mededogen met ons heeft.
Laat ze in hun regio blijven? De meesten blijven ook in hun regio. Turkije vangt 1,8 miljoen mensen op, Libanon hetzelfde aantal en Jordanië een miljoen. In Iran leeft een kleine miljoen vluchtelingen, in Pakistan 2,3 miljoen, in Iraq twee miljoen. Het grootste aantal vluchtelingen uit Syrië, acht miljoen, worden in andere delen van Syrië zelf opgevangen. Een fractie, zo'n 250.000 Syriërs, is inmiddels in Europa terechtgekomen.
Degenen die Europa weten te halen, zijn degenen met durf, doorzettingsvermogen en initiatief. Anders hadden ze het nooit gehaald. Ik heb de afgelopen dagen met een accountant gesproken, een leraar Engels, een meisje dat rechten wilde gaan studeren, een ingenieur, een lasser, een arts en een kraanmachinist. Allemaal mensen die kunnen, en willen bijdragen aan de landen waar ze terechtkomen. En die willen wat wij allemaal willen: leven zonder angst, werk en een toekomst voor hun kinderen.


dinsdag 18 augustus 2015

Een leven in vijf minuten

Gevangenis in Vác
Ze praten Duits, de oude man en het kleine meisje, maar aan zijn accent hoor je dat hij Hongaars is. Hij is rijzig en heeft een wat te jeugdig kort zwart leren jasje aan, zij is een jaar of twaalf met een fleurige gebloemde legging. Het zijn onze hond en het meisje die het gesprek zijn begonnen, maar als de man eenmaal praat, hoeft niemand anders meer iets te zeggen.
Hij is met de opstand van 1956 naar Duitsland gevlucht. Daarna heeft hij twintig jaar lang geen Hongaars gesproken. Maar sinds de val van het communisme komt hij weer regelmatig in Hongarije en aantal jaren geleden heeft hij een oud huisje gekocht waar hij zijn zomers 'prutsend' doorbrengt. Hij is binnenhuisarchitect, vertelt hij erbij.
Hij zou er overigens nooit permanent willen wonen, geen haar van de spierwitte bos op zijn hoofd dat daaraan denkt. De ziekenhuizen, ben ik hier wel eens in een ziekenhuis geweest? Hij wel, hier in Vác. Hij schudt zijn hoofd. Het meubilair, de apparatuur, het is toch alsof de tijd sinds het communisme stil is blijven staan?
Dan wijst hij in de richting van de gevangenis die verderop langs de oever, onzichtbaar achter de bomen, verscholen ligt. Een berucht gebouw, omdat er zowel voor en in de oorlog onder het Horthy-bewind als na de oorlog onder de communisten politieke gevangenen hebben gezeten. En anderen die als zwaar geval werden bestempeld. "Daar heeft mijn vader nog drie jaar gezeten," zegt de man, "Na de oorlog. We komen oorspronkelijk uit Debrecen. Maar ze hebben hem drie jaar gegeven wegens oorlogsmisdaden. Onterecht." Natuurlijk onterecht, wie zegt over zijn vader dat die terecht wegens oorlogsmisdaden veroordeeld is? Hij spreekt Duits, maar het woord oorlogsmisdadiger zegt hij in het Hongaars. Omdat hij het Duitse woord niet kent, of omdat hij geen vragen van zijn kleindochter wil?
Verder blijkt hij weinig problemen te hebben om in haar bijzijn van alles te bespreken. Zoals het feit dat de auto aan de overkant  van zijn dochter was, maar dat die is vier jaar geleden aan een longembolie is overleden. Hij heeft nog een andere auto, maar zijn kleindochter, hij knikt naar het meisje, wil zo graag de wagen van haar moeder blijven gebruiken.
Het lijkt haar niet te deren. Ze gaat op in haar ontmoeting met onze hond die inmiddels zich inmiddels gelukzalig op haar rug heeft gedraaid bij zoveel aandacht, en ze wordt helemaal blij als er ook nog een kat blijkt te zijn, twee zelfs. Drie dieren, ach, dat zou ze zelf ook zo graag willen. Thuis heeft ze twee konijnen. Maar dat is toch niet hetzelfde.
Thuis, ik hoef er niet eens naar te vragen, blijkt bij de grootouders te zijn. De vader, "ein echter Edelgermane", zegt Opa minachtend, wilde zijn kind na het overlijden van de moeder in een tehuis stoppen. "We hebben keihard moeten vechten om haar bij ons te mogen houden," zegt Opa. Het meisje knikt. Een kindertehuis, daar zou ze anders zijn beland.
Dan tilt hij de twee zakken brood op die hij in zijn hand heeft. Zaterdag gekocht, en al beschimmeld. Het weer, misschien, maar toch wil hij zijn beklag gaan doen en dan gaan ze ergens hier in Vác wat ontbijten. Het meisje wil wel bij de hond blijven, maar Opa wil niet langer storen.
Van een afstand wil hij nog even kwijt dat hij Julius heet en dat ze uit Beieren komen. Ik kijk hen na terwijl ze weglopen, het meisje dat van dieren houdt en bijna in een kindertehuis had gewoond en de man wiens vader als oorlogsmisdadiger in de gevangenis heeft gezeten en wiens dochter vier jaar geleden overleden is. We hebben misschien vijf minuten gepraat. Er zijn mensen die ik al jaren ken, van wie ik minder weet.

zaterdag 15 augustus 2015

Het heilige Franse lunchuur

Foto Runa Hellinga
Lunchuur
Zelfs in de nadagen van het communisme, toen 'is er niet' een heel gewoon antwoord was in Hongaarse restaurants, viel een ding op: als het er wel was, kon je het als klant krijgen zoals je wilde. Eten of om vier uur 's middags? Twee voorgerechten achter elkaar, of een toetje vooraf? Een halve portie of liever rijst dan frieten bij de maaltijd? Alleen maar soep? Zolang je het maar uitgelegd kreeg, kon het allemaal. Even over de grens, in buurland Tsjecho-Slowakije, keken ze je aan alsof je gek was met zulke verzoeken: "Patat? Op de kaart staat 150 gram rijst, dat ziet u toch?" Ik vroeg me altijd af of er echt iemand in de keuken stond om dat allemaal precies af te wegen.
Ik was het even vergeten, maar in Frankrijk moet je zulke soepelheid ook niet echt verwachten. Eten is er een cultuur, maar die cultuur ligt van oudsher behoorlijk vast. Ooit heb ik in Frankrijk gewandeld, en dan was het een hele kunst om te zorgen dat je op het juiste moment in een dorp was. Anders kon je een maaltijd wel vergeten. In de grote steden is de laatste jaren uiteraard veel veranderd, en als je al niet Chez Jacques terecht kunt voor een hapje eten buiten het lunchuur van twaalf tot twee, dan is er altijd wel een Libanees om de hoek die wel begrijpt dat hongerige mensen ook op andere uren klanten zijn. Die Libanees kan trouwens ook tijdens het lunchuur zelf nog wel eens uitkomst bieden, want tussen twaalf en twee zijn de Franse restaurants zo vol dat je er zonder reservering niet in komt.
Maar in veel dorpen en kleinere steden geldt, zo heb ik deze zomer gemerkt, nog steeds het oude devies: om twaalf uur gaat alles dicht, en het lokale restaurant open. Om twee uur is het lunchuur in het restaurant afgelopen, en omdat de bakker nog een uurtje of twee gaat rusten, duurt het tot vier uur voordat je ergens weer iets te eten kunt kopen. Oké, er mag ergens een bar open zijn, maar naar het café ga je niet om te eten.
Zelfs een snackbar bij een strandje langs een rivier, die tijdens het lunchuur zaken als quiche en soep verkocht, verkocht 'nee' toen we ergens in de namiddag vroegen of ze iets te eten hadden. "Je suis désolé", het spijt me, maar eten? Om vier uur? Wat voor rare mensen zijn jullie? De keuken is dicht. Vraiment, désolé.
Ach, het is geen probleem, als je er eenmaal op ingespeeld bent. Maar als je Hongarije gewend bent, is het toch weer even wennen. Onze verbazing werd al wat groter, toen bij een lokaal winkelcentrum bleek dat ook een grote bouwmarkt en andere grote winkels twee uur lang letterlijk hun rolluiken sloten voor de lunchpauze. Aan de andere kant, helemaal onbegrijpelijk was het ook weer niet. De hypermarché in hetzelfde winkelcentrum was wel open, maar de parkeerplaats akelig leeg. Uiteraard, want alle klanten zaten thuis aan de lunch. Alleen een enkele zwakzinnige buitenlander kwam om die tijd boodschappen doen. Lekker rustig, dat wel.
Maar de de heiligheid van het lunchuur werd pas echt duidelijk bij ons vertrek vanaf Charles de Gaulles. Het is het grootste vliegveld van het land en zoals op steeds meer vliegvelden is de incheckprocedure geautomatiseerd. Dat wil zeggen: er staan automaten waar je instapkaarten en bagagelabels kunt laten printen. Op de heenreis hadden we met soortgelijke automaten op vliegveld Orly al slechte ervaringen opgedaan. Dat bleek geen toeval, ook op Charles de Gaulles waren ze wispelturig. Soms kwam er een label uit, soms niet. In ons geval niet, al was de automaat zeer gewillig om instapkaarten uit te printen. Meerdere exemplaren per persoon zelfs, hoewel we daar niet om vroegen.


vrijdag 7 augustus 2015

Grenzen aan de propaganda

Foto Runa Hellinga
Vluchtelingen in Szeged
Begin deze week begon Hongarije met de bouw van het omstreden 175 kilometer lange hek langs de grens met Servie dat bedoeld is om de groeiende stroom vluchtelingen die het land binnenkomen. Het wordt een spoedklus. Oorspronkelijk had het hek eind november klaar zullen zijn, maar eind augustus is nu het streven. Sinds premier Viktor Orbán zijn plannen voor een hek aankondigde, is het aantal asielzoekers namelijk omhoog geschoten. Opmerkelijk genoeg is het aantal Hongaren dat positief staat tegenover toelating van asielzoekers ondanks alle regeringspropaganda over de gevaren van immigratie in de laatste paar maanden overigens ook toegenomen.
Het hek, dat haast vier meter hoog moet worden, komt in twee soorten. In landbouwgebieden en bij bossen, waar mensen makkelijk de grens kunnen oversteken, komt een constructie die anderhalve meter de grond in gaat, met bovengronds drie meter fijnmazig hekwerk en daarop zeventig centimeter scheermesdraad van NAVO-kwaliteit. Maar een deel van de grens is moerasgebied, en daar volstaat een simpeler hekwerk met prikkeldraad bovenop.
Vorige week zijn er ook nieuwe wetten aangenomen die het aanvragen van asiel bijna onmogelijk maken. De procedure is ingekort tot enkele dagen, Servië, dat momenteel net zo overstroomd wordt door vluchtelingen als Hongarije, geldt vanaf nu als veilig opvangland en iedereen die als potentieel gevaar voor de Hongaarse veiligheid wordt gezien, wordt sowieso afgewezen.
Het illegaal oversteken van de grens wordt een misdaad waarop gevangenisstraf staat. Merkwaardig idee: mensen die je helemaal niet in je land wil hebben arresteren om ze vervolgens in een Hongaarse gevangenis vast te zetten. Die gevangenissen zijn nu al overvol, en bovendien, hoe slecht de omstandigheden er ook zijn, gevangenisstraf blijft voor de belastingbetaler een hele dure oplossing. Die wet heeft dan waarschijnlijk ook eerder een propandafunctie dan dat hij praktisch uitgevoerd gaat worden.
Dat er een probleem is, valt niet natuurlijk te ontkennen. Momenteel steken dagelijks gemiddeld duizend mensen via bos en veld de Hongaarse grens over. Zonder maatregelen komen dit jaar zo'n 300.000 mensen het land binnen. Het overgrote deel daarvan reist binnen luttele dagen door naar bestemmingen elders in Europa, maar dat neemt niet weg dat de vier Hongaarse vluchtelingencentra uitpuilen. Behalve een kleine 95 miljoen euro voor het hek heeft de regering daarom ook geld ter beschikking gesteld voor twee tijdelijke opvangkampen, overigens zonder de gemeenten waar die kampen moeten komen daar eerst over te raadplegen.