|
Vluchtelingen op het Keletistation |
Vorige week maandag was ik voor een reportage op het Keletistation in Boedapest, waar honderden vluchtelingen in een speciaal aangewezen 'transitzone'al soms al weken in de open lucht wachten op een mogelijkheid om door kunnen reizen naar een land dat asielzoekers beter gezind is dan Hongarije. Ik raakte in gesprek met Arni, een leraar Engels uit Kaboel die Afghanistan ontvlucht was uit angst voor de Taliban.
Hij bood me met Afghaanse gastvrijheid een banaan aan, het enige wat hij bij de hand had, wat ik vriendelijk weigerde omdat hij die beter kon gebruiken dan ik, en toonde me een treinticket voor drie personen naar München dat hij samen met zijn vrienden had gekocht. Het was half doorgescheurd. Een Hongaarse politieagent had het ongeldig gemaakt. Vluchtelingen worden uit internationale treinen geweerd, bevestigde vrijwilligster Sára Somogyi. Oostenrijk heeft onlangs namelijk een trein teruggestuurd naar Boedapest omdat zoveel asielzoekers in zaten. Arni hoopte een auto te vinden waarmee hij weg kon komen. "Er zijn hier mensensmokkelaars actief," wist Somogyi, maar als vrijwilligster hield ze zich daar verre van.
Donderdag was ik weer op het Keletistation, voor een ander verhaal over vluchtelingen. Het was deze keer een stuk leger in de transitzone, en Arni en zijn vrienden waren weg. Ik sprak met Shirelli Almadzzi, een andere Afghaan, die gevlucht was nadat de Taliban zijn vader had vermoord omdat die als imam politiemensen die in de strijd tegen de Taliban waren omgekomen, had begraven. Almadzzi had na zijn vlucht een tijd in Iran gewoond. Hij werd verteerd van zorgen over zijn moeder en broertjes die hij had moeten achterlaten en van wie hij al jaren niets meer had gehoord. Hij wilde naar Duitsland, niet vanwege het geld dat je daar zou kunnen krijgen. Geld hoefde hij niet, hij een ingenieursdiploma en twee sterke, eeltige handen en werken kon hij. Maar hij hoopte vurig dat de VN in Duitsland hem kon helpen zijn familie terug te vonden.
Diezelfde dag hoorde ik het bericht over een koelauto met dode vluchtelingen dat in Oostenrijk gevonden was en de volgende dag stond ik in de brandende zon op een parkeerplaats voor vrachtwagens aan de Oostenrijks-Hongaarse grens bij het dorpje Nickelsdorf. Even verderop stond dat busje aangekoppeld aan een laaddok van een koelhuis.Er stonden wat hekken om de wagen, en er lag plastic op de grond om het bruinige vocht dat uit de wagen was gelopen, op te vangen. Zelfs op flinke afstand van het gebouw rook je de lijken. Binnen waren rechercheurs bezig met een eerste onderzoek. Ze zochten naar persoonlijke bezittingen die iets over de doden konden vertellen. Later in de middag werden de lichamen opgehaald. Mannen in witte pakken en gasmaskers waren in de weer met grijze, plastic doodskisten.
|
Dodelijke koelwagen |
Inmiddels was meer bekend over de dodenrit: er waren 71 mensen in omgekomen en het was waarschijnlijk op dinsdag uit Boedapest vertrokken. Er was één Syrisch paspoort gevonden, maar verder is nog steeds niets bekend over de slachtoffers. En plotseling moest ik aan Arni denken. En dat hij weg was geweest de vorige dag. Dat hij natuurlijk ook een andere auto gevonden kan hebben, maar dat het zeker niet ondenkbaar was dat hij in dat busje heeft gezeten. En dat als dat zo is, zijn familie mogelijk nooit te weten komt wat er met hem is gebeurd.
Hoe vaak leest een mens dat er weer een boot met vluchtelingen vergaan is? Ver weg, ergens voor de kust van Libië. Naamloze mensen, getallen. Soms een dramatisch foto's, van een moeder die haar kind probeert te redden. Maar dan komt het volgende nieuwsitem voorbij, of een grappige post op Facebook, en voor je het weet, ben je dat beeld weer vergeten. Maar Arni had een gezicht. Hij had me, hoewel hijzelf niets had, een banaan aangeboden. Hij had een verhaal over angst en geweld thuis en wilde naar Engeland, waar hij hoop had voor de toekomst. Hij heeft hopelijk nog steeds een gezicht en hoop voor de toekomst. Maar ook als hij nog leeft, zijn er wel 71 anderen gestorven. En dagelijks sterven er tientallen net niet. Dit weekend nog hield de Oostenrijkse politie een andere wagen aan, waarin drie kinderen inmiddels al het bewustzijn waren verloren.
Diezelfde avond sliep ik in Nickelsdorf in een pension. Regelmatig trekken groepjes asielzoekers door het dorp en sinds een maand zijn er 25 vluchtelingen in ondergebracht in het voormalige pension Das Risa. Mevrouw Breuer, mijn gastvrouw, was alleraardigst, maar ze moest niets van vluchtelingen hebben. Moslims, vreemde gewoonten, mensen durven 's avonds niet meer naar buiten, want straks trekken ze je van je fiets (dat was nog nooit gebeurd, zei ze eerlijk, maar toch). En ze had een paar vragen: het zijn allemaal mannen. Waarom? Mijn man zou me nooit achter laten. En waarom willen ze hierheen komen, waarom blijven ze niet in een buurland? Dat kan toch alleen zijn omdat het gelukszoekers zijn?
De volgende ochtend was ik in Das Risa. Al snel werd ik omringd door een achttal Syriërs. Allemaal mannen, inderdaad. Allemaal mannen die hun familie hadden moeten achterlaten. Een van hen toonde me op zijn smartphone foto's van zijn stad: zijn huis, twee verdiepingen, een tuin en fraai versierd met pilaren, maar half in puin. Een man op zijn buik, dood, met een afgerukt been. In tegenstelling tot de meeste persfotografen had hij de foto zo genomen dat je recht in de bloederige stomp keek. Een ander, op zijn rug, ook dood, ook met een afgerukt been. Een vrouw, omringd door bundels, de weinige spullen die ze heeft kunnen redden. Zowel de bundels als zijzelf waren bedekt met een dikke laag stof. Het waren zijn vrienden, zijn buren, zijn familie.
De meeste van deze mannen hadden gedaan wat mevrouw Breuer wilde en wat al die mensen willen die roepen dat vluchtelingen in de eigen regio moeten blijven.: ze hadden eerst net als miljoenen andere vluchtelingen in Turkije, Jordanië of Libanon onderdak gezocht. Met de bedoeling zo snel mogelijk hun familie uit Syrië te halen. Alleen, wanneer je vijftien uur per dag werkt voor tien euro per dag, dan is de kans dat je dat ooit lukt, miniem. Daarom waren ze naar Europa gekomen: om geld te verdienen om hun familie te redden. Ze waren heel blij met het onderdak en de hulp die ze in Das Risi kregen. Maar mogen werken was datgene waar ze het meeste naar uitkeken.
Geen van hen wilde echt hier zijn. Ze waren echt liever in Syrië gebleven, bij hun familie. Ze hadden ooit goede banen gehad, mooie huizen. Een was accountant geweest bij een auto-importeur. "Als er geen oorlog in Syrië was, zou ik nooit weg zijn gegaan, zou niemand hier aan tafel zijn weggegaan. Waarom zou ik? Tot de oorlog had ik een goed leven," zei hij.
Dit is geen pleidooi om iedereen die naar Europa wil, zomaar toe te laten. Ik ben de afgelopen weken ook andere mensen tegengekomen, uit landen die niet in oorlog waren. Landen waar het leven ongetwijfeld niet leuk is voor een groot deel van de bevolking, maar dat probleem los je niet zomaar op door de grenzen voor iedereen open te stellen. Hoe vreselijk armoede ook is, uiteindelijk moet dat probleem in de betreffende landen zelf worden opgelost, door corruptie te bestrijden, door onderwijs. We kunnen daar zelf trouwens ook iets aan bijdragen door te weigeren voor een euro t-shirts bij Zeeman (of voor meer bij H&M) te kopen die gemaakt zijn door een arbeider die daar hooguit twee cent voor kreeg.
Maar het is wel een pleidooi om echte vluchtelingen een kans te geven. Om ons te realiseren dat mensen echt niet voor hun lol een levensgevaarlijke tocht ondernemen met hun driejarige peuter op de arm. Om even, al was het maar voor één seconde, in onze verbeelding in die auto met 71 vluchtelingen te stappen en erbij stil te staan hoe die mensen opgesloten, naar adem happend en in totale paniek gestorven zijn. Even in de huid te kruipen van die vader of moeder die zijn kind van de verdrinkingsdood probeert te redden. Even eraan te denken hoe je je zou voelen als het je eigen kind is dat daar verdrinkt of stikt.
Het is ook een oproep aan politici om open en creatief te zijn en te stoppen het lot van vluchtelingen voor eigen politiek gewin te gebruiken. Vluchtelingen zijn niet ISIS, ze vluchten voor ISIS. Na zeventig jaar vrede in Europa is het moeilijk voor te stellen, maar oorlog kan ons allemaal overkomen. Oorlog is in de geschiedenis van de mensheid meer de regel dan vrede. En dan hopen we allemaal, dat iemand anders zich dat aantrekt. Dat er ergens een Angela Merkel is die mededogen met ons heeft.
Laat ze in hun regio blijven? De meesten blijven ook in hun regio. Turkije vangt 1,8 miljoen mensen op, Libanon hetzelfde aantal en Jordanië een miljoen. In Iran leeft een kleine miljoen vluchtelingen, in Pakistan 2,3 miljoen, in Iraq twee miljoen. Het grootste aantal vluchtelingen uit Syrië, acht miljoen, worden in andere delen van Syrië zelf opgevangen. Een fractie, zo'n 250.000 Syriërs, is inmiddels in Europa terechtgekomen.
Degenen die Europa weten te halen, zijn degenen met durf, doorzettingsvermogen en initiatief. Anders hadden ze het nooit gehaald. Ik heb de afgelopen dagen met een accountant gesproken, een leraar Engels, een meisje dat rechten wilde gaan studeren, een ingenieur, een lasser, een arts en een kraanmachinist. Allemaal mensen die kunnen, en willen bijdragen aan de landen waar ze terechtkomen. En die willen wat wij allemaal willen: leven zonder angst, werk en een toekomst voor hun kinderen.