donderdag 28 april 2011

Beter laat dan nooit

Pijnlijke beelden deze week in het Hongaarse Gyöngyöspata: geüniformeerde rechtsradicalen die 'orde op zaken' komen stellen in het dorp, zigeuners die door het Internationale Rode Kruis worden geëvacueerd (of op een 'al lang vooraf geplande picknick' gaan), politie die machteloos toekijkt, en afgelopen dinsdagnacht, iets wat er al weken aan zat te komen: een knokpartij tussen extreemrechts en zigeuners, waarbij vijf gewonden vallen.
Al zes weken lang intimideren geüniformeerde extremisten de lokale zigeuners in Gyöngyöspata, en wat vooral opvalt is de totale onhandigheid waarmee de zaak door de autoriteiten wordt aangepakt. Ik geloof niet dat premier Viktor Orbán of de regering gelukkig zijn met wat er gebeurt, maar gelijktijdig is er duidelijk huiver om het probleem aan te pakken.
Want laten we eerlijk zijn: niet alleen de aanhangers van de extreemrechtse Jobbik en de nog rechtsere organisaties die nu in Gyöngyöspata de kop opsteken, hebben iets tegen zigeuners. Anti-romagevoelens worden door het overgrote deel van de Hongaren gedeeld, ook door mensen die op Orbán stemmen of op de socialisten. De term 'zigeunercriminaliteit' die Jobbik in zijn propaganda gebruikt, slaat zo makkelijk aan, omdat iedereen er, terecht of onterecht. meteen een beeld bij heeft: gestolen kippen, leeggestolen groententuinen, diefstallen uit de plaatselijke dorpswinkel, wasgoed dat van de lijn verdwijnt. Van zulke diefstallen worden ze in de ogen van sommigen heel rijk: ik hoorde laatst iemand op de radio zeggen dat alle zigeuners in een Mercedes rijden.
Maar Orbán gaat er duidelijk vanuit dat het begrip van zijn aanhang voor extreemrechts zijn grenzen heeft, en dat die grenzen na de gebeurtenissen van afgelopen week zijn bereikt. "Nu zijn we in de situatie waarin het hele land denkt dat dit niet goed is, dat dit in de richting van geweld gaat en dat we mensen moeten beschermen voor geweld (...) Tot nu toe was er geduld en begrip, maar dat is nu voorbij," zei de Hongaarse premier vanochtend op de commerciële TV-zender TV2 naar aanleiding van de gewelddadige gebeurtenissen dinsdagavond, die door de politie als een provocatie van extreemrechts worden omschreven.
De wetgeving gaat aangepast worden om het makkelijker te maken om geüniformeerde groepen aan te pakken. Volgens het wetsvoorstel kun je in toekomst drie jaar in de gevangenis belanden als je bewust en georganiseerd door middel van al dan niet terechte beschuldigingen paniek creëert om zo stemming te maken tegen een nationale, etnische of religieuze groepering. Ongeveer althans, juridische taal is nu eenmaal niet de simpelste.
Hongaren zijn we, daarna pas zigeuners.
Beter laat dan nooit, maar toch. Het lijkt onwaarschijnlijk dat er daarvoor echt geen mogelijkheid was om die paramilitairen aan te pakken. En als die mogelijkheid er niet was, waarom moest het dan zo lang duren voor dit wetsvoorstel er kwam? Per slot van rekening heeft deze regering de afgelopen maanden herhaaldelijk getoond dat nieuwe wetten in een mum van tijd tot stand kunnen komen als men dat nodig vindt.
Weken geleden zei staatssecretaris Balog, die zich met Roma-zaken bezighoudt, al dat het natuurlijk niet kon dat paramilitaire groeperingen angst zaaiden in dorpen. En toch gebeurde het, niet alleen in Gyöngyöspata. Af en toe is er de afgelopen weken wel halfslachtig opgetreden, maar binnen de kortste keren stonden de kaalkoppen weer in de straat.
Met als gevolg dat in dorpen, waar de verhoudingen eerder misschien niet blakend waren, maar ook niet overdreven slecht, mensen nu wederzijds in angst en wantrouwen leven. Wie hoopte dat de problemen zich vanzelf zouden oplossen, zoals de regering leek te doen, moet toch eens ter plekke gaan praten.
Je mag hopen dat de nieuwe wet ervoor zal zorgen dat de politie in toekomst niet alleen toekijkt en voorkomt dat de twee groepen met elkaar slaags raken, maar actief ingrijpt als zich weer ergens een groep geüniformeerden meldt om de lokale zigeuners te terroriseren. In Gyöngyöspata gonst het nu van de agenten,  Maar het kwaad dat in het dorp gezaaid werd, is daarmee natuurlijk niet zomaar uit de wereld. Onderlinge angst en wantrouwen ban je nu eenmaal niet uit met een wet.

zondag 17 april 2011

PRANGENDE VRAAG

Een Hongaars feestje, gisteren: de gastheer had voor een grote pot gulyás gezorgd, die boven een gasring in een oliedrum eindeloos stond te pruttelen, en voor mineraalwater en een paar blikken bier. De gasten kwamen één voor één binnendruppelen met zoete en zoute koekjes, een stapel pannenkoekjes met kwark en eentje met chocolade, kleine worstenbroodjes, een fles palinka, wijn, een taart, een paar pakken sap. Dé manier om een feest te organiseren zonder dat het je als gastheer opbreekt.
Vrijwel onvermijdelijk stelt iemand op zo'n feest op zeker moment de wat verbaasde vraag waarom een paar Nederlanders in Hongarije wonen. Op dit feest klonk de vraag nog wat prangender, want net daarvoor had een aantal mensen verteld dat ze er serieus over dachten om uit Hongarije weg te gaan. Gemopperd wordt er vaker, maar het was voor het eerst dat ik mensen in Hongarije hoorde zeggen dat ze echt weg willen. Hongaren emigreren niet snel, behalve in noodsituaties zoals 1956. Familie is te belangrijk om achter te laten. En als ze weggaan, komen ze meestal wel terug.
Misschien juist daarom dat Hongaren de vraag waarom je in Hongarije woont, regelmatig stellen, ook wildvreemde mensen met wie je net vijf minuten lang voor het eerst een gesprek hebt gevoerd. En altijd op dezelfde verbaasde toon, alsof ze geen enkele reden kunnen bedenken waarom een mens hier zou willen wonen, zelfs als ze zelf een groen-wit-rode vlag op hun jasje hebben gestikt. Hooguit vragen ze vervolgens of het waar is dat Nederlanders huizen in Hongarije kopen omdat ze bang zijn dat Nederland als gevolg van de klimaatsverandering overstroomt.
Zelf vind ik zo'n feest op zich een goede reden. Dat je een feest kunt maken zonder de hulp van een Allerhande die je uitlegt hoe je 'een gezellige barbecue met vrienden' organiseert waarbij de tafel 'zomers' versierd dient te worden en er tientallen liflafjes op tafel moeten komen, simpel uiteraard, maar o zo exotisch: dat vind ik iets hebben. Ik vind een prachtig gedekte tafel schitterend, maar dat het simpeler kan, vind ik ook erg mooi. Dat is een kunst die we in Nederland een beetje vergeten zijn. De wijze waarop bij onze buren in het dorp de gezamenlijke arbeid van de varkensslacht een aanleiding is tot een familiebijeenkomst, waar ook de kleinkinderen van de universiteit voor naar Oma en Opa reizen, vind ik prachtig.
Hongarije mag niet het mooiste land ter wereld zijn, maar de Hongaarse natuur is mijn soort natuur.  Het land mist spectaculaire bergen, woeste kusten, adembenemende woestijnen of ijsbergen. De Himalaya is natuurlijk  overweldigend mooi, maar hoog in de bergen ben ik bang, en bij slecht weer voel ik me in een bergdal zo nietig worden dat het me ronduit deprimeert. Woestijnen vind ik prachtig voor de vakantie, maar wonen doe ik liever in een landschap dat groen is dankzij een regelmatige regenbui.
Afrikaanse wildparken zijn zonder meer een belevenis, maar het platteland van Noord-Hongarije, met zijn vriendelijke glooiingen, zijn afwisseling van landbouw en bos, zijn veelvoud aan wilde bloemen en diversiteit aan vogels kan me zeer bekoren, al is het maar omdat ik er te voet doorheen kan wandelen zonder achter ieder bosje een leeuw of, nog veel gevaarlijker, een nijlpaard te hoeven vrezen. Een vos of een hert is niet hetzelfde als een neushoorn, maar maakt me ook blij. En Hongarije heeft, wat Nederland niet meer echt kan bieden: stilte en ruimte.
Maar ik geef toe: er is de afgelopen twintig jaar wel wat veranderd in Hongarije. En dan heb ik het niet over de materiële omstandigheden of over de natuur. Als één ding begin jaren negentig in Hongarije opviel, dan was het de positieve instelling en het pragmatisme van de Hongaren.
Hongarije was bijvoorbeeld het enige voormalige communistische land dat het probleem van de teruggave van onroerend goed simpel oploste. De eerste post-communistische premier József Antall stelde zeer terecht dat je het probleem van door de communisten geconfisqueerd onroerend goed nooit echt kunt goedmaken: huizen waren in de tussentijd weer verkocht, soms gesloopt en vervangen door een ander gebouw. Rechtvaardigheid tegenover de een is vrijwel zeker onrechtvaardigheid tegenover een ander.
Boeren kregen een bepaalde hoeveelheid land terug (maar niet persé hun oude stuk land), maar wie een huis kwijt was geraakt, moest het doen met compensatiebonnen waarmee je aandelen in geprivatiseerde staatsbedrijven kon krijgen. Daar was ongetwijfeld niet iedereen gelukkig mee, maar het probleem was wel uit de wereld, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een land als Roemenië, waar nieuwe bewoners door oude eigenaren uit hun huiswerden gezet en tot de dag van vandaag processen over onroerend goed lopen.
Dat besluit tekende het pragmatisme van de Hongaren in die jaren. Mensen hadden hoop en maakten plannen. We hadden een buurman die een sokkenbreimachine aanschafte om namaak-Adidas-sokken te produceren. Misschien niet helemaal legaal (toen we hem dat vertelden, was hij oprecht verbaasd), maar de man had een plan, deed er wat mee en maakte er een succes van.
Vandaag de dag is het moeilijk om nog iemand met een plan te vinden. Eerder ook al, maar zeker sinds 2006 zie je het pessimisme, dat de Hongaren van oudsher toch al niet vreemd was, alleen maar toenemen. Daar zijn allerlei redenen voor: politieke, economische, maar ik ga hier geen schuldigen aanwijzen, ik constateer alleen een feit. Toen de rechtse regeringspartij Fidesz vorig jaar de verkiezingen won, leek me dat niet zo slecht, niet zozeer omdat het mijn partij was, maar omdat ik zag dat veel Hongaren optimistischer waren dan ze in lange tijd waren geweest en Fidesz met zijn meerderheid de mogelijkheid om een aantal zaken eindelijk goed te regelen.
Daar is inmiddels weinig meer van over. Volgens recente opiniepeilingen vindt zestig procent van de mensen het regeringsbeleid inmiddels niet meer goed. En dan hebben we het niet over de mediawet, de nieuwe grondwet en het feit dat Fidesz haar meerderheid als een excuus ziet om wetgeving zonder enig overleg en naar eigen goeddunken aan te passen, vaak niet om problemen van het land op te lossen, maar problemen van de partij zelf.
Dat was op het feestje voor veel mensen wel een gesprekspunt, maar eerlijk gezegd houden buiten de Hongaarse intellectuelen betrekkelijk weinig mensen zich daarmee bezig. Hun gaat het om belastingmaatregelen waardoor juist degenen met een lager inkomen, minder zijn gaan verdienen. Om het feit dat de energieprijzen toch omhoog gaan, hoewel Fidesz beloofd had dat niet zou gebeuren. Dat soort zaken.
Beter zal het niet worden. Net deze week kondigde de regering aan dat, in het kader van de noodzakelijke bezuinigingen, de werkloosheidsuitkering van negen naar drie maanden terug wordt gebracht. Tegelijkertijd wordt er bezuinigd op arbeidsbureaus die mensen aan een nieuwe baan kunnen helpen. En dat in een land met rond de twaalf procent werkloosheid. Ik moet bekennen, met zulke besluiten is het moeilijk om optimistisch te blijven.

vrijdag 15 april 2011

NIEUWE GRONDWET

Bescherming van het embryo, een lijst met verdiensten waar Hongaren constitutioneel trots op moeten zijn, een grondwettelijke ontkenning van de Hongaarse verantwoordelijkheid voor de Holocaust: het zijn zomaar wat punten uit de nieuwe grondwet die het Hongaarse parlement komende maandag officieel aanneemt. Volgens juristen verzwakt de nieuwe constitutie de mensenrechten in Hongarije en krijgt de staat aanzienlijk meer macht.
Begin deze week stemde het Hongaarse parlement, of althans de regeringsfractie in het parlement, al over de laatste amendementen. Zo werd de forint vastgelegd als Hongaarse munt: een duidelijkere boodschap aan de EU dat deze regering geen boodschap heeft aan de euro kan het land nauwelijks afgeven. Op het allerlaatste moment is ook grondwettelijk bepaald dat rechters met 62 in plaats van 70 jaar met pensioen moeten. Samen met andere maatregelen heeft dat grote gevolgen voor de onafhankelijke rechtspraak.
Fidesz noemt de nieuwe constitutie een historische afrekening met het communisme, waar de huidige grondwet zijn wortels zou hebben. “De huidige wet stamt uit 1949. Hongarije is het enige post-communistische land dat na 1990 geen nieuwe grondwet heeft aangenomen,” aldus József Szajer, Fidesz-Europarlementariër, de man die de nieuwe constitutie volgens eigen zeggen "op zijn IPad tikte". Formeel is dat waar zijn, feitelijk werd de communistische grondwet eind 1989 in onderhandelingen tussen communisten en oppositie (waaronder Fidesz zelf) zo totaal herschreven, dat constitutionele juristen soms grappen dat zo ongeveer alleen het zinnetje ‘Boedapest is de hoofdstad” overeind bleef. De meeste juristen zijn het er wel over eens dat de wet best een opknapbeurt kon gebruiken (zo zou dat jaartal van 1949 eruit moeten), maar menen ook dat hij in principe voldeed aan alles waar een democratische grondwet aan moet voldoen.
Fidesz zag echter een historische kans. Voor de partij is de nieuwe grondwet ook de afronding van wat premier Orbán ‘de revolutie in het stemhokje’ noemt, de verkiezingsoverwinning die de partij in mei vorig jaar een tweederde meerderheid in het parlement bezorgde. Wat de partij stelselmatig vergeet te vermelden, is dat die meerderheid vooral aan het kiesstelsel te danken is. In stemmen kreeg Fidesz 53 procent van de kiezers achter zich. Tegenstanders wijzen er dan ook op dat 47 procent van de Hongaren in deze grondwet geen inbreng heeft gehad en zich er niet in herkent.
Een belangrijk kritiekpunt is dat er geen publiek debat over de grondwet geweest. Maatschappelijke organisaties werden helemaal niet in het proces betrokken. Een door de oppositie gevraagd referendum wees de regeringspartij af, hoewel uit recente opiniepeilingen blijkt dat zestig procent van de bevolking voor zo'n volksraadpleging zou zijn.
Wel is er een enquêteformulier verstuurd, met achttien vragen erop over de grondwet, waar mensen hun mening over konden geven. Daarvan schijnen er ruim 800 duizend terug te zijn gestuurd. Een geweldig succes, aldus Szajer. Wat met de inhoud van die enquêtes is gebeurd, is een groot raadsel, want tussen de uiterste inzendtermijn en de laatste stemmingen over amendementen zat iets van twee weken. Het is tamelijk onwaarschijnlijk dat al die formulieren in zo'n korte tijd zijn bekeken en verwerkt.
De oppositie heeft grotendeels geweigerd aan de voorbereidingen mee te werken. De socialistische MSzP haakte als eerste af, nadat duidelijk werd dat de Fidesz-meerderheid in de parlementaire grondwetscommissie ieder voorstel van die partij afwees. Ook de groene LMP stapte uiteindelijk uit de commissie.
Zelfs de extreemrechtse Jobbik stemde maandag niet meer mee, boos omdat een amendement dat land en water alleen nog maar aan Hongaren mogen worden verkocht, door Fidesz werd verworpen. “Daarmee is de maatschappelijke draagkracht van deze grondwet zeer zwak”, aldus de constitutionele jurist en voormalige Hongaarse ombudsman László Majtényi. Eenenveertig procent van de Hongaren blijkt een nieuwe grondwet sowieso niet nodig te vinden.
De nieuwe constitutie legt vooral de conservatieve en nationalistische ideologie van de regeringspartij vast. Vooral de preambule is een wonderlijke opsomming standpunten en ideeën. Zo moeten Hongaren in toekomst grondwettelijk trots zijn op "de magnifieke intellectuele scheppingen van het Hongaarse volk".
Het christendom geldt als “fundament van de natie”, terwijl andere godsdiensten worden “gerespecteerd.” De middeleeuwse Heilige Kroon, ooit gedragen door koningen die niet alleen over Hongarije, maar ook over Servië, Roemenië en Slowakije heersten, is het nieuwe symbool van nationale eenheid.
Homo-organisaties maken zich zorgen over de bepaling dat het huwelijk wordt een exclusieve verbintenis tussen man en vrouw wordt. Opmerkelijk is ook dat belangrijke onderdelen van het regeringsbeleid, zoals belasting- en pensioenwetgeving in de grondwet worden vastgelegd, wat betekent dat toekomstige regeringen die alleen kan wijzigen via een wijziging van de constitutie zelf.
Onder rechters leven grote zorgen over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de basis van onze democratie. Behalve verlaging van de pensioensgerechtigde leeftijd, waardoor ruim 300 van de meest ervaren rechters hun baan verliezen, verdwijnt de in 1997 ingestelde autonomie van het rechtelijk apparaat op. Rechters gaan weer onder het ministerie van justitie vallen, zoals dat voor 1997 en onder het communisme het geval was. Daardoor krijgt de regering grotere invloed op benoemingen en zelfs op de vraag welke rechter welke rechtszaak behandelt. Verder beperkt de nieuwe grondwet de macht van het Grondwettelijk Hof en wordt het straks veel moeilijker om nieuwe wetgeving ter beoordeling aan dat hof voor te leggen.
Een groot aantal toprechters heeft zich inmiddels al in een open brief aan de EU gewend om in te grijpen. Zij noemen de bepaling dat rechters met 62 met pensioen moeten, "onverantwoord, slecht gemotiveerd en professioneel ongegrond." Wie de enorme achterstand bij de Hongaarse rechtbanken kent,moet het alleen om praktische redenen al volkomen met hen eens zijn.



zaterdag 9 april 2011

PAASEI VAN DE SMIT


Eieren en hoefijzers zijn niet direct zaken die je met elkaar associeert, maar de Hongaarse kunstenares Éva Mária Ferenczi doet precies dat. Ze is een van de laatste beoefenaars van een oude Hongaars ambacht, waarbij eieren worden versierd door ze te beslaan met piepkleine hoefijzertjes. Oorspronkelijk was het een soort proeve van bekwaamheid voor smeden, een bewijs dat ze naast grof smeedwerk ook in staat waren tot heel fijn handwerk.
Ferenczi leerde het vak dertig jaar geleden van een van de laatste smeden die zich nog met het versieren van eieren bezighield. De man vond het aanvankelijk maar niets dat een vrouw belangstelling had voor zijn handwerk en liet haar dertig eieren uitblazen om te bewijzen dat ze haar mannetje kon staan. "Waarom ik geen eieren ging schilderen, of borduurwerk ging maken, wilde hij weten," zegt Ferenczi in haar huis in het dorpje Vanyarc.
De huiskamer is grotendeels ingenomen door eieren en materialen om eieren te versieren. Niet alleen Ferenczi, maar ook haar man, of "mijn heer", zoals ze haar echtgenoot in wat ouderwets Hongaars aanduidt, versiert eieren. Hij spint ze in in ragfijne netjes van zilverdraad, zij versiert ze nog steeds met kleine hoefijzertjes.
Maar ze heeft het vak in de afgelopen dertig jaar uitgebreid. Behalve hoefijzertjes, die met minuscule klinknageltjes aan de eierschil worden bevestigd, maakt ze metalen bloemen, sierranden en guirlandes op de schil. En haar vroegere leermeester zou waarschijnlijk het meest verbaasd opkijken als hij haar opgesneden eieren zou zien.
Door midden gesneden of van deurtjes voorzien onthullen die eieren eenmaal opengeklapt een miniatuurwereldje, een bloem, viool of zelfs een volledig kerkje. Ze doen denken aan de eieren die tsaar Alexander III ieder jaar met Pasen door zijn hofjuwelier Peter Carl Fabergé liet maken als geschenk voor de tsarina. En dat is niet helemaal toeval, want Alexanders geschenk kwam voort uit een oude Oost-Europese traditie om elkaar met Pasen versierde eieren cadeau te geven.
Iedere streek kent zijn eigen wijze van eieren versieren. Sommige eieren zijn kleine schilderijen, met een landschapje met eendjes, mensen in klederdracht of paashaasjes. In Slowakije worden eieren in zilverdraad verpakt. In de Oekraine bestaat een soort batiktechniek, waarin een deel van het ei met was wordt afgedekt voor het in het volgende verfbad wordt gedoopt. Bij een andere techniek worden stukjes schil weggesneden, zodat je een soort kantwerk overhoudt. In Polen verven ze de eieren eerst, en krassen dan een patroon in de schil, zodat er een wit patroon in de verf ontstaat.
Beschilderde eieren symboliseren in het christendom de wederopstanding van Jezus, maar ze komen al lang voor het Christendom voor. De oude Egyptenaren gaven de doden beschilderde eieren mee, en ook de Chinezen en de Germanen versierden al eieren. Volgens Ferenczi stamt de traditie van de beslagen eieren uit India, waar de hoefijzertjes net als in Europa een gelukssymbool zouden zijn.
Ferenczi gebruikt voor haar werk geen gewone kippeneieren, waarvan de schil te zwak is om de bewerking te doorstaan, maar parelhoeneieren, eendeneieren en ganzeneieren. Haar man heeft in de loop der jaren een hele set eigen gereedschap voor haar gemaakt. Een tandartsboor, aangedreven door een computeraccu, doet goede dienst bij het maken van de gaatjes, waar de 'klinkertjes' in komen waarmee de hoefijzertjes vastzitten. Alle versieringen maakt ze zelf, van lood of van dun koper, inclusief de miniatiuurwereldjes achter de deurtjes van haar Fabergé-eieren voor mensen met een iets kleinere portemonnee dan de Russische tsaar.




zondag 3 april 2011

Orbán wil meer kinderen

“Als we niet meer kinderen krijgen, blijven er slechts twee oplossingen, klonen en migratie. Mijn overtuiging is dat we niet op migratie moeten vertrouwen. In West-Europa is al duidelijk dat dat tot problemen voert. Voor het voortbestaan van onze samenleving en onze hele civilisatie is het van groot belang dat we voldoende eigen voortplanting hebben,” aldus de Hongaarse premier Viktor Orbán afgelopen vrijdag bij de opening van de informele ministersbijeenkomst over Europese demografische ontwikkelingen.
Hongarije heeft familiepolitiek in Europa tot een van de speerpunten van zijn EU-voorzitterschap gemaakt, en niet toevallig: het land behoort tot een van de zes EU-landen die hun bevolking zien krimpen. Vorig jaar daalde het aantal inwoners tot onder de magische grens van tien miljoen en als zich jaarlijks geen tienduizenden Hongaren uit de buurlanden in Hongarije zouden vestigen, zou die grens al veel eerder zijn bereikt.
Volgens Orbán, zelf vader van vijf kinderen, staan de Europese economie, de concurrentiekracht en de hele Europese beschaving op het spel als Europa er niet in slaagt zijn autochtone bevolking te overtuigen om meer kinderen te krijgen. Als de huidige Hongaarse trend zich voortzet, krimpt de bevolking in 40 jaar tot vijf á zes miljoen, vooral bejaarden. “Binnen 100 jaar kunnen we uit de geschiedenis verdwenen zijn,” vat István Majoros, voorzitter van een vereniging die zich sterk maakt voor de Hongaarse familie, de Hongaarse angst samen.
Een van Orbáns eerste daden was de herinvoering van het driejarige zwangerschapsverlof dat de vorige regering tot twee jaar had verkort. Wie kinderen heeft, betaalt in Hongarije sinds 1 januari minder belasting. Van oudsher al krijgen families forse kortingen in het openbaar vervoer, musea en bij culturele manifestaties. Als klap op de vuurpijl krijgt families straks extra bescherming in de nieuwe grondwet die in de maak is.
In die grondwet wil Orbán zijn hele familiepolitiek vastleggen, met het uitdrukkelijke bedoeling dat toekomstige regeringen dat beleid niet zomaar meer kunnen veranderen. Het gezin wordt grondwettelijk de hoeksteen van de Hongaarse samenleving. Bovendien komt er een grondwettelijke bescherming van de foetus vanaf de conceptie.
Hoewel wordt ontkend dat daarmee een verscherping van de Hongaarse abortuswet wordt ingeluid, vrezen critici dat wel degelijk de bedoeling is. De KDMP, de kleine christelijke coalitiepartner in de Hongaarse regering, is uitdrukkelijk voorstander van een abortusverbod. En een bisschop van de Hongaarse Katholieke Kerk meende afgelopen week in het kader van de ‘Europa voor de familie’ dat er met jongeren openlijk gepraat moet worden “over de geestelijke en fysieke schade en de onomkeerbare gezondheidsproblemen” die abortus teweegbrengt.
Maar volgens Orbán gaat het er vooral om omstandigheden te creëren waarin jongeren kiezen voor een groter gezin. Hongaarse moeders, inclusief zijn eigen vrouw, hebben grote problemen om kinderen en werk te combineren, zei hij. Deeltijdbanen zijn vrijwel onbekend en belastingtechnisch onaantrekkelijk, maar de regering praat erover die mogelijkheid aantrekkelijker te maken.
Makkelijk om de Hongaren om te turnen wordt het zeker niet. Hoewel bruidsparen volgens de premier vroeger veel kinderen werd toegewenst, heeft het lage Hongaarse geboortecijfer een lange traditie. Vanwege het erfrecht hielden boeren het in de 19de eeuw het vaak al op één kind om hun bezit niet te versnipperen. Tegenwoordig speelt iets anders mee. “Helaas leven er in de Hongaarse samenleving opvattingen die een negatief beeld schilderen van grote families.”, aldus Katalin Gyurkó, secretaris van de Landelijke Vereniging van Grote Families. Beter gezegd: het zijn vooral zigeuners die veel kinderen krijgen. En daar wil je natuurlijk niet mee worden geassocieerd.