Onlangs zocht ik op een of andere receptie aan zo'n hoge tafel een plekje waar ik mijn bord neer kon zetten. Er stonden al twee mensen, een wat ouder Hongaars echtpaar, dat op zachte toon met elkaar aan het praten was. Héél zacht: dicht naar elkaar toegebogen fluisterden ze hun gesprek in elkanders oor.
Het is me vaker opgevallen: in gezelschap fluisteren is niet onbeleefd in Hongarije. In Nederland is het niet netjes, omdat iedereen meteen denkt dat je over de overige aanwezigen aan het roddelen bent of iets te verbergen hebt. Maar in Hongarije is fluisteren heel gewoon. Of beter, zo zachtjes praten dat het voor ons op fluisteren lijkt. Zittend in de trein zie je het constant gebeuren: mensen die zo zachtjes praten dat ze zich helemaal naar elkaar toe moeten buiten om te verstaan van wat de ander zegt. En nee, ze zijn geen roddels over hun medepassagiers aan het uitwisselen, ze zijn gewoon beleefd en willen niet storen.Veel Hongaarse kinderen word van kleins geleerd hun stem te dempen, zodat ze de mensen om hen heen niet storen. Dat heeft zeker zijn voordelen, maar het kan ook wel eens lastig zijn. Ik ben in de trein vaker aangesproken door mensen die ook niet boven het fluisterniveau uitkwamen. En het voelt best raar bij een vreemde min of meer letterlijk aan de lip te hangen.
Gastvrijheid is een ander moment waar Nederlandse en Hongaarse gewoonten behoorlijk met elkaar botsen. Een Nederlander die nee zegt als hem een kop koffie wordt aangeboden, meent dat gewoon. We zijn veel te direct om om de hete brij heen te draaien en vinden het vaak zelfs het irriterend als mensen maar blijven aandringen. Je had toch al nee gezegd?
Maar zeker als je de eerste keer bij mensen komt, verwachten Hongaren eigenlijk niet anders dan dat je het aanbod van een glas palinka of een stuk gebak in eerste instantie afslaat. Dat is bescheiden en beleefd. Dus bieden ze het nog een keer aan. En nog een keer. Zeg je dan nog steeds nee, dan zul je het wel menen. Omgekeerd: heb je gasten en hou je na de eerste keer op met aanbieden, dan stel je hen waarschijnlijk behoorlijk teleur.
Iets om met de kerstdagen rekening mee te houden: iedereen die in Hongarije ooit een cadeautje heeft gegeven, heeft waarschijnlijk wel eens meegemaakt dat dat niet werd uitgepakt. Voor Nederlanders teleurstellend. Je doet je best om iets leuks voor iemand te bedenken, en dan wil je graag zijn - liefst enthousiaste - reactie zien.
Maar Hongarije is zeker niet het enige land waar mensen hun cadeautjes niet uitpakken, tenminste bij gelegenheden waar ze van meerdere mensen iets krijgen. Iedereen die als kind op een verjaardagsfeestje wel eens degene is geweest die met het kleinste, onbenulligste pakje aankwam, begrijpt wel waarom: jouw lullige doosje kleurpotloden tussen al die prachtige poppen en dozen Lego is gewoon een rotgevoel. Je wilt je gasten als gastheer niet voor schut zetten. En als je niets aan het cadeau vindt, hoeft de goede gever dat ook niet van jouw gezicht af te lezen.
Hongaarse mannen zijn gepassioneerde handenschudders. Ook als ze elkaar op straat passeren, en je als Nederlander gewoon 'hoi' zou zeggen, zie je nog mannen die elkaar kort even de hand geven. Je ziet het zelfs veertienjarige schooljongens doen. Maar Rita Verdonk zou zich in Hongarije niet thuis voelen. Die was ooit zeer gepikeerd dat een imam haar geen hand gaf, maar Hongaarse mannen doen dat in principe ook niet. Ze zijn niet zo principieel als een imam, en als je als vrouw je hand uitsteekt, schudden ze hem wel. Maar geen man kijkt ervan op als je als vrouw je hand niet uitsteekt.
Een cultuurverschil waar de meeste mensen zelden mee geconfronteerd worden, maar dat misschien nog dieper gaat dan alles wat hier boven staat, is het feit dat Hongaren zonder enig probleem over het geslacht en zelfs de naam van ongeboren baby's praten en er bij zwangere vrouwen ook onbevangen naar vragen. Ik geloof niet dat ik een Nederlander ken, hoe goed opgeleid en nuchter ook, die op zo'n moment niet lichtelijk bijgelovig wordt.
Is u als lezer ook nog iets opgevallen? Ik hou me aanbevolen!
3 opmerkingen:
Het platteland verschilt met de grote stad. En zelfs hier zijn plaatselijk nog grote verschillen.
Maar om te beginnen zou ik aanraden in deze streek, het noord-oosten van Hongarije, geen bloemen voor iemand mee te nemen. Ze zullen zich waarschijnlijk afvragen wie er dood is.
Bloemen zet je niet in een vaas in huis, maar op een graf. Op zich een logisch symbool, want hoewel nog mooi en fris, is een boeket bloemen erg vergankelijk.
De Nederlandse kunstenaar Esher maakte ooit een houtsnede van een vaas bloemen met daaronder te tekst "U zij bewust hetgeen wij derven: ons vroeg versterven een oogenlust". En zo is het maar net, volgens mijn dorpsgenoten.
Een plantje kan echter wel, en met een orchidee in een potje maak je diepe indruk.
Een van de meest schokkende cultuurverschillen voor Nederlanders in deze streek is echter de open manier waarop over geld gepraat wordt. 'Wat heeft dat gekost?' en 'hoeveel geld komt er bij jou per maand binnen' zijn hier hele gewone vragen.
Bij een glaasje Palinka in de kroeg gooien mensen hun hele financiële hebben en houden op tafel.
Ik heb wel eens aan iemand in Eger gevraagd hoe dat in deze, dichtstbijzijnde, grote stad is. Die herkende het niet. Wel onder goede vrienden, maar niet op de manier waarop dit hier gebeurt. Ik weet eigenlijk van iedereen in het dorp wat hun maandinkomen is, inclusief de burgemeester. Verleden jaar was ik bij de plaatselijke Palinka-stokerij op bezoek. Hier kunnen particulieren hun vaten gistende rotte appels en wat er al niet meer in drank wordt omgezet, inleveren en ontvangen de eruit gestookte alcohol terug. De minimale hoeveelheid in te leveren vloeistof is 450 liter, waar dan zo'n 40 tot 60 liter alcohol van 55% uit komt. Házi Palinka.
Hij leek het druk te hebben. Toen ik de eigenaar vroeg naar de handel, werd ik tot mijn stomme verbazing op een stoel in kantoor gezet, en kreeg de boekhouding van het laatste half jaar voor mijn neus. Compleet met mondelinge uitleg nam hij de tijd om dagopbrengsten en hoeveelheden met me door te nemen. Dat zie ik een Nederlandse ondernemer niet doen.
Geroddeld wordt er weinig tot niet. Ook niet fluisterend. Je moet iemand heel goed kennen wil diegene zijn mening over derden met je delen. Ook achter de rug van, op wat voor manier dan ook, afwijkende mensen heb ik nooit zien lachen.
Tandzorg is een sluitpost. En niet alleen onder de armere bevolking. Mijn buurman kan best een kunstgebit bekostigen, maar heeft in zijn bovenkaak nog één, en onder nog twee tanden. Als die getrokken moeten worden, gaat hij aan een kunstgebit, liet hij me weten. Eerder niet. Dat aanzicht is voor een gemiddelde Nederlander eveneens wennen...
Hoi Willem,
Dat met die bloemen doet me denken aan onze buurvrouw in het dorp. Als je haar bloeiende planten uit de tuin aanbiedt, staat voor haar inderdaad maar één ding voorop: kun je er bloemen vanaf snijden voor op de graven die ze moet verzorgen.
En in verband met graven: de gewoonte om de naam van de overlevende partner alvast op de grafsteen te zetten, zodat er later alleen nog maar zijn sterfdatum bij hoeft, is voor ons natuurlijk een vreemde. Net als de gewoonte om vrouwen te begraven onder de naam van hun man, met alleen het achtervoegsel -né en hun eigen voornaam of meisjesnaam niet te vermelden. Maar dat is wel langzaam aan het afsterven, geloof ik.
Nou, dat gezamelijk onder een steen is ook in België heel gebruikelijk. Mijn grootvader is in 1993 overleden, mijn grootmoeder leeft nog altijd, maar haar naam staat al sinds toen op de grafzerk. Wel onder eigen naam, hier is het minder gebruikelijk om je eigen naam op te geven voor die van je man.
En dat Nederlanders het imago hebben van luidruchtig te zijn, dat zal je ook wel in België te horen krijgen, vrees ik, zelfs als we het niet zo ver doordrukken als de Hongaren, blijkbaar.
Een reactie posten