Steun voor Ökotars |
Eind vorige week kreeg ik een paniekerige email: “Politie doet huiszoeking bij toneelgroep Krétakör!” De mededeling werd gevolgd door het dringende verzoek aan iedereen zo snel mogelijk naar de plaats des onheils te komen. Even later een nieuwe mail: de massale politieaanwezigheid bij het kantoor van de regeringskritische Hongaarse toneelgroep was toeval. Vlakbij was een ontmoeting tussen de Hongaarse premier Viktor Orbán en voormalig EU-topman José Manuel Barosso.
Vals alarm dus, maar de email
is veelzeggend. Een week eerder deed de politie huiszoekingen bij
milieuorganisatie Ökotars en bij Demnet, een organisatie die de ontwikkelingen
van democratische rechten in Hongarije ondersteunt. Niet alleen de kantoren,
ook woningen van medewerkers werden doorzocht.
Sindsdien vrezen regeringskritische
organisaties dat zij misschien de volgende zijn. Er is angst en alles lijkt
mogelijk. “Kan zoiets ons ook overkomen?” vraagt de secretaresse van een
mediaorganisatie zich bezorgd af als ze de beelden op tv ziet. Ze ziet de
politie al door haar woning marcheren.
Ökotárs, Demnet en de andere twee organisaties waarvan het belastingnummer werd ingetrokken, zijn
verantwoordelijk voor de verdeling van Noorse financiële steun aan
maatschappelijke organisaties in Hongarije en dat is de regering een doorn in
het oog. De fondsen zijn onderdeel van een samenwerkingsovereenkomst tussen
Noorwegen en de EU en vergelijkbaar met EU-steun aan sociale projecten in
Centraal-Europa. Belangrijk verschil: terwijl de Hongaarse regering zelf de
EU-fondsen mag verdelen, laat Noorwegen dat via onafhankelijke lokale organisaties
lopen.
Zover als Rusland, dat
vergelijkbare organisaties als ‘buitenlandse agenten’ in de ban heeft gedaan, gaan
de Hongaren niet. Maar midden april beschuldigde János Lázár, topman in het
bureau van premier Orbán, de Noren wel van inmenging in de binnenlandse
aangelegenheden van Hongarije. en premier Viktor Orbán heeft al enkele malen verklaard dat de kritische civiele organisaties volgens hem "buitenlandse belangen" vertegenwoordigen. Lázár publiceerde een lijst van dertien
organisaties die volgens hem ‘problematisch’ waren in dit verband. Daarop
stonden behalve Ökotars en Demnet onder meer mensenrechtenorganisatie,
anticorruptiewaakhonden, organisaties tegen vrouwen- en kindermishandeling en
de Budapest Gay Pride.
Omdat Ökotars als
milieuorganisatie goede contacten heeft met de groene oppositiepartij LMP is er
volgens Lázár sprake van buitenlandse en illegale partijfinanciering. Maar de
beschuldigingen variëren. De nieuwste is dat Ökotárs, dat af en toe
voorschotten verstrekt als organisaties op hun Noorse subsidie moeten wachten,
zich daarmee aan illegale bankpraktijken schuldig maakt.
Maar wat de beschuldiging
ook is, de kern is dat Lázár vindt dat de verdeling van de fondsen moet worden overgedragen
aan een regeringsbureau. Voor de betrokken organisaties zou dat rampzalig zijn.
De EU-fondsen gaan tegenwoordig vrijwel uitsluitend naar regeringsgetrouwe ontvangers.
Voor kritische organisaties zijn de Noren (en kleinere Zwitserse fondsen die
inmiddels ook onder vuur liggen) momenteel vrijwel de enige bron van inkomsten.
Het probleem, zegt
politiek analist Tamás Boros van Polity Solutions, is dat regeringspartij
Fidesz iedere kritiek als politieke aanval ziet en geen onderscheid maakt
tussen oppositiepartijen en maatschappelijke organisaties. “Maatschappelijke organisaties moeten uiteraard kritisch naar het beleid kijken, maar dat wordt door de regering gewoon als deel van de politieke oppositie gezien,” zegt Boros. En dat
rechtvaardigt alles dat die organisaties het leven moeilijk maakt: financieel afknijpen, aanvallen
in regeringsgezinde media, al dan niet terechte corruptieaanklachten.
In een recent interview
met de Süddeutsche Zeitung verwerpt regeringswoordvoerder Zotán Kovács deze
kritiek. Volgens hem hebben de organisaties gewoon de wet gebroken.Het is
volgens hem heel simpel om de regering vervolging van politieke opponenten te
verwijten. “De wet is de wet en daar moet iedereen zich aan houden.”