Het opgeknapte Kossuth tér |
Maar goed. Het plein heeft niet alleen zijn communistische naam verloren, maar ook zijn communistische architectuur en het ziet er veel mooier uit dan het was. Maar het schijnt dat er nogal wat klachten zijn over de geringe hoeveelheid groen. Nou was het oude Moszkva tér bepaald niet het groene hart van de stad en je moet het nieuw geplante groen natuurlijk even de tijd geven om groot te groeien. Maar bomen zijn nu eenmaal een teer punt in de Boedapester ziel.
De afgelopen jaren waren er in de stad diverse protestacties tegen renovatie- en vernieuwingsplannen. Zelden gingen ze - behalve in het zevende district waar helemaal geen bomen zijn - over de architectuur. Vaak daarentegen over de bomen die zouden sneuvelen. Zelfs als het eindresultaat groener zou worden dan de beginsituatie.
Begin jaren negentig bestond het midden van het toenmalige Roosevelt tér (nu Széchenyi tér) uit een lelijke asfaltplak met een parkeerplaats en, juist ja, een aantal bomen. Toen er eind jaren negentig plannen kwamen om die parkeerplaats te vervangen door een parkeergarage, kwamen er protesten: een paar van de bomen zouden het loodje leggen. Het plan ging desondanks door. Het asfalt werd vervangen door gras en bloemen, de meeste bomen overleefden en het hele plein ziet er aanzienlijk fraaier uit dan het was.
Maar in de Nagymező utca ging de bouw van een parkeergarage in 2006 niet door vanwege protesten uit de buurt tegen de kap van de bomen in die straat. En toen de huidige regering een aantal jaren geleden aankondigde dat ze het Kossuth tér bij het parlement zouden gaan vernieuwen, was het ook vooral het lot van de bomen dat protesten uitlokte. Niet dat die protesten de renovatie tegenhielden, en eerlijk is eerlijk, dankzij het kappen van de bomen heb je voor het eerst in jaren vanaf het plein zicht op de Donau en de heuvels erachter. En persoonlijk vind ik dat uitzicht eigenlijk veel mooier dan de bomen die er vroeger stonden.
Momenteel voert een groep milieuactivisten al wekenlang actie in het Városliget, het Stadspark, tegen de voorgenomen bouw van een museumwijk naast en in het park. Niet vanwege het idee zelf, hoewel daar best wat op af te dingen is, zoals het prijskaartje dat eraan hangt, of de vraag of het eigenlijk wel zo slim is om alle belangrijke musea in de stad in een wijk te bundelen. Maar daar gaat het de activisten niet om. Zij protesten vanwege de bomen die voor het plan gekapt moeten worden.
Nou gaan er niet alleen bomen gekapt worden, maar krijgt dat hele deel van het park een opfrisbeurt. En daar is best wat voor te zeggen, want het Stadspark is groot en juist dat deel van het park waar de musea gepland zijn, is behoorlijk verwaarloosd, wordt betrekkelijk weinig gebruikt en is bovendien niet helemaal ongevaarlijk (tussen die laatste twee feiten is natuurlijk een verband). Toen onze zoon nog naar een school naast dat park ging, legde de school leerlingen een verbod op om alleen het park in te gaan nadat enkelen tussen de bosjes met enige geweld van hun mobiel beroofd waren, Maar een boom is een boom. Die moet blijven staan.
De ironie wil dat er een tijd was dat Boedapest helemaal geen bomen wilde. Midden negentiende eeuw stond de gemeenteraad van het toenmalige Pest op zijn achterste benen toen graaf István Széchenyi voorstelde om bomen in de stad te planten om het stadsklimaat te verbeteren. Pest was in die jaren haast net berucht vanwege het stof als Londen vanwege de smog. Maar bomen? In de stad? Was Széchenyi nou helemaal belazerd? Ze waren toch geen provincieplaats? Uiteindelijk kwamen er wel wat bomen. Maar die hielpen niet echt tegen het stof. Dat verminderde pas, toen de straten werden verhard. Zoals het een echte grote stad betaamt.