Orbán's hoop: meer baby's |
Tóth ziet het in haar eigen omgeving: al haar jaargenoten willen weg en ook haar ene broer heeft plannen. Haar vriend wil, net zal zijzelf uiteindelijk, in Nederland gaan werken. "Mij spreekt de Nederlandse openheid en directheid erg aan," zegt ze. Nederlanders lachen veel vaker dan Hongaren, vindt ze.
Ze treedt in de voetsporen van 600.000 Hongaren die volgens officiële cijfers afgelopen jaren het land verlieten om elders in de EU te werken of te studeren. Sinds 1990, toen er ruim tien miljoen mensen in Hongarije woonden, is de bevolking met 5,5 procent gedaald. Jarenlang was vooral het lage geboortecijfer verantwoordelijk voor die daling, maar de laatste jaren speelt migratie de hoofdrol. Volgens sommige onderzoeken overwegen nog 400.000 mensen om weg te gaan.
Volgens voormalig EU-commissaris László Andor zijn nog nooit zoveel Hongaren in vredestijd vertrokken. De directeur van de Nationale Bank, György Matolcsi, erkende onlangs tegenover ondernemers dat 4 procent van de beroepsbevolking inmiddels in het buitenland werkt.
Dat is waarschijnlijk een behoorlijke onderschatting. Volgens Eurostat woont 5,1 procent van de Hongaren inmiddels officieel in een ander EU-land, maar om in het buitenland te werken, hoef je daar niet ingeschreven te staan. Tienduizenden Hongaren die in Oostenrijk werken, forenzen bijvoorbeeld dagelijks heen en weer en wonen officieel gewoon thuis.
Die migratie heeft niet alleen negatieve kanten. Volgens schattingen sturen Hongaarse werknemers in het buitenland jaarlijks zo'n 3,5 miljard euro naar huis. Voor menige familie, maar ook voor het land zelf, is dat een belangrijke bron inkomsten. Gelijktijdig heeft Hongarije inmiddels een schreeuwend tekort aan arbeidskrachten. Winkels, ziekenhuizen en grote bedrijven: overal wordt personeel gezocht. Fruitboeren op het platteland vrezen voor hun opbrengst dit jaar, niet omdat vorst, hitte of ongedierte heeft toegeslagen, maar omdat er simpelweg geen mensen meer zijn die de appels of aardbeien kunnen plukken. Wie seizoensarbeid wil doen, kan beter bij een Nederlandse appelboer aan de slag.
Premier Viktor Orbán, die met vier dochters en een zoon zonder enige twijfel het goede voorbeeld geeft, heeft bevolkingsgroei tot een van de speerpunten van zijn beleid in de komende jaren verklaard. Maar toelating van migranten blijft voor hem onbespreekbaar. Meer kinderen moeten er komen. Voorlopig hoopt hij families over de streep te trekken met subsidies voor koopwoningen en andere financiële voordelen voor grote gezinnen.
Tóth kan zich niet indenken dat iemand daarom zou blijven: "Voordat je voor die subsidies in aanmerking komt, ben je drie kinderen en jaren verder", zegt ze. Probleem is dat bijna de helft van de vertrekkers net als zijzelf nog geen dertig jaar is. Driekwart is onder de veertig. Dat is precies de generatie die voor extra baby's zou moeten zorgen. Ze krijgen wel kinderen, maar steeds vaker gebeurt dat in het buitenland. Een op de zes Hongaarse baby's wordt inmiddels in den vreemde geboren.
Hoewel de verkiezingen Tóth het laatste zetje hebben gegeven, gaan de meeste mensen toch vooral vanwege de betere kansen en de hogere lonen in West-Europa. Het Hongaarse modale salaris bedraagt nog geen 800 euro per maand, het minimumloon rond de 300 euro.
Voor jongeren speelt de ruimere studiekeuze aan buitenlandse universiteiten een belangrijke rol. Een kwart tot een derde van de eindexamenkandidaten van Hongaarse topscholen kiest inmiddels voor een buitenlandse opleiding. Zij vertrekken meestal niet 'voor goed'. Maar uit onderzoek van economisch instituut GVI blijkt dat degenen die in het buitenland studeren, daar uiteindelijk net als Tóth ook willen gaan werken. En hoe langer ze wegblijven, hoe groter de kans dat ze, bijvoorbeeld vanwege een partner, niet meer terugkomen. Terugkeer wordt helemaal moeilijk als er eenmaal kinderen zijn die elders naar school gaan.
Niet alleen de regering maakt zich zorgen. De onder jongeren populaire oppositiebeweging Momentum riep aanhangers kort na de verkiezingen op niet te vertrekken, maar zich thuis in te zetten voor verandering. Momentumbestuurslid en sociologe Anna Donáth weet zelf goed hoe aantrekkelijk dat buitenland is. Ze studeerde en werkte zes jaar in Nederland en deed een masters Migratie en Etnische Studies aan de Universiteit van Amsterdam. "Dat vak bestaat in Hongarije helemaal niet."
Aanvankelijk voelde ze zich niet echt thuis in Nederland. Dezelfde directheid die Tóth aantrekt, vond zij juist heel moeilijk. Dat veranderde toen ze een Nederlandse vriend kreeg. "Toen leerde ik Nederland eigenlijk pas echt kennen en zag ik de positieve kant. Mensen zijn niet alleen direct met hun kritiek, maar ook met hun complimenten."
Ze had zich dan ook net ingesteld op een toekomst in Nederland, toen haar Nederlandse vriend zo'n twee jaar geleden meldde dat hij wel naar Hongarije wilde. Ze vertrokken op de bonnefooi, maar vonden dankzij de krappe Hongaarse arbeidsmarkt allebei binnen zes weken werk.
De terugkeer had voor Donáth één schaduwzijde: "Al mijn oude vrienden woonden inmiddels in het buitenland." Toen iemand haar uitnodigde voor het zomerkamp van de nieuwe Hongaarse oppositiebeweging Momentum zei ze dan ook direct ja.
Inmiddels is ze fulltime actief in de organisatie, die bij de laatste verkiezingen ruim drie procent van de stemmen haalde: "Om te blijven moeten mensen een goede reden hebben en dat kan alleen als het land verandert. Hongaren zijn op dit moment ontzettend verdeeld en wantrouwig. We moeten ons ervoor inzetten dat we opnieuw met elkaar leren praten en elkaar weer gaan vertrouwen. Alleen zo kunnen we opnieuw een Hongarije opbouwen dat je niet wilt verlaten en dat het waard is om voor terug te komen."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten