zondag 12 mei 2013

Antisemitisme: een verdiend imago?

Synagoge in Budapest
Honderden extremisten, protesterend tegen het Joodse Wereldcongres afgelopen week in Boedapest: het was geen fraai gezicht en bevestigde de internationale zorg over groeiende antisemitisme in Hongarije. Die zorg was zelfs de aanleiding geweest om de zitting van het congres van Jeruzalem naar Hongarije te verplaatsen. “Vandaag vragen joden in dit land zich opnieuw af of ze weg moeten gaan,” zei voorzitter Ronald S. Lauder in zijn openingsspeech.
Wie met het beeld van tierende skinheads op zijn netvlies de joodse wijk van Boedapest inloopt, ziet ook een andere werkelijkheid. Met 100.000 zielen heeft de Hongaarse hoofdstad de derde joodse gemeenschap van Europa. Er is een bloeiend cultureel leven, een toenemend aantal koosjere restaurants en winkels, en niemand ziet reden om de 14 synagogen of de drie joodse scholen in Boedapest speciaal te bewaken.
Zoals premier Viktor Orbán tijdens het congres constateerde: “Ik weet dat hier joodse leiders komen uit landen waar antisemitisme het leven van schoolkinderen heeft geëist. En van landen waar mensen zijn omgekomen bij bomaanslagen op synagogen. Niets van dat alles is tot nu toe in Hongarije gebeurd.”
Antisemitisme in Hongarije is vooral verbaal, bevestigt Péter Feldmajer, leider van de Hongaarse joodse gemeenschap. Maar dat verbale geweld neemt toe. En dat resulteert uiteindelijk vaak in echt geweld, zoals de voorzitter van het Hongaarse Raoul Wallenbergcomitée (en medeoprichter van regeringspartij Fidesz) afgelopen week ondervond toen hij door voetbalsupporters werd neergeslagen omdat hij hen aansprak op hun Sieg Heil-gebrul.
Orbán benadrukt graag de reeks maatregelen tegen antisemitisme, zoals de wet tegen hatespeech, die zijn regering heeft aangenomen. Onder zijn bewind kwam ook het Holocaust-herdenkingscentrum tot stand, waar schoolkinderen minstens één keer in hun schoolcarrière heen moeten. Hongarije is een van de weinige landen met een officiële Holocaust-herdenkingsdag en het onderwerp is sinds kort verplichte eindexamenstof. Volgens een nieuw plan kunnen scholen subsidie krijgen als ze naar Auschwitz willen. Dat was wel eens anders, zegt regeringswoordvoerder Ferenc Kumin: “Vroeger sloegen geschiedenisleraren de Holocaust vaak over of ontkenden hem zelfs.”
Toch wordt het Orbán vaak verweten, ook tijdens het Wereldcongres, dat hij geen afstand neemt van Jobbik, de antisemitische partij die sinds 2010 zitting heeft in het Hongaarse parlement. In een Israëlische krant deed de premier dat afgelopen week wel: “Als we de democratie willen beschermen, moeten we een duidelijk standpunt tegen Jobbik innemen. Jobbik heeft een ideologie ontwikkeld die de mensenrechten van joden duidelijk schendt, zowel als personen, en als gemeenschap.”
Tegenover die heldere taal staat de dubbele houding waarmee zijn partij het historische antisemitisme in Hongarije benadert en de rol die het land in de oorlog speelde. Aan de ene kant was er Fidesz-fractievoorzitter Antal Rógan, die samen met oppositieleiders Gordon Bajnai en Attila Mesterházy sprak bij een demonstratie tegen de oproep van een extremistische Jobbik-parlementariër die had opgeroepen om lijsten te maken joden op belangrijke functie.


vrijdag 3 mei 2013

Vrijheid is niet totalitair

Grondwetstaat... mag blijven
Het Vrijheidsplein in Boedapest mag zijn naam behouden. Hoewel veel mensen die naam met het
communisme associëren hoeft de gemeente die niet te veranderen, want de term vrijheid verwijst niet per se naar een totalitair politiek systeem. Tot die conclusie komt een commissie van wijzen van de Hongaarse Academie van Wetenschappen. De commissie was om haar mening gevraagd, omdat een gemeente twijfelde of haar Vrijheidsstraat voldeed aan de wet op ongewenste totalitaire straatnamen die de regering vorig jaar aannam en die vooral bedoeld was om een einde te maken aan straatnamen uit de communistische tijd.
Openbare plaatsen mogen sinds vorig jaar niet meer worden vernoemd naar personen die betrokken waren bij de totstandkoming of instandhouding van het totalitaire regime van de 20ste eeuw, of naar termen en organisaties die met zo’n regime te maken hebben. Daarom werd het Moskouplein eerder al omgedoopt en verloor ook de Amerikaanse president Roosevelt zijn plein in Boedapest: hij ondertekende het verdrag van Jalta, waardoor Hongarije in het communistische kamp terechtkwam.
Maar veel gemeenten wisten niet precies waar ze aan toe waren. Daarom kwam de Academie op verzoek van de regering onlangs met een officiële lijst van bruikbare, onwenselijke en twijfelachtige namen. Vrijheid mag dus. Ook vrede, vooruitgang en republiek zijn door het oog van de naald gekropen, net als constitutie. Constituties zijn niet uitsluitend het voorrecht van dictaturen en een verbod betekent bovendien dat het Grondwettelijke Hof zijn naam moet veranderen, aldus de Academie.
De 1 Meistraat mag ook, maar Bevrijdingsstraat en Raadsplein gaan echt te ver, want de bevrijding verwijst naar de komst van het Rode Leger in januari 1945 (voor veel joden destijds zeker een bevrijding) en bij de raden gaat het om arbeidersraden en dergelijke. Communistische politici mogen natuurlijk niet, maar ook kunstenaars zijn gesneuveld, zoals de Russische schrijver Maxim Gorki. Maar de Hongaarse dichter Attila József mag blijven, ondanks zijn communistische sympathieën.
Net zo interessant als de namen op de lijst zijn de namen die ontbreken. En dan valt op dat de nadruk wel zeer eenzijdig op het communisme ligt. Hongaarse en buitenlandse fascisten komen niet op de lijst voor. Er staan twee mensen uit rechtse hoek op de lijst, en in beide gevallen ziet de academie geen probleem. Afwezig zijn de Nazisympathisanten Albert Wass en József Nyír, schrijvers over wie veel commotie ontstond, toen hun werk op een lijst met aanbevolen schoolliteratuur verscheen. Naar Wass, ooit veroordeeld wegens de moord op een aantal joden, zijn inmiddels al meerdere straten vernoemd. Dat geldt ook voor admiraal Miklós Horthy, Hongarije's staatshoofd voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog en tot 1944 een bondgenoot van Hitler. Ook over hem zwijgen de wetenschappers.
Nieuwe straatnamen zijn overigens een dure grap, niet alleen voor gemeenten, maar ook voor bewoners. Denk aan alle inschrijvingen bij kadasters, burgerlijke standen en kamers van koophandel. Daarom doen tientallen gemeenten tot nu toe alsof ze zich niet realiseren dat hun Lenin- en Jonge Arbeidersstraat ongewenst zijn. De vraag is hoe lang nog, met deze officiële lijst.