zaterdag 27 juli 2013

Partijleden eerst

Zoltán Toth in zijn buurtwinkeltje
Brood, melk, koffie, beleg: Zoltán Tóth verkoopt wat buurtgenoten zoal aan kleine boodschappen nodig hebben. Tot 1 juli verkocht hij ook sigaretten. Tabakswaren maakten dertig procent uit van de omzet in zijn buurtwinkeltje in het Hongaarse Szekszárd. Ze waren een belangrijke klantenbinder: wie binnenwipte voor sigaretten, nam vaak meteen iets anders mee.
 Maar sinds 1 juli mogen de Tóths geen sigaretten meer verkopen. Dat voorrecht is voorbehouden aan rond 5300 nieuwe staatstabakswinkels. 40.000 kleine Hongaarse winkeliers raakten daardoor in één klap een essentieel deel van hun assortiment kwijt. “Ik voel me als mijn grootvader toen de communisten zijn land en koeien hadden gestolen,” zegt Zoltán.
Het is een ramp voor de Tóths, want ze leven van hun winkeltje sinds zijn vrouw haar baan moest opgeven toen hun achtjarige autistische zoon leukemie kreeg. Ze dongen mee naar de vergunning voor een staatstabakswinkel en hadden goede hoop. Maar connecties met regeringspartij Fidesz bleken belangrijker dat gezinsomstandigheden of ervaring met sigarettenverkoop. Zo kreeg de zuster van de Szekszárdse Fidesz-burgemeester István Horváth een winkel, gemeenteraadslid Lajos Fajzi kreeg er twee en zijn broer maar liefst drie.
IJverig spitwerk van Hongaarse media levert overal hetzelfde beeld op: lijsten met lokale Fidesz-politici of hun familie die tabakswinkels in de wacht sleepten. Ook kregen werknemers en zakenrelaties van enkele regeringsgezinde grote ondernemingen honderden licenties. Premier Orbán ziet geen enkel probleem. “We kunnen onze aanhangers niet de rug toekeren alleen om te voorkomen dat ze politiek aangevallen worden,” zei hij in een radio-interview over de verdeling van de tabakswinkels.


woensdag 17 juli 2013

Verrassingen in de trein

"Welkom in Vác. Wij hopen dat u zich prettig voelt in onze stad," klinkt er bij aankomst op het station uit de luidsprekers. Reisde er stiekem een belangrijke hoogwaardigheidsbekleder mee in mijn trein? Is dit een nieuwe publiciteitscampagne van de Hongaarse spoorwegen? Ik heb geen idee, maar wat ik wel weet, is dat deze warme ontvangst mij nooit eerder ten deel is gevallen.
Het moet een bandje zijn, want het is dezelfde diepe mannenstem die wordt gebruikt voor alle vaste aankondigingen. Iedere tweede ochtend hoor ik die stem zeggen dat de trein daar en daarvandaan naar Boedapest zoveel minuten vertraging heeft, en hoor ik hem vragen om ons begrip en onze verontschuldigingen. Geen van beide heb ik eerlijk gezegd nog in overvloed te bieden, daarvoor komt het te vaak voor.

Voor het vertrek van iedere trein waarschuwt hij de reizigers dat de trein gaat rijden, en ze afstand moeten houden. Dat is geen overbodige luxe, maar soms een haast ondoenlijke taak bij de smalle perrons, zeker als aan de andere kant van zo'n perron ook net een trein langsrijdt. Dan voel je aan beide kanten de zuigwind en zie je mensen met een wat paniekerige blik in de ogen samenklonteren op het midden van de twee meter perronbreedte.
Verder vertelt de stem op welk perron welke trein te vinden is, welke trein hoe laat en waar aan komt en waar die naar toegaat, en wat voor soort kaartje je voor die trein nodig hebt. De meeste mededelingen worden meerdere malen herhaald en wie vaak met de trein reist, herkent die stem uit duizenden, want dezelfde man heeft voor heel Hongarije alle standaardteksten ingesproken.
Af en toe probeer ik me voor te stellen wat voor klus dat geweest moet zijn, voor duizenden stations al die vrijwel identieke, maar toch net afwijkende teksten inspreken. Dat het echt een besparing is, kan ik me eigenlijk niet indenken, want ergens in ieder station moet iemand zitten die op het juiste moment het juiste geluidsfragment start. Dat kan ongetwijfeld ook met een computer, maar dat zou vereisen dat het Hongaarse spoorsysteem inclusief seinen en wissels gecomputeriseerd is, en dat is het niet.
Voor hetzelfde geld zet je er gewoon iemand neer die de omroepberichten zelf uitspreekt, maar het is maar goed dat dat niet het geval is. De enkele keer dat er een mededeling is die buiten de collectie geluidsfragmenten valt, is daar echt geen woord van te verstaan. Dat is jammer, want meestal gaat het dan om echt essentiële informatie. Zoals een onverwachte spoorwijziging of een totaal uitgevallen trein. Dan zie je iedereen de hoofden bij elkaar steken en informeren of anderen wel begrepen hebben wat er werd gezegd.
Het omroepbeleid van het Hongaarse spoorwegbedrijf MÁV is een bron van permanente verrassing. Dat je in de trein zelf mededelingen krijgt, is sowieso hoogst uitzonderlijk. De oudste treinen hebben geen omroepsysteem, in de andere wordt het zelden gebruikt. En dan, op zekere dag zit je in een stoptrein waarin een nasale vrouwenstem bij elk station in drie talen (Hongaars, Engels en Duits) de plaats aankondigt, vertelt of je aan de linker of de rechterkant moet uitstappen, waarschuwt dat de deur dichtgaat, en alvast meedeelt welk station er daarna komt.
Dat zijn dus rond iedere stop vier aankondigingen, in drie talen. Gelukkig bleek het een eenmalig experiment, want van lekker lezen komt dan nog maar weinig. Een simpele aankondiging in drie talen welk station we binnenrollen, zou overigens voor veel reizigers niet weg zijn. De Hongaarse spoorwegen zijn namelijk notoir zuinigjes met plaatsnaamborden op het station.
(Dat geldt trouwens voor alle voormalige Oostbloklanden. Alsof ze de stationsnamen geheim wilden houden uit angst dat spionnen anders waardevolle informatie over de geografie van het land zouden vergaren.  Sommige communistische landen verkochten toeristen om die reden stadskaarten waarop hele buitenwijken op de verkeerde plek gesitueerd waren.)
Maar goed, ook zonder omroepster zie ik wel of het perron links of rechts zit. Wanneer ik echt dankbaar zou zijn voor een mededeling is, om maar een geval te noemen, als de trein waar ik op het beginpunt een half uur voor vertrek ben in gestapt, na die tijd van van bestemming verandert. Om tien voor elf 's avonds een trein naast je zien wegrijden, terwijl een ook vroeg ingestapte medepassagier plots met enige paniek in zijn stem constateert dat hij dacht dat wij in de trein naar Vác zaten, maar dat die blijkbaar net van het spoor naast ons vertrokken is, is op zijn zachtst gezegd onplezierig. Dankzij die medepassagier weet ik dat de fout niet bij mij lag.
Kijk, en in zó'n geval ben ik een groot voorstander van een dame die voor mijn part in tien talen omroept wat er aan de hand is. Maar wij moesten het doen met een schouderophalende stationsmedewerker die bevestigde dat helaas, ja, de trein naar Vác naar een ander spoor was verplaatst, en tja, jammer, maar de volgende trein ging echt pas een uur later. Bij thuiskomst werd me die avond niet verteld dat ik welkom was in Vác. Maar ik was desondanks blij er te zijn.

woensdag 3 juli 2013

Je neef op bezoek? Belasting betalen!

Balatonmeer: toeristenbelasting voor iedereen
Gábor Szabó stond zijn gras te maaien, toen zich een vriendelijke dame bij zijn poort meldde: ze kwam de toeristenbelasting innen en wilde zijn gastenboek zien. Gastenboek? Toeristenbelasting? “Ik ben toch geen hotel. Ik heb gewoon wat vrienden op bezoek,” sputterde Szabó, een misverstand vermoedend. Ja precies, meende de dame kordaat, en iedere gast moest per nacht 390 forint (1,30 euro) toeristenbelasting betalen.
Om haar woorden te onderstrepen, duwde ze hem een officieel document onder zijn neus: “Toeristenbelasting moet ook worden betaald als de eigenaar uit hartelijkheid (zonder tegenprestatie, op basis van familiebanden of vriendschap) gasten heeft.” Of Szabó daarom maar even 21840 forint op tafel wilde leggen, de belasting die hij verschuldigd was voor acht gasten die een week waren gebleven.
Ergens in 1972, in de communistische tijd, kwam een ambtenaar op het lumineuze idee dat mensen die bij een ander logeerden, ook toeristen waren en dus toeristenbelasting moesten betalen. Leuk meegenomen was dat je zo ook nog een centje ving bij de tallozen die beweerden vrienden of familie op bezoek te hebben terwijl ze in werkelijkheid kamers verhuurden.
De wet werd nooit afgeschaft, maar de controle van private personen bleek lastig. In de meeste gevallen kregen daarom alleen hotels en pensions de belasting opgelegd. Maar met krapper wordende gemeentebudgetten ontdekken meer en meer Hongaarse gemeenten toeristenbelasting op logerende vrienden en familie als een potentieel aantrekkelijke bron van inkomsten.
Balatonszemes, waar Szabó zijn vakantiehuis heeft, besloot in april de inning van toeristenbelasting serieuzer aan te pakken. Afgelopen jaar haalde de gemeente drie miljoen forint, een luttele 4500 euro, binnen. Met een beetje actiever controlebeleid moet dat 45 miljoen kunnen worden, is de verwachting. En dus worden huiseigenaren  in Balatonszemes, en in vele andere gemeenten rond het Balatonmeer, gevraagd om het officiële gastenboek waarin ze horen bij te houden wie er bij hun heeft overnacht. Wie zo’n boek niet heeft, krijgt als hij pech heeft een boete.