Nog nooit een Afrikaan gezien |
Julia (niet haar echte naam) was nog nooit ergens geweest waar ze als zwarte vrouw echt uniek was. Toen ze zich de eerste avond realiseerde hoe blank de samenleving was, en het gesprek ook nog op het referendum over migranten kwam, schrok ze even. Moest ze bang zijn op straat?
Al snel bleek dat ze zich daar geen zorgen over hoefde te maken. Reacties kreeg ze inderdaad in overvloed, maar agressie? Nee. Vooral nieuwsgierigheid. Voor heel veel mensen die ze ontmoette, was het echt de allereerste keer dat ze een Afrikaanse tegenkwamen. Zelfs in Boedapest, waar een zwart gezicht niet helemaal ongewoon meer is, werd ze aangestaard. Daarbuiten staken mensen niet onder stoelen of banken hoe interessant ze haar vonden.
Een van de dagen maakten we een tochtje langs de Donau. Toen we in Zebegény in de lokale Spar wat boodschappen deden, raakte de kassière haast ademloos van opwinding. Dit was 'de derde zwarte' die ze in haar leven zag, vertelde ze. De andere twee hadden ook diepe indruk gemaakt, want ze kon precies vertellen waar en wanneer dat was geweest. Die onschuld was eigenlijk wel ontwapenend, net als die van het kind dat wilde wrijven of Julia echt niet afgaf, of van de oude vrouw die haar over haar gezicht streek en stralend meende dat ze mooi was.
Onschuldig of niet, maar op den duur wordt het wel wat vermoeiend, zelfs als je begrijpt waar het vandaan komt. Julia had gelukkig zin voor humor. Niemand was kwaadaardig en ze realiseerde zich bovendien dat een blanke in een Afrikaans provinciestadje waarschijnlijk even veel commotie zou veroorzaken.
De belangstelling had niet alleen maar nadelen, trouwens. Toen ze in een lokaal restaurant geen lege tafel vonden, nodigde een alleen etende klant hen uit om dan maar bij hem te komen zitten, Zonder Julia zou dat waarschijnlijk nooit gebeurd zijn. Zijn reden om zijn belangstelling was namelijk een zekere heimwee: ooit was hij consul in Afrika geweest. Nu was hij weduwnaar en sleet zijn dagen in eenzaamheid.
Na een gezellige avond nodigde hij hen dan ook vol weemoed uit om de volgende dag bij hem te komen eten. Een bonensoep, zei hij, maar toen ze arriveerden, bleek hij op zijn Hongaars behoorlijk uitgepakt te hebben. Er verscheen een complete maaltijd op tafel en ze kregen nog een heel stuk van de zelf gerookte everzwijnham mee naar huis.
Vriendelijk of niet, voortdurend in het centrum van de belangstelling staan is natuurlijk knap vermoeiend. Een week lang kun je erom lachen, dan gaat de lol er wel af. Aan de andere kant: de onwetendheid waarmee mensen Julia benaderden, is natuurlijk dezelfde onwetendheid waarmee ze de hele kwestie van vluchtelingen benaderen. Het is niet voor niets dat mensen in de grote stad minder bang zijn voor nieuwkomers dan mensen in een klein dorp, niet alleen in Hongarije, maar ook in Nederland: Onbekend maakt onbemind.
Zo vermoeiend als het ook was, Julia's lastigste moment in al die dagen was geen opmerkelijke ontmoeting met een nieuwsgierige Hongaar, maar toen ze ergens op straat in Vác een zwarte man zag lopen. Eindelijk een vertrouwd gezicht? Niet echt. Het was h
eel ongemakkelijk, zei ze achteraf. Want wat doe je in zo'n geval? Normaal loop je toch ook niet zomaar op straat op iemand af omdat die toevallig dezelfde huidskleur heeft? Uiteindelijk zijn ze allebei maar doorgelopen.