maandag 5 november 2012

Goede contacten, daar gaat het om

József Göndöcs was er eigenlijk van overtuigd dat hij het recht zou krijgen op de pacht van 36 hectare grasland bij Somogysárd, dertig kilometer van het Hongaarse Balatonmeer. Bij de toewijzing hadden dorpelingen voorrang en bovendien was het land bestemd voor veehouderij. Als enige veeboer in het dorp leek Göndöncs weinig rivalen te hebben voor de weilanden van de voormalige paardrijschool van de nationale politie.
Toch viste hij achter het net. De grond, die oorspronkelijk deel uitmaakte van de inmiddels gesloten paardrijacademie van de nationale politie, werd toegewezen iemand die niet in de buurt woont, maar de zoon is van een dierenarts die regionaal een belangrijke rol speelt in regeringspartij Fidesz. De huidige pachter doet niets met de grond behalve het gras af en toe maaien. “Het gaat hem alleen om de 60.000 forint (210 euro) EU-landbouwsubsidie die je per hectare krijgt,”  meent Göndöcs.
Voor hem kwam de klap dubbel hard aan. Toen het dorp de grond nog beheerde, moest iemand het terrein op orde houden en daarom mocht hij het gras afmaaien, en dat had hij hard nodig. Nu moet hij inkrimpen, want hij heeft te weinig graasland voor de vijftig koeien die hij houdt.
Wie de regering hoort, zou denken dat kleine familiebedrijven op grote steun kunnen rekenen. De werkelijkheid is anders. Enkele maanden geleden trad staatssecretaris (en Fidesz-parlementariër) József Ángyán af uit protest tegen het feit dat overal in Hongarije massaal staatsgrond wordt verpacht aan regeringsgetrouwe mensen en bedrijven, terwijl lokale boeren met lege handen achterblijven.
Ángyán wordt in eigen partij inmiddels verguisd vanwege het onderzoek dat hij in drie provincies deed naar de uitgifte van pachtcontracten. Volgens hem heeft een kleine club Fidesz-getrouwen daar inmiddels 80 procent van de verpachte staatsgrond in handen en hebben lokale boeren vaak het nakijken. Weliswaar beperkt de wet hoeveel grond één persoon mag beheren, maar door contracten op naam van gezinsleden of een eigen bedrijf te stellen kan één familie enorme lappen land huren. In Felcsút, geboortedorp van premier Viktor Orbán, vergaarde de burgemeester zo meer dan 1200 hectare. Ook de familie Orbán beheert rond Felcsút inmiddels ware landerijen.
 De landbouw is niet de enige sector met dit soort problemen. Volgens de anticorruptieorganisatie Transparency International (TI) is “de Hongaarse staat in beslag genomen door krachtige belangengroepen.” Noemi Alexa, directeur van TI in Hongarije: “Het hele wetgevingsproces en de verstrengeling van zakelijke en politieke belangen worden steeds ondoorzichtiger en de positie van controleorganen zoals de Rekenkamer steeds zwakker.”
Om welke belangengroepen het gaat, heeft de website Atlatszo.hu (Transparantie) op een rijtje gezet. Volgens Tamás Bodoky, een van de bij de website betrokken onderzoeksjournalisten, betreft het een netwerk van mensen die elkaar vaak al uit hun studietijd kennen en toen betrokken waren bij het ontstaan van Fidesz. Nu hebben ze sleutelposities in het financiële en economische overheidsapparaat in handen.

Daarbij is een hoofdrol weggelegd voor een viertal bedrijfsconglomeraten die geleid worden door Fidesz-mensen. Het eerste is het media-imperium van Lajos Simicska, een studievriend van premier Orbán en in de jaren negentig een financieel brein in de partij. Tweede is een groep landbouw- en energiebedrijven van advocaat Zsolt Nyerges, een vriend van Simicska. Derde is de nationale ontwikkelingsbank MFB, die zich ontwikkeld heeft tot vertegenwoordiger van de overheid op de financiële markt. En dan is er nog het wegenbouwbedrijf Betonút, dat de afgelopen twee jaar zoveel overheidsopdrachten kreeg dat het onlangs nieuws was toen een wegenbouwcontract naar een ander bedrijf ging.
Mensen die de afgelopen tien jaar sleutelfuncties in deze bedrijven hadden, zitten nu in topposities bij onder meer de ministeries van Nationale Ontwikkeling (Economische Zaken) en Plattelandsontwikkeling, de belastingdienst, de staatsloterij, het Nationale Toeristenbureau, het Nationale Elektriciteitsbedrijf en de afdelingen die wegen en rijksgebouwen bouwen en beheren. Dat legt de vier conglomeraten geen windeieren.
Volgens TI worden overheidsopdrachten vaak zo geformuleerd dat de winnaar bij openbare uitschrijvingen bij voorbaat vaststaat. Het resultaat: in 2011 dong bij vijftig procent van de overheidsopdrachten uiteindelijk maar één bedrijf mee naar het contract. En dat is zelden het goedkoopste, maar het bedrijf met de beste contacten. Volgens Alexa is daar ook vaak EU-geld mee gemoeid, reden waarom zij voor strengere controle op EU-fondsen pleit.

1 opmerking:

Willem zei

Ik krijg wel eens de indruk dat Hongarije geen idee heeft van de hoeveelheid geld die vanuit Europa naar het land vloeit... Anti Europese sentimenten zijn er genoeg, dankbaarheid voor alles wat er deze kant op is gekomen is ver te zoeken. Begrijpelijk, als je dit leest. De gewone man vist achter het net, en merkt hooguit dat de wegen wat begaanbaarder zijn geworden. Het geld lijkt uitsluitend bij wat slimme zakenlieden terecht te komen. Wat zich minder vlot laat verklaren is dat Orbán Viktor en zijn partij die anti Europese gevoelens van ruime voeding voorzien, terwijl ze zichzelf en hun vriendenkring verrijken met alles wat er in Europa zoal aan subsidies te halen valt. Misschien een staaltje van wat we in Nederland populisme noemen?