vrijdag 10 juli 2015

Hek en hulp voor vluchtelingen in Hongarije

foto: Runa Hellinga
Syrische familie wacht in Szeged op de trein
Langs de kant van de weg staat een politiebusje. We zien een agent uitstappen die tussen de manshoge maisstengels verdwijnt. Als we aan zijn collega vragen of hij vluchtelingen zoekt, ontkent die dat. Maar hij knikt als we vragen of het opsporen van 'migranten' zoals de Hongaarse regering hen steevast aanduidt, zijn dagelijkse werk is. In het busje is plek voor tien mensen. De stoelen zijn met plastic zakken overtrokken. Na dagen van zwerven zijn de meeste mensen die ze oppakken hard aan een wasbeurt toe.
Hongarije is de laatste maanden voor vluchtelingen een van de belangrijkste poorten naar de EU geworden. Alleen afgelopen weekend al hield de politie 2296 mensen aan die illegaal dwars door veld en bos de Hongaarse-Servische grens waren overgestoken. Ruim duizend mensen per dag en ongetwijfeld zijn er nog velen die door de mazen van de controle zijn geglipt. De meesten zijn afkomstig uit landen in oorlog: Syrië, Afghanistan en Irak. Anderen komen Pakistan en Bangladesh, of uit Afrika. Hun aantal  is gestegen sinds bekend werd dat Hongarije de grens gaat afsluiten met een hoog hek. ‘Economische migranten’, dat wil feitelijk zeggen iedereen die direct niet uit een buurland in oorlog komt, zijn in toekomst niet meer welkom.
Monika Pap woont op een tanya, een afgelegen boerderij, in het grensgebied. Een kettinghond bewaakt het erf. Het beest heeft een diepe geul uitgesleten rond de paal waar hij aan vastzit. Ze ziet vrijwel dagelijks mensen langskomen. Ondanks verhalen over gestolen groente en fruit heeft zijzelf  'goddank' nooit problemen gehad. Ja, 's nachts slaat soms haar hond aan en eenmaal, met regen, hebben mensen overnacht in de plastic kweektunnel achter haar huis.
Echt druk maakt ze zich niet over de hele kwestie. "Ze blijven toch niet in Hongarije,' zegt ze. Maar ze heeft ook niets tegen het 150 kilometer lang antimigrantenhek dat op een kilometer van haar huis gebouwd gaat worden. Al betwijfelt ze of het helpt."Mensensmokkelaars hebben ook kniptangen," zegt ze schouderophalend. Vrijwel niemand gelooft echt in het effect van zo’n hek. Bij de nabije grenspost haalt douanier Imre Tóth ook zijn schouders op. "Ach, wij doen gewoon wat ons gezegd wordt." In de grensstad Szeged moet gemeenteraadslid Irén Kardos niets van het hek hebben. Maar ze gelooft ook totaal niet dat het zal helpen: "Dan komen mensen toch gewoon via Roemenië of Kroatië? En de de enige manier waarop zo'n hek wel kan werken, is als ze weer gaan schieten, net als bij het IJzeren Gordijn." Zover zal het niet komen, hoopt ze.
Bang

Uitgeput en bang is het beeld dat mensen in de regio schilderen van de langstrekkende asielzoekers.  "Ze zoeken absoluut geen contact. In tegendeel, als ze je zien, lopen ze zo snel mogelijk door," zegt een vrouw in Asotthalom. Ze werkt als bosarbeidster en ziet soms groepen vluchtelingen door het bos lopen. Ze praat er niet graag over, ze is in dienst van de gemeente en László Toroczkai, de extreemrechtse burgemeester van het dorp, is een luidruchtig tegenstander van “immigratie van negers en terroristen”. Maar ze wil wel kwijt dat ze vooral medelijden heeft met de mensen die ze ziet.
Dat gevoel overheerst ook in de Coop-supermarkt in het dorp. Af en toe proberen vluchtelingen iets in de winkel te kopen, meestal zonder succes, omdat ze met euro's willen betalen, een munt die de kassière van haar baas niet aan mag nemen. De winkel verkoopt alleen in forinten. Maar ze heeft het met hen te doen."Vooral als het moeders zijn met kleine kinderen," verzucht ze. Een klant valt haar fel bij. "Niemand met kleine kinderen laat zomaar huis en haard achter. Dan is er echt wel iets aan de hand."
Het is bepaald een ander verhaal dan dat van Toroczkai. De burgemeester, die zich erop beroemt dat het antimigratiehek zijn idee is, heeft het over doodsbange dorpelingen die regelmatig worden lastiggevallen. Hij biedt aan mensen bellen die daar meer over kunnen vertellen en vertelt over een vrouw op een tanya die een hele groep vluchtelingen op haar erf aantrof die zomaar uit de put begonnen te drinken en haar een doodschrik aanjoegen. Zijn bericht daarover op Facebook maakte een vloedgolf van antivluchtelingenreacties los.
Maar hoe we ook aandringen, echt bellen doet hij niet en Dél Magyar, een krant uit Szeged die de betrokken vrouw weet op te sporen, krijgt van haar een heel ander verhaal te horen: hoe die mensen in de bloedhitte dorstig langskwamen, en hoe ze hen aangeboden heeft iets te komen drinken en op haar erf in de schaduw uit te rusten.
Volgens opiniepeilingen steunt 75 procent van de Hongaren de regeringspolitiek. Maar de weerstand tegen het harde beleid groeit ook en in meerdere plaatsen zijn sinds kort groepen actief die humanitaire hulp geven. Die hulp is vooral op gang gekomen sinds begin vorige week een groep vluchtelingen met kleine kinderen een natte, koude nacht buiten voor het station in Szeged moest doorbrengen. Dat veroorzaakte een schok in de stad, en al snel hadden zich zo'n zestig vrijwilligers gemeld die zich bekommeren om hun welzijn. Daaronder zitten studenten, oudere huisvrouwen en een bioloog die na zijn werk een paar uur langs komt om blaren te prikken.
De linkse gemeente zorgde op hun verzoek voor wc's, waterkranen, opslagruimte en een keet, waar mensen kleding, eten, luiers en babyvoeding krijgen uitgereikt, allemaal spontane donaties van honderden burgers. "We vragen heel bewust niet om donaties. Dan kan ook niemand ermee frauderen. Als iemand namens ons spullen inzamelt, kun je zeker weten dat hij de boel belazert", zegt woordvoerder Mark Kékesi.
De Facebookpagina van de groep heeft inmiddels enkele duizenden volgers en media-aandacht voor het werk van de vrijwilligers zorgde dat ook elders in Hongarije, bijvoorbeeld in Boedapest, soortgelijke hulpgroepen zijn ontstaan. Maar ook, dat begin deze week een groep van pakweg 40 skinheads langskwam met het doel mensen te intimideren.

Wasbeurt

Het is nog steeds bloedwarm als ‘s avond een groep Pakistani bij het station arriveert. Ze zijn eerder
die dag door de politie aangehouden en geregistreerd. Ze hebben een polsbandje om hun pols gekregen, een treinkaartje voor hun reis naar een opvangkamp, plus, in goed Hongaars, een uitleg hoe daar te komen. De politie is overigens niet onvriendelijk, wat voor de meeste vluchtelingen al een enorme opluchting is na een wekenlange zwerftocht waarbij ze door de ene mensensmokkelaar zijn overgeleverd aan de volgende corrupte agent. Maar tolken zijn er niet en zelfs degenen die Engels spreken, moeten het met Hongaarse, dat wil zeggen eigenlijk geen informatie doen.
foto: Runa Hellinga
Scheerbeurt na drie dagen lopen
De Pakistani hebben drie dagen en nachten achter elkaar gelopen en een van hen kan alleen nog strompelen. Een vrijwilliger buigt zich met ontsmettingsmiddel en zalf over zijn kapotte voeten. De rest heeft vooral behoefte aan een wasbeurt. Ze krijgen zeep, shampoo, scheermesjes en nieuwe schoenen. Er is alleen een buitenkraan, maar na even aarzelen smeren ze toch maar shampoo in hun haar. Bij gebrek aan een spiegel helpt een vrijwilliger hen met scheren. Je ziet hen ontspannen onder het vriendelijke onthaal.
De hulppost in Szeged is slechts een tussenstop. De bedoeling is dat mensen de eerstvolgende trein nemen en zich zo snel mogelijk melden bij een opvangkamp. Maar niemand begeleidt hen op die reis en geen vluchteling wil echt in Hongarije blijven. Wie kan, reist meteen door. De meeste anderen houden het na een week een een overvol opvangkamp voor gezien en gaan alsnog naar West-Europa. De opvangmogelijkheden in Hongarije zijn met een kleine 1500 plaatsen uiterst beperkt, zelfs als de kampen inmiddels gemiddeld dertig procent meer mensen opvangen dan waarvoor ze gebouwd zijn. Onder het motto dat Hongarije vol zit wordt er geen nieuwe opvang bijgebouwd.
In Szeged belt een Syrische gezin driftig met familie in Duitsland. De opluchting is groot als blijkt dat een familielid al in Boedapest op hen staat te wachten. We reizen met dezelfde trein naar Boedapest, waar ze op het station innig worden omhelsd. Voor hen lijkt voorlopig het ergste achter de rug.
Wat verderop zoekt een groep Pakistani met hun Hongaarse aanwijzingen in de hand de weg naar het opvangkamp in Bicske, een kilometer of veertig van Boedapest. Ze spreken in het Engels een stationschef aan, maar die kijkt hen wat hulpeloos aan. Ze blijken naar een ander station te moeten, maar hun treinkaartje dekt het openbaar vervoer in Boedapest niet. Zwartrijden met de tram lijkt de enige optie. "Train?" "No, tram." Verbaasd kijken ze naar het voor hen onbekende voertuig in de verte. Het is trouwens al laat, de kans is groot dat er helemaal geen trein meer naar Bicske gaat. Verward trekken ze de nachtelijk stad in. Gelukkig is het nog steeds warm.

Geen opmerkingen: