donderdag 30 maart 2006

GESOL MET EEN LIJK


Zo rond een uur of twee 's middags wordt de menigte voor
het Museum van de Revolutie, in een buitenwijk van de Serivsche
hoofdstad Belgrado, zichtbaar onrustig. Er gaan geruchten: er is
alsnog bezwaar gemaakt tegen de opbaring van Milosevic in het museum.
De autoriteiten doen moeilijk over het verlenen van de nodige
vergunningen. Het kan er allemaal nog wel bij bij de langzamerhand
groteske verwikkelingen rond het lichaam van de dode ex-president.
Het heeft de Socialistische Partij veel moeite gekost om een plek te
vinden voor de opbaring. Het parlement mocht niet en het idee van een
tent voor het parlementsgebouw werd door de autoriteiten verworpen.
Ook het grote Sava-congrescentrum had geen plek.
Het museum was de laatste hoop. Ironisch genoeg ligt even verderop het
mausoleum van Josip Broz Tito, voorvechter van een verenigd
Joegoslavie dat mede door Milosevic werd vernietigd. Ironisch is ook
dat Milosevic zich vijf jaar geleden drie dagen verschansde in het
naast het museum gelegen presidentiele paleis om te voorkomen dat hij
aan het Joegoslavie-tribunaal in Den Haag zou worden uitgeleverd.
Op het plein voor het museum staan enkele honderden, misschien duizend
mensen te wachten tot de deuren opgaan. Meest ouderen, met een enkele
rode anjer en een kaars in de hand. Fanatiek zijn ze, en ze moeten
veelal weinig hebben van buitenlanders en journalisten.
De Engelse BBC wordt uitgescholden als 'fascistische zender'. Een
oudere man wil op de vuist met een Sloveense journalist. Even eerder
heeft hij Milosevic als groot democraat geprezen en in een adem door
gezegd dat alle Sloveense bedrijven Servie worden uitgegooid ,,als wij
aan de macht komen, want ze weigeren het Cyrilische schrift te
gebruiken''.
Als de kist uiteindelijk echt komt, breekt een pandamonium los.
Vrouwen barsten in gejammer uit. De veiligheidsmensen van de
Socialistische Partij zijn niet in staat om de inmiddels zeer
ongeduldige menigte in de hand te houden. Vijf politieagenten bieden
nauwelijks versterking. Een van de ruiten van het museum breekt onder
de druk van de ongeduldige mensenmassa.
Pas als er meer agenten komen, krijgt de zaak enige structuur. Een
oude man die het in het gedrang spaansbenauwd krijgt, wordt snel naar
binnengeholpen waar een veel rustigere menigte soms snikkend, soms
biddend langs de gesloten kist loopt en het portret van Milosevic
kust..
,,Nu hebben de autoriteiten hun zin'', aldus een boze vrouw buiten.
,,Ze hebben er alles aan gedaan om te zorgen dat deze herdenking
slecht zou verlopen: dat gedoe met de plek, te weinig politie sturen,
ons zo lang laten wachten. Nu kan de hele wereld weer eens zien dat
Milosevic-aanhangers zich niet gedragen. Het is ons laatste afscheid.
Waarom konden ze niet zo grootmoedig zijn ervoor te zorgen dat dat
goed zou gaan?'' zegt ze bitter.

woensdag 15 maart 2006

HELD OF SCHURK

,,De dood van Milosevic krijgt nog een lange nawerking in
Servie'', voorspelt Andreja Mladenovic, woordvoerder van de regerende
Democratische Partij van Servie (DSS). Hij verwacht dat de kwestie
liedt tot radicalisering van de Servische politiek.
Zeker is dat twee politieke partijen, de socialisten (waarvan Slobodan
Milosevic tot zijn dood formeel voorzitter was) en de extreemrechtse
Radicale Partij er alles aan doen om garen te spinnen bij zijn
plotselinge overlijden.
Voor de socialisten biedt zijn dood hoop in moeilijke tijden. De
partij, enkele jaren geleden nog de machtigste van het land, heeft
veel kiezers verloren en speelt alleen nog een rol vanwege haar
gedoogsteun aan het minderheidskabinet van premier Kostunica. Maar de
kans is reeel dat de partij bij de volgende verkiezingen de
kiesdrempel van vijf procent niet eens haalt.
Maar Milosevic' dood kan juist de verdere ondergang van de socialisten
betekenen, meent Dejan Anastasijevic van het oppositieweekblad Vreme.
,,Met zijn dood begint de strijd om het partijleiderschap, maar zijn
zoveel fracties dat de partij weleens helemaal uit elkaar kan
vallen''.
Dat komt de radicalen ten goede. De hoge werkloosheid en slechte
economie zijn een vruchtbare voedingsbodem voor de politici van de
onvrede. Volgens peilingen kunnen ze rekenen op zo'n 30 procent van de
stemmen. Het volgens veel Serviers vernederende Joegoslavie-tribunaal
in en Haag versterkt hun populariteit, want zij zijn verreweg de
luidruchtigste tegenstanders van deze internationale rechtbank.
Politiek stonden ze de afgelopen jaren dicht bij Milosevic, die het
oneens was met de steun van zijn eigen partij aan de regering
Kostunica. De socialisten zien dezer dagen dan ook met lede ogen aan,
hoe de radicalen zijn nagedachtenis proberen te claimen.
Maar Anastasijevic verwacht niet dat Milosevic' dood de Servische
politiek langdurig zal beinvloeden. ,,Of Milosevic een held of juist
een schurkwas, is een jarenoud debat waarin iedereen al lang een
standpunt heeft ingenomen. Dat veel mensen nu een zekere sympathie
voor de familie koesteren, moet je niet verwarren met politieke
aanhang. De meeste mensen willen uieindelijk liever vergeten dat hij
heeft bestaan''.
Wat volgens hem eerder tot radicalisering van de kiezers leidt, is de
houding van de regering. ,,Ze behandelen de Radicale Partij enerzijds
als een respectabele politieke beweging en gebruiken haar anderzijds
tegenover de EU als politieke vogelverschrikker, met de suggestie dat
hun gematigde nationalisme erger voorkomt. Dat maakt de radicalen
aantrekkelijk voor degenen die Europa niet zien zitten. ''.
Hij betwijfelt overigens dat de radicale partij werkelijk zoveel
steunen heeft als de cijfers suggereren. ,,Het aantal mensen dat nog
niet weet wat ze moeten stemmen is meer dan 50 procent, maar daar zijn
weinig radicalen onderr''.
Wel denkt hij dat de dood van Milosevic het toch al lage imago van het
Joegoslavie-tribunaal geen goed doet. ,,Maar dat leidt niet tot
verdere radicalisering. Deze regering had toch al weinig op met het
tribunaal en haar medewerking bestaat vooral uit loze beloften. Daar
verandert zijn dood weinig aan''.

donderdag 9 maart 2006

PIKLER'S KINDERTEHUIS LAAT KINDEREN IN HUN WAARDE

De verzorgster kijkt niet op of om als we binnenkomen. Haar aandacht is volledig gericht op de half jaar oude baby die ze aan het aankleden is. Terwijl ze bezig is, praat ze de hele tijd met hem. Ze toont hem de kledingstukken die ze gaat aantrekken en vertelt hem wat ze gaat doet. De baby lacht ontspannen en babbelt tevreden terug.
Het Emmi Pikler Instituut in Boedapest is niet ’thuis’. Directrice Anna Tardos, dochter van oprichter Emmi Pikler, is de eerste om dat te benadrukken. Het is een kindertheuis en een verblijf in een kindertehuis, hoe goed ook, moet liefst zo kort mogelijk duren. Maar als het niet anders kan, dan biedt Lóczy, zoals het instituut in de volksmond heet, de kinderen in ieder geval een omgeving, waarin ze optimaal gedijen tot ze terug kunnen naar de eigen ouders of naar een pleeg- of adoptiegezin gaan.
Toen de Hongaarse kinderartse Emmi Pikler haar opvoedingsmethode ontwikkelde, had ze aanvankelijk gewoon gezinnen in haar hoofd, geen tehuizen. Maar toen ze in 1946 een kindertehuis oprichtte, bleken de resultaten van haar opvoedingsmethode zo goed te werken, dat de instelling een speciale nationale status kreeg en scholing ging geven aan andere kindertehuizen.
Pikler’s ideeën raakten ook in het buitenland bekend. De kinderartse, en later haar dochter, reisden de wereld af om de methode uit te leggen. Maar zes jaar geleden trok het ministerie van onderwijs zijn handen af van alle instellingen. Sindsdien is het tehuis een stichting, voor tweederde afhankelijk van sponsoren.
Lóczy huisvest op dit moment veertig baby’s, peuters en kleuters, allemaal een traumatische achtergrond. De meesten zijn door hun ouders afgestaan of door de kinderbescherming wegens verwaarlozing of ernstige mishandeling weggehaald.
Ze leven in kleine groepen, van hooguit acht leeftijdsgenootjes, met vier vaste begeleiders die ieder een speciale verantwoordelijkheid voor twee kinderen hebben. Iedere groep heeft zijn eigen ruimte, met één grote, gezamenlijke box voor de allerkleinsten en veel buitenruimte, want frisse lucht en gezonde voeding hoort ook bij Pikler’s grondslagen.
De verzorgers geven de kinderen al hun liefde en veel zekerheid, maar ook de eerlijke boodschap dat zíj niet mamma zijn. Dat is de kern van de Pikler-methode: kinderen als volkomen mensen behandelen, geen volwassenen, maar wel mensen in hun eigen recht en waarde. Daar hoort bij: géén babytaal, maar wel veel met hen praten, geen valse beloften, maar wel vertrouwen en eerlijkheid.
Pikler deed haar ideeen op in het Italiaanse Trieste, aan het strand, waar ze dagelijks zag hoe ouders vier maanden oude baby’s ’hielpen’ met lopen, en het eigen babyspel steeds onderbraken met ’interessantere’ speeltjes. Gelijktijdig kregen de kleintjes eten in hun mond geperst, of ze wilden of niet en werden ze haastig tussendoor verschoond. Zelden werden ze in hun eigen waarde gelaten en als normale mensen toegesproken. Het viel Pikler op hoe weinig kinderen de kans kregen zich in hun eigen tempo en op hun eigen manier te ontwikkelen.
Grondslag van haar opvoedingsideeen is dat je baby’s en peuters in een veilige, voor hen geeigende omgeving gelegenheid geeft hun eigen ontwikkelingstempo te bepalen. Rollen, kruipen, zitten, lopen, het komt allemaal uit de kinderen zelf als ze de bewegingsvrijheid krijgen en daar hoeft geen volwassene hen steeds bij te storen. Aan de andere kant: als je hen als volwassene aandacht geeft, bijvoorbeeld bij het wassen, aankleden, eten, dan moet die ook volledig zijn. Dat zijn de momenten om daadwerkelijk verbaal en lichaamlijk contact te hebben.
Het was en is een revolutionaire methode, zegt Tardos, niet alleen in kindertehuizen. ,,Ouders van nu lijken in een constante competitie wiens kind het eerste zit, het eerste loopt, het eerste leest. Kinderen worden voortdurend gestimuleerd, geprest om zich sneller te ontwikkelen dan ze van nature doen. Dat geeft stress. Als je onze kinderen bekijkt, is opvallend hoe ontspannen ze zijns. In tegenstelling tot de meeste tehuiskinderen vertonen ze geen tekenen van institutionalisering. Uit vervolgonderzoeken blijkt ook, dat deze kinderen zich later in een gezin goed ontwikkelen, zolang ze maar voelen dat ze geliefd worden’’.

WORDT VERVOLGD

Een klein jaar geleden hebben wij Hongaarse kinderbijslag aangevraagd. Nou ja, ik overdrijf, het was een dikke tien maanden geleden. Meer als kwestie van principe, dan om het geld, want rijk worden doe je er niet van, maar goed. We betalen hier belasting en premies, en niet zuinig, maar tot de toetreding van Hongarije tot de EU had je als buitenlander geen recht op kinderbijslag, behalve waarschijnlijk als je een permanente verblijfsvergunning had, maar daar zijn de Hongaren niet zo scheutig mee.
Maar goed, sinds 1 mei 2004 hebben wij dus ook recht op kinderbijslag. Theoretisch. In praktijk ligt dat niet zo makkelijk, weten we inmiddels. Niet dat ik echt anders had verwacht.
Het begon met het invullen van een paar formulieren voor de Hongaarse Schatkist (geen grap, dat is de instantie die over de kinderbijslag gaat). Na een maand of drie later kregen we een nieuwe stapel formulieren terugkregen, die we binnen acht (!) dagen ingevuld en wel terug moesten sturen. De Hongaarse autoriteiten zijn notoir langzaam, maar o wee als je als burger de zaak een weekje laat liggen.
Daarna gebeurde er weer een hele tijd niets, tot we een paar maanden later een brief kregen: we dienden ons binnen, juist ja, acht dagen op een kantoor te vervoegen om het orgineel van het geboortebewijs van ons kind te tonen. Nee, ik lieg, we hadden het ook per post op kunnen sturen. Maar mijn vertrouwen in de Hongaarse post is daar net iets te gering voor.
Op dat kantoor werd mij verteld dat alles verder hing op de Nederlandse instanties. Die moesten namelijk bevestigen dat wij daar geen kinderbijslag kregen. Ik vond dat wat vreemd. Natuurlijk krijgen we in Nederland geen kinderbijslag. We wonen er niet, werken er niet, betalen er geen belasting. Maar goed, wat moest, dat moest.
Na maanden wachten heb ik deze week eens aan de bel getrokken. Nee, er was nog steeds geen antwoord van de Sootziale Werzekerrinksbank, vertelde de man aan de andere kant van de lijn mij. Hij had zelfs al een fax gestuurd, maar daar hadden ze niet op gereageerd. Vreemd, dacht ik, tot mij plots een zeker gevoel bekroop. In welke taal waren die papieren eigenlijk geweest? In het Hongaars natuurlijk, vertelde de man mij. Hongaars was een van de EU-talen, voegde hij eraan toe, dus dat moest volgens hem geen probleem zijn.
Toen heb ik de Sociale Verzekeringsbank maar eens zelf gebeld. Een formulier uit Hongarije? Ze wisten van niets. Dat kon ik me indenken. Waarschijnlijk heeft de secretaresse die de papieren binnenkreeg, niet eens geweten voor welke afdeling ze bestemd waren.
Maar sterker, de mevrouw vertelde mij dat zo'n formulier ook volsagen onzin was. Aangezien ik niet in Nederland woonde, en daar ook nooit kinderbijslag had aangevraagd, kan ik daar volgens de EU-regels ook helemaal geen kinderbijslag krijgen. Ze kunnen dan ook niets met zo'n formulier, want ik kom helemaal niet in hun systeem voor. En over iemand over wie je niets weet, kun je niets invullen.
Dat wilde de mevrouw van de SVB wel per brief aan mij bevestigen, zodat ik in ieder geval iets van een document heb voor de man van de Schatkist. Die brief kwam per ommegaande, in vloeiend Nederland, maar dat moet geen bezwaar zijn, want dat is toch een van de EU-talen.
Toch heb ik een duister vermoeden dat de schatkist uiteindelijk alleen genoegen neemt met die brief als er een officiële vertaling bijzit, a raison van 45 euro per pagina. En als ik die vertaling heb, wordt het epistel vervolgens waarschijnlijk als onvoldoende af te wijzen. EU-regels of niet.
Ik zin op volgende stappen, maar vermoed dat we blij mogen zijn als we die kinderbijslag krijgen voordat onze zoon meerderjarig is. Hetgeen nog acht jaar duurt. Wordt dus vervolgd.

dinsdag 7 maart 2006

HONGAREN HEBBEN MEER, MAAR GELOVEN DAAR NIETS VAN

Regelmatig loop je tegen Hongaren aan, die je vol overtuiging vertellen dat het leven tegenwoordig slechter is dan pakweg 15 jaar geleden. Of in ieder geval slechter dan een aantal jaren geleden. Ik heb dat altijd betwijfeld. Zelfs op het platteland, waar ik regelmatig kom, zie je dat het leven van mensen de afgelopen vijftien jaar ten goede is veranderd.
Neem om te beginnen het voorzieningsniveau. Gas, stromend water, telefoon, riolering: bestonden vijftien jaar geleden helemaal niet in de dorpen. Water haalde je uit de put, en drinken kon je het niet, want het was vervuild vanwege het hoge nitraatgehalte in de grond, veroorzaakt door de even verderopstaande poepdoos. Stoken en koken deed je op hout of kolen, of op gasflessen.
Telefoon was er niet, op één zwengeltoestel bij de burgemeester na (in de stad lag het anders, daar kon je, na vijftien jaar wachten, een toestel krijgen dat je samen met een aantal buren moest delen). Een auto was een droom, die na vijftien jaren wachten vervuld werd door een Trabant of Wartburg.
De arbeidsomstandigheden in fabrieken waren vaak zeer slecht, met lawaai- en stofniveaus die in de huidige EU ondenkbaar zijn. De milieuvervuiling van veel bedrijven was enorm. In de binnenstad van Boedapest was het eigenlijk onverantwoord een kind te laten opgroeien vanwege het hoge loodgehalte, veroorzaakt door loodhoudende benzine.
Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan, en dan heb ik het alleen nog maar over algemene levensomstandigheden die veranderd zijn. Maar daarnaast kan niemand mij wijs maken dat de gemiddelde Hongaar er in zijn persoonlijke leven slechter aan toe is dan destijds.
Gepensioneerden, misschien, maar zelfs dat betwijfel ik. Niet voor niets werden alle musea vijftien jaar geleden bevolkt door suppoosten die de pensioensgerechtige leeftijd voorbij waren: van alleen een pensioen viel niet te leven. Niet voor niets hadden de meeste mensen twee, soms zelfs drie banen: van hun loon viel namelijk ook niet te leven.
Ik zie in het dorp mensen, waarvan ik weet dat ze echt niet veel meer dan het minimumloon verdienen, die in de afgelopen jaren een badkamer hebben gebouwd, een garage, die een computer hebben staan en een auto hebben gekocht. Je ziet het welvaartspeil stijgen, langzaam, maar zeker.
Als je in Boedapest rondkijkt, is de welvaartstijging nog veel duidelijker zichtbaar. Trendy café's en restaurants zitten vol, en niet met toeristen, maar met Hongaren. Ook vrienden waarvan ik altijd denk dat ze weinig geld hebben, vliegen in de zomer plotseling naar Sicilië, rijden rond in een jeep of kopen een apartement voor hun studerende dochter.
Tot nu toe werd ik door Hongaren altijd voor gek verklaard als ik hun pessimistische beweringen in twijfel trok. Niet voor niets heeft een van de partijen in de huidige verkiezingen zijn hele campagne gebaseerd op de bewering ,,We leven slechter dan vier jaar geleden''. Maar een Hongaarse krant, de Magyar Hirlap, is me te hulp gekomen en is de zaak eindelijk eens nagegaan. En wat is de conclusie: ,,We zijn tevredener dan vijf jaar geleden, maar we geloven iets anders''.
Op basis van de statistieken blijkt de gemiddelde Hongaars reëel 36,5 procent meer te verdienen dan vijf jaar geleden. Dat is een gemiddelde, en zou natuurlijk kunnen betekenen dat de rijken het aanzienlijk beter hebben gekregen, terwijl mensen aan de onderkant van de samenleving achteruit zijn gegaan. Dat had de krant ook bedacht, sterker nog, dat veronderstelden de betrokken journalisten in eerste instantie ook. Tot hun eigen verbazing blijkt er echter geen groep te vinden te zijn die in de afgelopen jaren geen reële inkomensverbetering heeft gehad. Dat geldt zelfs voor de werklozen.
Volgens een Hongaarse psycholoog is de verklaring simpel. Mensen hebben nu eenmaal een kort geheugen, en als er maar geroepen wordt dat het zoveel slechter is geworden, gaan ze dat uiteindelijk geloven.
Daarbij speelt ongetwijfeld ook een rol dat velen in 1990 enorm hoge verwachtingen hadden van wat de vrije markteconomie hen zou brengen. Dat is langzamer gegaan dan ze hoopten, en dat stelt natuurlijk teleur.
Daarnaast, aldus de psycholoog, klopt het voor velen natuurlijk, dat ze inderdaad slechter leven dan vijftien jaar geleden. Niet, omdat het hen materieel slechter gaat, maar omdat ze vijftien jaar ouder zijn, en dus krakkemikkeriger. En daar is helaas geen kruid tegen gewassen.

maandag 6 maart 2006

LEKKER VET

De levensverwachting van Hongaren behoort tot de laagste van Europa. Dat zegt wat over de kwaliteit van de gezondheidszorg, zonder enige twijfel. Het zegt echter vooral wat over de Hongaarse levensstijl
Hongaren houden van eten. De Hongaarse keuken is traditioneel een echte boerenkeuken, met veel (varkens-)vet, en veel room om gerechten af te maken. Groente eten mensen vooral in de vorm van goed doorgekookte en vervolgens met sauzen gebonden stoofpotten, of in zuur ingelegd. Zelfs in de zomer is de kans groot dat je vers ingelegde augurken voor je neus krijgt, inplaats van verse sla. Vlees wordt gepaneerd en vervolgens gebakken, of in veel vet gestoofd en met een klodder zure room erop opgediend. Een zondag zonder gebak van oma is geen zondag.
Op een goede traditionale gulyás drijven geen vetogen, maar een laagje vet. Als een restaurant bij een gerecht 'gemengde bijlagen' vermeldt, gaat het NIET om aardappels en groente, maar om frieten en rijst. Als je dat eet met traditionele restaurantgerechten als zigeunerschnitzel (varkenssnitzel met een flinke plak vet spek erop) of vlees uit Brasov (varkensvlees met ondermeer blokjes vet spek), voel je de aderen dichtslibben.
Zou het zich tot restaurants beperken, dan zou het leed nog te overzien zijn. Maar de meeste Hongaren eten hun warme maaltijd 's middags, in een bedrijfskantine of op school. En op die scholen in Jamie Oliver nog niet langs geweest om de keuken over gezonde voeding te leren.
Dus doen kinderen (en volwassenen) het met middagmaaltijden zoals magos tészta, een soort lasagnavellen, bestrooid met suiker en maanzaad. Of pasta met werkelijk mierzoete tomatensaus erover heen en schitzels in een dikke gefrituurde paneerlaag. Groente komt er ook wel eens voorbij, ingelegd in zuur. Of drijvend in een dikke saus.
Toen bleek dat kinderen bij mijn zoontje op school iedere dag chips mee de klas innamen, hebben wij geprotesteerd. Een van de ouders (waarvan de zoon naast een zak chips iedere ochtend een mac donalds ontbijt meekreeg) keek ons totaal verbijsterd aan. Chips slecht, hoezo? De chips zijn overigens wel uit de klas verdwenen, sindsdien.
Als ons zoontje bij andere kinderen gaat spelen, ben ik altijd benieuwd wat ze s'avonds als avondmaaltijd hebben gekregen. Dat varieert van pannenkoeken, hamburgers of pizza tot szalonnasütö, een soort barbecue waarbij - alweer - vet spek aan een stok wordt geprikt en boven vuur wordt geroosterd tot het knapperig is. Het uitdruipende vet wordt op brood opgevangen en zo opgegeten.
Dat vriendje eet dat volgens eigen zeggen iedere week één keer. Bij een ander vriendje waar hij altijd pannenkoeken eet, schijnt oma om de zoveel dagen een enorme toren te bakken, waar iedereen naar believen van kan nemen.
Van de ouders in zijn klas zou je meer verwachten. Daar zitten artsen tussen, onderwijzers, wetenschappers en een aantal zakenlieden. Maar goed, zelfs in Hongaarse ziekenhuizen is het nog niet doorgedrongen dat goede voeding letterlijk van levensbelang is. De maaltijden voor de patiënten zijn in veel ziekenhuizen een sluitpost, waar per dag niet meer dan 1,20 euro aan uit wordt gegeven. Dan kom je ook niet veel verder dan pasta met maanzaad en suiker als warme maaltijd.
Een enkel ziekenhuis heeft inmiddels een diëtiste in dienst genomen, en dan blijkt dat je zelfs met weinig geld nog wel iets beters kunt klaarmaken. Maar als zelfs in de gezondheidszorg de kennis over het belang van gezond voedsel voor een spoedig herstel zo gering is, is het natuurlijk niet vreemd dat de situatie bij mensen thuis nauwelijks beter is.

NOORD-KOREAANSE SLAVEN IN TSJECHIË

Naar schatting enkele honderden Noord-Koreaanse vrouwen werken in semi-slavernij in de Tsjechische textiel- en leerindustrie. De vrouwen hebben weliswaar een officiële werk- en verblijfsvergunning en krijgen het Tsjechische minimumloon uitbetaald, maar ze staan onder volledige controle van de Noord-Koreaanse ambassade, aan wie ze ook als ‘vrijwillige bijdrage aan de socialistische revolutie’ het grootste deel van hun salaris moeten afstaan. Ze worden volledig afgezonderd van de samenleving en mogen slechts in groepen, onder Noord-Koreaanse bewaking, naar buiten om bijvoorbeeld boodschappen te doen.
Volgens de Tsjechische sociaal-democratische Europarlementariër Richard Falbr, de vroegere voorzitter van de grootste Tsjechische vakbond, is legaal niets op hun positie aan te merken, omdat hun papieren volledig in orde zijn. Maar moreel zijn er volgens hem grote vraagtekens te plaatsen bij de constructie, niet alleen vanwege de omstandigheden waaronder de vrouwen leven, maar ook, omdat hun arbeid – en het werk van zo’n 10000 tot 15000 Noord-Koreaanse arbeiders in landen als Rusland, Bulgarije, Libië, Saoedi-Arabië en Angola – één van de belangrijkste bronnen van buitenlandse valuta is voor het Noord-Koreaanse communistische regiem. Falbr onderzocht de omstandigheden waaronder de vrouwen moeten werken voor het Europese parlement.
De Noord-Koreanen werken sinds eind jaren negentig in Tsjechië. Onlangs vertelde een voormalige Noord-Koreaanse diplomaat aan de Amerikaanse San Francisco Chronicle over de omstandigheden waaronder de vrouwen leven. Kim Tae San was als diplomaat in 1998 betrokken bij de oprichting van een aantal bedrijven waar de vrouwen te werk zijn gesteld en was tot hij overliep toezichthouder in die fabrieken.
De salarissen van de vrouwen worden allemaal op hetzelfde rekeningnummer van de ambassade gestort. 55 procent van hun loon gaat als ‘vrijwillige’ bijdrage naar de regering. Van de rest wordt geld afgehouden voor accommodatie, transport en bloemen voor de verjaardagen van de gestorven Noord-Koreaanse leider Kim Il Sung en zijn zoon Kim Jong Il. Ook moeten ze de Noord-Koreaanse propagandafilms die hun enige vertier vormen, zelf betalen.
Maandelijks krijgen ze een bedrag van 18 tot 25 euro, waarvan ze eten moeten kopen. Een keer per week kunnen ze, onder begeleiding, boodschappen doen. De vrouwen leven hoofdzakelijk van de allergoedkoopste macaroni, zodat ze maandelijks nog geen 10 euro uitgeven en geld overhouden om hun familie thuis te ondersteunen. De eigenaar van een schoenfabriek waar Noord-Koreaanse vrouwen werkten, verklaarde een jaar geleden voor de Tsjechische radio dat hij de vrouwen wel eens over honger had horen klagen.
Volgens het arbeidsbureau in Beroun, een regio met enkele bedrijven waar Noord-Koreaanse vrouwen werken, konden die bedrijven geen Tsjechische werknemers vinden. De vrouwen gelden als goede arbeiders. Hun contact met de buitenwereld verloopt geheel via een officiële tolk van de Noord-Koreaanse ambassade. Pogingen van Tsjechische media twee jaar geleden met een aantal vrouwen te praten, leidden er destijds toe dat die een cameraman te lijf gingen en de film uit zijn camera stalen Volgens ooggetuigen leken de vrouwen volkomen in paniek toen ze door de journalisten werden benaderd.
Desondanks geldt een dergelijke baan volgens ex-diplomaat Kim Tea San als een buitenkans, omdat het salaris naar Noord-Koreaanse begrippen enorm is. Alleen vrouwen uit als betrouwbaar geachte gezinnen komen ervoor in aanmerking. Velen laten thuis een gezin met kinderen achter, een goede stok achter de deur om vluchten te voorkomen. De diplomaat, die sinds zijn overlopen in Tsjechië woont, weet uit eigen ervaring van de consequenties daarvan zijn. Zijn in Noord-Korea wonende kinderen zijn sindsdien spoorloos en zelfs neven en nichten lijken van de aardbodem verdwenen.

vrijdag 3 maart 2006

BOEDAPEST, DE RATTENVRIJE STAD

Begin jaren zeventig leed de Hongaarse hoofdstad Boedapest onder een regelrechte rattenplaag. Vooral in het centrum, in de wijken langs de Donau, was de situatie ernstig. Vrijwel alle huizen in de buurt van de rivier hadden last van het ongedierte. Stedelijk gold dat voor één op de drie huizen. De schade die ze veroorzaakten, liep jaarlijks in de miljoenen dollars. Voor de gemeente was dat aanleiding om de ratten letterlijk de oorlog te verklaren.
De gemeente besloot tot een maatregel die op het eerste gezicht onuitvoerbaar leek: de totale uitroeiing van ratten in een stad van ruim twee miljoen inwoners. Dat plan was beslist veel moeilijker geweest, als Hongarije op dat moment geen socialistisch land was geweest, erkent Janós Szilagyi van Babolna Biomilieu, het bedrijf dat sinds haast 35 jaar met de bestrijding is belast.
Huiseigenaren draaiden destijds voor de kosten op. Dat had op zich al een reden kunnen zijn de bestrijdingsdienst de toegang te weigeren. Maar Hongarije had een autoritair regime en overal in de stad hingen affiches die waarschuwden dat het strafbaar was de rattenjagers niet toe te laten. Niemand haalden het in zijn hoofd om de deur dicht te houden. En het werkte. Sinds 1972 is Boedapest een rattenvrije stad
Een oorlog was het, met een echte frontlijn. De rattenbrigades, zoals de groepjes vangers in toepasselijke oorlogstaal heten, begonnen hun werk in 1971 aan de westgrens van de stad en rukten huis voor huis, straat voor straat, langzaam op naar de oostgrens. In 21 maanden werd letterlijk ieder gebouw, iedere woning door de brigades bezocht en werd in iedere kelder, op ieder dak en in alle rioleringen in het totaal ruim 1,6 miljoen kilo vergiftigd aas uitgezet.
Dat aas, door Babolna zelf ontwikkeld, bestaat uit parafineblokken vermengd met gif en een goede kwaliteit graan. De parafine heeft het voordeel dat het graan niet bederft, ook niet in een riolering. Bovendien zijn de knaagsporen van de ratten er duidelijk in te zien, wat handig is voor de nacontrole. Het aas wordt altijd ruimschoots en herhaald geplaatst, zodat de ratten er gegarandeerd genoeg van eten. Dat is belangrijk, omdat de beesten anders resistentworden tegen het gif.
Tijdens de oorspronkelijke campagne daalde het aantal gebouwen waar ratten leefden van één op de drie tot één op de tweehonderd. Schade hebben de beesten sinds 1972 niet meer veroorzaakt. Ook bepaalde ziekten, zoals leptospirosis, een infectieziekte die ondermeer door ratten wordt overgebracht, zijn in Boedapest goeddeels verdwenen. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is de stad wereldwijd het beste voorbeeld van een langdurige, succesvolle en goedgedocumenteerde rattenbestrijdingscampagne in zo’n omvang territorium.
Vanaf het begin heeft Babolna alle gegevens over de bestrijding vergaard, van rattensporen en keutels, het aantal dode ratten en de hoeveelheden gevreten aas tot het weer en het tijdstip van verdelging. Daardoor heeft het bedrijf een unieke database over het gedrag van ratten en is het inmiddels in staat op basis van bijvoorbeeld het weer te voorspellen hoe zich de rattenpopulatie ontwikkelt.
Uiteraard was een eenmalige campagne voor de totale verdelging niet voldoende. Terwijl de rattenjagers in het oosten van de stad nog huis aan huis beesten verdelgden, startte in het westen al het zogenaamde onderhoud. Aan de buitengrenzen van de stad, langs de Donau, op treinstations en op riskante plaatsen zoals markten. slachthuizen en voedselverwerkende industrieën werden ‘verdedigingslinies’ opgezet, waar ook vandaag de dag nog permanent grote hoeveelheden vergiftigd aas staan opgesteld om te voorkomen dat ratten van buiten de stad binnendringen of enkelingen zich in een voedselrijke omgeving succesvol vermenigvuldigen.
Die verdedigingslinies, die zo’n 50 tot 200 meter zijn, worden permanent gecontroleerd. Verder wordt ieder deel van de stad één maal in de twee maanden door een rattenbrigade gecontroleerd. Af en toe komen de rattenbridages in actie, omdat een inwoner klaagt. Dan staan de rattenvangers binnen 24 uur voor de deur.
Dat gebeurde in 2004 189 keer, in 2005 iets vaker. ,,Met een milde winter en een natte en lange zomer met overvloedige oogsten was dit voor ratten een goed jaar, zodat meer beesten van buiten de stad binnenkwamen en we wat meer klachten hebben gekregen’’ zegt Szilagyi. Maar met pakweg 200 telefoontjes in 2005 is Boedapest volgens internationale normen nog steeds rattenvrij. ,,Mijn kinderen hebben in hun leven nog nooit een levende rat gezien’’, aldus Szilagyi.

POOLSE STEUN VOOR WIT-RUSSISCHE OPPOSITIE

Het tijdstip van de lancering is geen toeval: twee en een halve week voor de presidentsverkiezingen in Wit-Rusland ging in het Poolse Bialystok, nabij de Wit-Russische grens, de Wit-Russische oppositiezender Radio Racja (Radio Recht) de lucht in. Radio Racja, de opvolger van een zender met dezelfde naam die twee jaar geleden wegens geldgebrek moest sluiten, wordt geheel gefinancierd door de Poolse regering, die niet verheelt dat ze de huidige Wit-Russische president Alexander Lukashenko zo snel mogelijk wil zien vertrekken.
Racja begon bescheiden, met een dagelijkse uitzending van één uur. Het station richt zich Wit-Russen over de grens én in Polen, en draait ook muziek om een breed publiek te trekken. Maar de zender is toch vooral een platform van de oppositie. ,, We hopen met onze uitzendingen de burgerbeweging in Wit-Rusland te ontwikkelen. We willen een brug zijn tussen de Wit-Russische minderheid in Polen en de mensen thuis en we willen luisteraars objectieve informatie geven over hun land’’, aldus initiatiefnemer Oleg Latyszonek.
De Poolse premier Kazimierz Marcinkiewicz kondigde de oprichting van het radiostation in januari aan tijdens een bezoek van Alexander Milinkevich, de Wit-Russische oppositiekandidaat voor het presidentschap. Polen, aldus Marcinkiewicz, steunt de democratisering van het buurland met de radiozender en met het sturen van waarnemers bij de verkiezingen. Volgens de Wit-Russische regering is de Poolse bemoeienis simpelweg inmenging in de aangeledenheden van een ander landDankzij Solidariteit heeft Polen veel ervaring met vreedzaam verzet tegen dictaturen en het land ziet zichzelf als fakkeldrager van de democratisering in de regio. Daarom ging Walesa tijdens de Oranje Revolutie in de Oekraine de demonstranten in Kiev toespreken. Daarom ook is de huidige regering ook zo actief vlak voor de Wit-Russische verkiezingen.
Daarom ook biedt Polen ruimhartig onderdak aan Wit-Russische oppositieorganisaties, aan studenten en wetenschappers die in eigen land uit de universiteit werden gegooid en aan schrijvers en popgroepen die thuis verboden zijn. Wat natuurlijk ook een rol speelt, is dat Polen zich historisch zeer betrokken voelt bij de regio, omdat een deel van het huidige Wit-Russische grondgebied in het verleden Pools was.
,,Voor ons zijn alle activiteiten die leiden tot vrijheid in Oekraine en Wit-Rusland van groot belang’’, aldus de Poolse president Lech Kaczynksi onlangs tijdens een bezoek aan Washington. Tijdens zijn verkiezingscampagne vorig jaar beloofde Kaczynski ook al actieve steun aan de oppositie in het buurland.
Maar die Poolse houding is niet zonder risico. In Wit-Rusland leeft nog steeds een Poolse minderheid van een kleine 400 duizend zielen. Lukashenko schuwt er niet voor hun positie onder druk te zetten als hem dat uitkomt. Recent werden Poolse diplomaten er op de Wit-Russische tv van beschuldigd een staatsgreep tegen het bewind in Minsk te plannen.
Vlak voor de presidentsverkiezingen vier jaar geleden doken geruchten op dat de Poolse minderheid plannen tot afscheiding had. Vorig jaar verwijderde de president eigenmachtig het nieuw gekozen bestuur van de grootste culturele organisatie van Polen in Wit-Rusland. Het zijn speldenprikken, maar die herinneren de Polen er wel steeds aan dat Lukashenko 400 duizend mensen het leven zuur kan maken als hij dat wil.