Synagoge in Budapest |
Wie met het beeld van tierende skinheads op zijn netvlies de joodse wijk van Boedapest inloopt, ziet ook een andere werkelijkheid. Met 100.000 zielen heeft de Hongaarse hoofdstad de derde joodse gemeenschap van Europa. Er is een bloeiend cultureel leven, een toenemend aantal koosjere restaurants en winkels, en niemand ziet reden om de 14 synagogen of de drie joodse scholen in Boedapest speciaal te bewaken.
Zoals premier Viktor Orbán tijdens het congres constateerde: “Ik weet dat hier joodse leiders komen uit landen waar antisemitisme het leven van schoolkinderen heeft geëist. En van landen waar mensen zijn omgekomen bij bomaanslagen op synagogen. Niets van dat alles is tot nu toe in Hongarije gebeurd.”
Antisemitisme in Hongarije is vooral verbaal, bevestigt Péter Feldmajer, leider van de Hongaarse joodse gemeenschap. Maar dat verbale geweld neemt toe. En dat resulteert uiteindelijk vaak in echt geweld, zoals de voorzitter van het Hongaarse Raoul Wallenbergcomitée (en medeoprichter van regeringspartij Fidesz) afgelopen week ondervond toen hij door voetbalsupporters werd neergeslagen omdat hij hen aansprak op hun Sieg Heil-gebrul.
Orbán benadrukt graag de reeks maatregelen tegen antisemitisme, zoals de wet tegen hatespeech, die zijn regering heeft aangenomen. Onder zijn bewind kwam ook het Holocaust-herdenkingscentrum tot stand, waar schoolkinderen minstens één keer in hun schoolcarrière heen moeten. Hongarije is een van de weinige landen met een officiële Holocaust-herdenkingsdag en het onderwerp is sinds kort verplichte eindexamenstof. Volgens een nieuw plan kunnen scholen subsidie krijgen als ze naar Auschwitz willen. Dat was wel eens anders, zegt regeringswoordvoerder Ferenc Kumin: “Vroeger sloegen geschiedenisleraren de Holocaust vaak over of ontkenden hem zelfs.”
Toch wordt het Orbán vaak verweten, ook tijdens het Wereldcongres, dat hij geen afstand neemt van Jobbik, de antisemitische partij die sinds 2010 zitting heeft in het Hongaarse parlement. In een Israëlische krant deed de premier dat afgelopen week wel: “Als we de democratie willen beschermen, moeten we een duidelijk standpunt tegen Jobbik innemen. Jobbik heeft een ideologie ontwikkeld die de mensenrechten van joden duidelijk schendt, zowel als personen, en als gemeenschap.”
Tegenover die heldere taal staat de dubbele houding waarmee zijn partij het historische antisemitisme in Hongarije benadert en de rol die het land in de oorlog speelde. Aan de ene kant was er Fidesz-fractievoorzitter Antal Rógan, die samen met oppositieleiders Gordon Bajnai en Attila Mesterházy sprak bij een demonstratie tegen de oproep van een extremistische Jobbik-parlementariër die had opgeroepen om lijsten te maken joden op belangrijke functie.