Er is er inmiddels ook één in Rotterdam, en in Engeland schijnen er ook een paar rond te rijden, maar Boedapest was vorige herfst de eerste stad op het Europese continent waar je met een amfibiebus het water in kon. De tocht duurt twee uur en voert eerst (over straat) langs de belangrijkste bezienswaardigheden van Pest, om vervolgens de Donau in te rijden. De duik het water in met de bus is een grappige ervaring, hoewel het haast nog leuker is om de bus van de kant af door het water te zien varen. Eenmaal te water heb je in de bus zelf eerder het gevoel gewoon in een boot te zitten.
De varende koektrommel is een merkwaardig gezicht, maar voordat hij het water in mocht, is er heel wat aan vooraf gegaan. Het heeft initiatiefnemer Gábor Galla meer hoofdbrekens gekost dan hij vooraf had verwacht.
De in Malta gebouwde bus moest zowel voor wegverkeer als voor de vaart worden goedgekeurd. Het voertuig vaart op een waterjetstraal, is voorzien van ankers, aanlegtouwen en radiocommunicatie. De buschauffeur heeft een rij- en vaarbewijs en er vaart zelfs een matroos mee, wiens voornaamste functie zitten in een stoel is.
Galla hoopte zijn bus al voor de zomer te water te laten, maar daarbij had hij buiten de vergunningsprocedure gerekend.
Het leger, de brandweer, de gezondheidsinspectie, je kunt het zo gek niet bedenken of ze moesten toestemming geven. Om de bus het water in te laten rijden, moest hij een afrit naar de Donau bouwen. Daarvoor had hij onder meer vergunningen nodig van de deelgemeente, de gemeente, de rivierautoriteiten en de gezondheidsinspectie, vanwege het riool.
Om de bus in de stad te laten rijden, had hij ondermeer vergunning nodig van de gemeente en de verkeersinspectie, en het bleek helemaal niet simpel om de eisen voor een toerbus en een boot in één voertuig te verenigen. In toerbussen moet je tegenwoordig gordels hebben, op een boot mag dat juist niet. Dat probleem werd opgelost door de bus te kwalificeren als stadsbus, wat betekende dat er een snelheidsbeperking moest worden ingebouwd, want stadsbussen mogen niet sneller dan 70 kilometer per uur kunnen rijden.
Bij een stadsbus moet je ook in geval van nood ook makkelijk kunnen uitstappen, een lastige eis bij een bus die zo hoog is dat je met een soort vliegtuigtrappetje in moet. Dat kun je ingeklemd in het verkeer niet zomaar uitklappen. Een aparte noodladder bracht de oplossing. En natuurlijk moesten er zwemvesten komen, en nooduitgangen om de boot snel te kunnen verlaten in geval van een ongeluk op het water.
Negen maanden, haast een half miljoen euro en 52 vergunningen later kon Galla het vehikel eindelijk op pad sturen. Typisch Hongaarse bureaucratie? Niet echt. De plannen voor de amfibiebus in Rotterdam stammen al uit 2007. Daar kostte het zoveel moeite de zaak echt te realiseren, dat dat voertuig pas dit voorjaar in gebruik genomen kon worden.
De bus vaart het hele jaar. Alleen als er ijs op de rivier is, wordt de tocht afgelast. ,,Dan raken de waterjets verstopt,'' zegt Galla. In de eerste zes maanden trok de Riverride in Boedapest 10.000 bezoekers, niet slecht voor de winter, vindt hij. Met 20.000 bezoekers in de zomer is de bus volgens hem winstgevend. Rond oud en nieuw was het voertuig permanent volgeboekt. Reserveren is sowieso aanbevolen, vooral in het weekend.
Het voertuig trekt begrijpelijkerwijs altijd enorme belangstelling van voorbijgangers. Hoewel de rondleiding in het Duits en Engels is en de prijs met 7500 forint (pakweg 25 euro) bepaald niet goedkoop, melden zich tot Galla's verrassing ook regelmatig Hongaren aan.
Maar die zijn, zegt hij, eigenlijk vooral in de tewaterlating geïnteresseerd. Om hen tegemoet te komen, was er deze winter iedere middag om vijf uur een speciale Hongaarse tocht, een uur korter en tegen een gereduceerde prijs. Voor toeristen misschien ook interessant: een tochtje over de avondlijke Donau met al zijn verlichting is waarschijnlijk de meest romantische busrit die je kunt maken.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
vrijdag 26 maart 2010
zaterdag 20 maart 2010
RIJBEWIJS VERNIEUWEN
Bij de afrit van het vliegveld Ferihegy stond politie. Papieren, wat anders? Heel af en toe moet je in Hongarije blazen, maar meestal willen ze alleen maar al je papieren zien: rijbewijs, groene kaart, technische keuring, verzekering, de hele rataplan. Niet echt iets waar je na een paar uur vliegen voor in stemming bent, maar goed.
Ik zat zelf niet achter het stuur en voelde me niet echt bij de controle betrokken. Maar het gesprek buiten de auto kreeg al snel een wending waaruit ik afleidde dat er iets niet helemaal in orde was. Nieuwsgierig stapte ik uit. De overigens uiterst vriendelijke agente wees op het rijbewijs van mijn man, draaide het om en wees nog eens. Op de voorkant mocht weliswaar een datum tot 2015 staan, maar kijk, dat, die datum op de achterkant, gaf aan tot wanneer het rijbewijs echt geldig was. April 2010... als ze ons nu niet had aangehouden, hadden we ergens in de komende maanden zeker problemen gekregen.
Lang leve Europa, had ik nog gedacht toen we onze rijbewijzen vijf jaar geleden vernieuwden en de geldigheidsduur van tien jaar zagen. Een kennis van ons loopt zelfs rond met een rijbewijs waar voorop op staat dat het vijftig jaar geldig is. Nooit meer naar het gemeentehuis, wat een luxe.
Niet dus. Iedereen die een Hongaars rijbewijs heeft, zij gewaarschuwd: de geldigheidsduur op de voorkant is niet de echte geldigheidsduur. Die staat bij de B (en wie vrachtwagen mag rijden, waarschijnlijk bij de C) op de achterkant. Wat er dan wel tien jaar geldig is, is mij nog steeds onduidelijk. T, M en K, maar waar die letters voor staan? Niet voor een voertuig, dat is zeker.
Waarschijnlijk gaat het om je theorie, en verder om EHBO en techniek, twee onderdelen waarvoor je bij een Hongaars rijbewijs een proeve van bekwaamheid in moet afleggen. Dat wil onder meer zeggen dat je moet kunnen aanwijzen waar je de motorolie moet verversen.
Het nut van EHBO kan ik me nog indenken, al vraag ik me af of iedere Hongaarse chauffeur daar echt zoveel verstand van heeft. Maar techniek is duidelijk een restant van een tijd dat iedereen hetzij in een Trabant, hetzij in een Wartburg rondreed, auto's die allemaal op elkaar leken en die zo doodsimpel waren dat iedereen ze zelf kon onderhouden. Tegenwoordig heb je er weinig aan te weten waar je in een Volkswagen de olie moet verversen als je vervolgens Toyota gaat rijden. Gelukkig kun je dat in de handleiding nakijken. Los van het feit dat het nauwelijks nog voorkomt dat je zelf de olie moet verversen.
Het is natuurlijk mooi meegenomen als dat examen tien jaar lang niet verloopt, zeker voor ons Nederlanders die die vakken om te beginnen al nooit hebben gedaan. Maar een ding is helaas zeker: wil je met een Hongaars rijbewijs blijven autorijden, moet je het wel degelijk om de vijf jaar vernieuwen. Wat de datum op de voorkant van dat roze kaartje ook mag beweren.
Ik zat zelf niet achter het stuur en voelde me niet echt bij de controle betrokken. Maar het gesprek buiten de auto kreeg al snel een wending waaruit ik afleidde dat er iets niet helemaal in orde was. Nieuwsgierig stapte ik uit. De overigens uiterst vriendelijke agente wees op het rijbewijs van mijn man, draaide het om en wees nog eens. Op de voorkant mocht weliswaar een datum tot 2015 staan, maar kijk, dat, die datum op de achterkant, gaf aan tot wanneer het rijbewijs echt geldig was. April 2010... als ze ons nu niet had aangehouden, hadden we ergens in de komende maanden zeker problemen gekregen.
Lang leve Europa, had ik nog gedacht toen we onze rijbewijzen vijf jaar geleden vernieuwden en de geldigheidsduur van tien jaar zagen. Een kennis van ons loopt zelfs rond met een rijbewijs waar voorop op staat dat het vijftig jaar geldig is. Nooit meer naar het gemeentehuis, wat een luxe.
Niet dus. Iedereen die een Hongaars rijbewijs heeft, zij gewaarschuwd: de geldigheidsduur op de voorkant is niet de echte geldigheidsduur. Die staat bij de B (en wie vrachtwagen mag rijden, waarschijnlijk bij de C) op de achterkant. Wat er dan wel tien jaar geldig is, is mij nog steeds onduidelijk. T, M en K, maar waar die letters voor staan? Niet voor een voertuig, dat is zeker.
Waarschijnlijk gaat het om je theorie, en verder om EHBO en techniek, twee onderdelen waarvoor je bij een Hongaars rijbewijs een proeve van bekwaamheid in moet afleggen. Dat wil onder meer zeggen dat je moet kunnen aanwijzen waar je de motorolie moet verversen.
Het nut van EHBO kan ik me nog indenken, al vraag ik me af of iedere Hongaarse chauffeur daar echt zoveel verstand van heeft. Maar techniek is duidelijk een restant van een tijd dat iedereen hetzij in een Trabant, hetzij in een Wartburg rondreed, auto's die allemaal op elkaar leken en die zo doodsimpel waren dat iedereen ze zelf kon onderhouden. Tegenwoordig heb je er weinig aan te weten waar je in een Volkswagen de olie moet verversen als je vervolgens Toyota gaat rijden. Gelukkig kun je dat in de handleiding nakijken. Los van het feit dat het nauwelijks nog voorkomt dat je zelf de olie moet verversen.
Het is natuurlijk mooi meegenomen als dat examen tien jaar lang niet verloopt, zeker voor ons Nederlanders die die vakken om te beginnen al nooit hebben gedaan. Maar een ding is helaas zeker: wil je met een Hongaars rijbewijs blijven autorijden, moet je het wel degelijk om de vijf jaar vernieuwen. Wat de datum op de voorkant van dat roze kaartje ook mag beweren.
dinsdag 2 maart 2010
MUSEUMWIJK
Een museumwijk, met een nieuw ethnografisch museum, een centrum voor Europese cultuur en een museum voor moderne Hongaarse kunst. Dat wil István Tarlós, kandidaat voor het burgemeesterschap van Budapest voor de rechtse oppositiepartij Fidesz, bouwen als hij in het najaar gekozen zou worden.
De museumwijk moet het gat naast het Nyugatistation vullen, waar de socialistische regering enkele jaren geleden een nieuw regeringscentrum wilde bouwen. Dat plan werd door destijds door Fidesz afgeschoten. De oppositiepartij noemde het plan van de socialistische premier Gyurcsány destijds enorme geldverspilling.
De idee om de bouw van het nieuwe regeringscentrum te financieren uit de verkoop van de prachtige, maar vaak zeer onpraktische historische gebouwen waarin de ministeries nu gevestigd zijn, was volgens de oppositie alleen maar bedoeld om met onroerend goed speculaties de zakken van socialistische politici te vullen. De regering liet het plan vanwege alle tegenwerking uiteindelijk vallen.
Slechts een enkeling, zoals de internetkrant Hírszerző, wist zich nog te herinneren dat Fidesz zelf bij in de verkiezingscampagne in 2006 ook de bouw van een nieuw regeringscentrum had bepleit. Toen waren donumentale oude ministeries volgens partijleider en oud-premier Viktor Orbán duur en ongeschikt voor hun functie. De partij had de bouw van zo'n regeringswijk willen bekostigen uit, juist ja, de verkoop van de monumentale panden.
Maar met een regeringscentrum kun je natuurlijk niet aankomen als je die plannen net krachtig hebt afgeschoten. En als Fidesz al met nieuwe plannen voor een regeringscentrum komt, zal dat hoogst waarschijnlijk op een andere plek zijn. Er zijn grenzen aan hoezeer je kiezers voor de mal kunt houden. Blijft een feit dat er rond het Nyugatistation midden in de stad een enorm leeg terrein ligt, en dat is natuurlijk een kapitaalverspilling waar wat mee zou moeten gebeuren.
Maar voor een partij die zich zo keerde tegen de kosten van een regeringscentrum is het plan voor een nieuwe museumwijk op dezelfde plaats toch wel verrassend. Het is geen bescheiden opzet die Tarlós presenteert. Zo wil hij het Nyugatistation zelf, een constructie van het Franse architectenbureau Eiffel, naar voorbeeld van het Parijse Musée d'Orsay laten ombouwen.
Nu is het Nyugatistation nog volop in gebruik. Ten tijde van de regeringswijkplannen was ook sprake van een nieuw, ondergronds station, een park op de plek van de huidige spoor en zelfs een ondergronds verkeersplein voor het station. Maar dat bleek onbetaalbaar. En dat was nog vóór de crisis die Hongarije hard heeft getroffen.
Kon de bouw van het regeringscentrum nog gefinancierd worden uit de verkoop van de oude ministeries, Tarlós kan zijn museumwijk niet financieren uit de verkoop van bestaande musea. Private investeerders zouden volgens hem een deel van het geld moeten ophoesten, wat in moeilijke financiële tijden waarschijnlijk niet echt eenvoudig wordt.
En dan rest nog de vraag hoe die nieuwe musea te vullen. Geld voor de aanschaf van nieuwe stukken is er al jaren nauwelijks. En musea zonder tentoonstellingen, daar heb je weinig aan. Weliswaar heeft het museum voor schone kunsten meer werken in de opslag dan aan de muren, maar ik ben wel eens in die opslag geweest en een flink deel van die stukken worden niet voor niets niet tentoongesteld.
Misschien moeten museumdirecteuren zich voorbereiden op gedwongen verhuizingen. Het zou niet voor het eerst zijn. Het overkwam het contemporaine Ludwigmuseum, dat ooit centraal op de burcht gevestigd was. Enige jaren geleden moest het, zonder enig overleg, op last van het ministerie van cultuur verhuizen naar het fraaie, maar totaal uit de loop liggende Paleis der Kunsten. Sindsdien adverteert het museum met aanbiedingen als 'twee toegangskaartjes voor de prijs van één' om bezoekers te trekken.
Wie weet, misschien mogen ze straks naar de Museumwijk, al was het maar om het door de socialisten gebouwde Paleis der Kunsten een hak te zetten. Al moeten we eerst maar eens afwachten of Tarlós' plannen meer zijn dan verkiezingsretoriek.
De museumwijk moet het gat naast het Nyugatistation vullen, waar de socialistische regering enkele jaren geleden een nieuw regeringscentrum wilde bouwen. Dat plan werd door destijds door Fidesz afgeschoten. De oppositiepartij noemde het plan van de socialistische premier Gyurcsány destijds enorme geldverspilling.
De idee om de bouw van het nieuwe regeringscentrum te financieren uit de verkoop van de prachtige, maar vaak zeer onpraktische historische gebouwen waarin de ministeries nu gevestigd zijn, was volgens de oppositie alleen maar bedoeld om met onroerend goed speculaties de zakken van socialistische politici te vullen. De regering liet het plan vanwege alle tegenwerking uiteindelijk vallen.
Slechts een enkeling, zoals de internetkrant Hírszerző, wist zich nog te herinneren dat Fidesz zelf bij in de verkiezingscampagne in 2006 ook de bouw van een nieuw regeringscentrum had bepleit. Toen waren donumentale oude ministeries volgens partijleider en oud-premier Viktor Orbán duur en ongeschikt voor hun functie. De partij had de bouw van zo'n regeringswijk willen bekostigen uit, juist ja, de verkoop van de monumentale panden.
Maar met een regeringscentrum kun je natuurlijk niet aankomen als je die plannen net krachtig hebt afgeschoten. En als Fidesz al met nieuwe plannen voor een regeringscentrum komt, zal dat hoogst waarschijnlijk op een andere plek zijn. Er zijn grenzen aan hoezeer je kiezers voor de mal kunt houden. Blijft een feit dat er rond het Nyugatistation midden in de stad een enorm leeg terrein ligt, en dat is natuurlijk een kapitaalverspilling waar wat mee zou moeten gebeuren.
Maar voor een partij die zich zo keerde tegen de kosten van een regeringscentrum is het plan voor een nieuwe museumwijk op dezelfde plaats toch wel verrassend. Het is geen bescheiden opzet die Tarlós presenteert. Zo wil hij het Nyugatistation zelf, een constructie van het Franse architectenbureau Eiffel, naar voorbeeld van het Parijse Musée d'Orsay laten ombouwen.
Nu is het Nyugatistation nog volop in gebruik. Ten tijde van de regeringswijkplannen was ook sprake van een nieuw, ondergronds station, een park op de plek van de huidige spoor en zelfs een ondergronds verkeersplein voor het station. Maar dat bleek onbetaalbaar. En dat was nog vóór de crisis die Hongarije hard heeft getroffen.
Kon de bouw van het regeringscentrum nog gefinancierd worden uit de verkoop van de oude ministeries, Tarlós kan zijn museumwijk niet financieren uit de verkoop van bestaande musea. Private investeerders zouden volgens hem een deel van het geld moeten ophoesten, wat in moeilijke financiële tijden waarschijnlijk niet echt eenvoudig wordt.
En dan rest nog de vraag hoe die nieuwe musea te vullen. Geld voor de aanschaf van nieuwe stukken is er al jaren nauwelijks. En musea zonder tentoonstellingen, daar heb je weinig aan. Weliswaar heeft het museum voor schone kunsten meer werken in de opslag dan aan de muren, maar ik ben wel eens in die opslag geweest en een flink deel van die stukken worden niet voor niets niet tentoongesteld.
Misschien moeten museumdirecteuren zich voorbereiden op gedwongen verhuizingen. Het zou niet voor het eerst zijn. Het overkwam het contemporaine Ludwigmuseum, dat ooit centraal op de burcht gevestigd was. Enige jaren geleden moest het, zonder enig overleg, op last van het ministerie van cultuur verhuizen naar het fraaie, maar totaal uit de loop liggende Paleis der Kunsten. Sindsdien adverteert het museum met aanbiedingen als 'twee toegangskaartjes voor de prijs van één' om bezoekers te trekken.
Wie weet, misschien mogen ze straks naar de Museumwijk, al was het maar om het door de socialisten gebouwde Paleis der Kunsten een hak te zetten. Al moeten we eerst maar eens afwachten of Tarlós' plannen meer zijn dan verkiezingsretoriek.
Abonneren op:
Posts (Atom)