Concert in de synagoge van Albertirsa |
“Joden in
Albertirsa?” Het piepkleine oude dametje fronst nadenkend. “We hadden
natuurlijk de winkelier, dat was een jood, maar die is dood. En verder? Volgens
mij hebben we geen joden in het dorp, nee.” Ze kijkt haar dochter aan, maar ook die
schudt haar hoofd. Of ze iets weten van de joden die er vroeger hebben
gewoond? “Er waren hier in de negentiende eeuw veel joden, geloof ik. Mijn grootmoeder,
die had er vast meer over kunnen vertellen, maar die leeft natuurlijk niet meer,”
zegt de oude dame.
Ze heeft echt geen idee. Ze
is geboren in 1940, toen er nog honderden joden in het Hongaarse Albertirsa woonden.
Ze moet als klein kind regelmatig joden op straat tegen zijn gekomen, en met
haar moeder boodschappen hebben gedaan bij een joodse winkelier. De massieve
synagoge in het centrum van het dorp getuigt van een gemeenschap die stevig
geworteld was. Maar in juni 1944, zij was hooguit vier, werden alle joden naar
Auschwitz gestuurd. Slechts twintig mensen overleefden, en met de gemeenschap
stierf de herinnering aan hen uit. Vandaag is de eerste keer dat ze echt worden
herdacht.
Decennialang stond de
synagoge in Albertirsa leeg. Na de oorlog is ze lange tijd als opslag gebruikt.
De afgelopen jaren kreeg het gebouw een iets waardigere functie en werd enkele
malen als tentoonstellingsruimte gebruikt. Af en toe komen er wandelaars langs
die in de geschiedenis geïnteresseerd zijn.
Maar veel dorpelingen
komen hier voor het eerst. Ze zijn duidelijk onder de indruk van de grote ruimte
met zijn gewelfde korenblauw plafond, bezaaid met honderden kleine
Davidsterren. Op de oostelijke muur is nog vaak de afdruk te zien van de
Thoraschrijn en het baldakijn dat daarboven hing. Grotere, wat onregelmatig
geschilderde Davidsterren rond de lampen verraden de boerse hand van een lokale
schilder.
De dorpelingen zijn hier
op uitnodiging van het Boedapest Festival Orkest (BFO) en de orthodoxe rabbijn
Slomo Köves voor een concert en een voordracht over het Hongaarse jodendom. Het
is een gemeenschappelijk project van de rabbijn en BFO-dirigent Iván Fischer. Met
een serie optredens in leegstaande synagoges in de provincie hopen ze mensen
bekend te maken met een vergeten stuk verleden en zo vooroordelen uit de weg te
helpen.
Niet alleen hier in Albertirsa,
ook in andere plaatsen is de belangstelling tot blijschap van de organisatoren overweldigend.
“Het is zeventig jaar geleden dat deze ruimte voor het laatst zo vol met mensen
zat als vandaag, en het is fantastisch om te zien dat dit gebouw weer tot leven
komt,” zegt Fischer als hij de bomvolle zaal toespreekt.
De burgemeester kondigt
aan dat de gemeente de synagoge gekocht heeft met de bedoeling er een
herdenkingscentrum te maken. Als het aan rabbijn Köves ligt, zal de nadruk in
dat centrum meer op het joodse leven dan op de Holocaust liggen. Hij is ervan
overtuigd dat onbekendheid onbemind maakt en een belangrijke oorzaak is van het
luider wordende antisemitisme in Hongarije.
“Daarom willen we mensen
tijdens deze bijeenkomsten vooral laten proeven van het joodse leven zoals het
was en hen een idee geven van wat er verloren is gegaan,” zegt hij na afloop.
Dat proeven moet je letterlijk nemen. Om ons heen zetten dorpsbewoners
nieuwsgierig hun tanden in de onder een luifel klaarstaande flodni. Lekker, is
het algemene oordeel over dit voor hen onbekend joods-Hongaars gebak van
laagjes appel, walnoot en maanzaad. Köves glimlacht. “Eten delen brengt
begrip,” zegt hij. Daar gaat het hem om: kennis en begrip verspreiden. Dat
werkt volgens hem veel beter dan steeds weer hameren op de duistere kanten van
het verleden.
Maar in het hedendaagse
Hongarije kun je om dat verleden niet heen. Tegenover de zichtbare goede wil in
Albertirsa staan veel andere gebeurtenissen. Al maanden demonstreert een kleine
groep doorzetters in Boedapest tegen de bouw van een monument waarmee de
regering wil herdenken dat Duitsland op 19 maart 1944 Hongarije bezette. Daarna
werd de Holocaust feitelijk in gang gezet, al waren er daarvoor, onder het
bewind van Hilters bondgenoot admiraal Horthy, ook de nodige anti-joodse
maatregelen. De demonstranten, en joodse organisaties, zien het monument als
een ontkenning van de Hongaarse medeverantwoordelijkheid voor de Holocaust en van
het feit dat Horthy ook na de Duitse bezetting staatshoofd bleef en de deportaties
geheel door de Hongaarse autoriteiten werden uitgevoerd.
Horthybeeld in Boedapest |
Generaties lang hebben
Hongaren op school vooral geleerd dat de Duitsers verantwoordelijk waren aan de
Holocaust. “We hebben op school nauwelijks iets over de twintigste eeuw
geleerd, en over de Holocaust alleen de Duitsers joden hebben vermoord. Maar niemand
sprak erover dat hier in ons eigen dorp honderden joden woonden die allemaal
zijn weggevoerd,” zegt Veronika, een vijftigjarige vrouw uit Albertisa. Maar de
schoolboeken van haar kleindochter zijn heel anders, zegt ze. Daar is veel
aandacht voor vorige eeuw, en ook voor de Holocaust.
Onder premier Viktor
Orbán werd enkele jaren geleden een Holocaustherdenkingsdag ingevoerd. Maar de
boodschap die Orbán de wereld instuurt, is op zijn minst dubbelzinnig. Aan de
ene kant is er die herdenkingsdag en werd 2014 uitgeroepen tot Holocaust-herdenkingsjaar.
Gelijktijdig is er dat monument en de oprichting van een door de regering gefinancierd
historisch instituut met aan het hoofd een historicus die de deportatie van
16000 buitenlandse joden in 1941 naar de door Duitsland bezette Oekraïne
omschreef als een “politiemaatregel tegen vreemdelingen”. Voor vertegenwoordigers
van de pakweg 80000 joden in Hongarije twee redenen om hun medewerking aan het
officiële herdenkingsjaar op te zeggen.
Er is meer: een
regeringsprijs voor een antisemitische journalist van Echo-TV, nieuwe schoolboeken
die de Horthy-periode in een postief daglicht stellen en het feit dat premier
Orbán in alle talen zweeg toen de extreemrechtse Jobbik in het parlement meende
dat er lijsten moeten komen met joden op hoge functies. Een hooggeplaatste
politicus van regeringspartij Fidesz deed weliswaar op persoonlijke titel mee
in de protesten tegen die uitspraak, maar de partij zelf liet zich er niet over
uit.
Het is vooral de groei
van Jobbik die zorgt voor een sfeer waarin openlijk antisemitisme weer gewoon
wordt. Zo’n 38 procent van de Hongaren meent dat joden verantwoordelijk zijn
voor de dood van Christus, na Polen het hoogste percentage in Europa. Pakweg
evenveel mensen geven hen de schuld van de economische krisis. Hoewel fysieke geweld
zeer uitzonderlijk is, neemt verbaal antisemitisme toe en uit een recent
Europees onderzoek blijkt dat naast Franse en Belgische vooral Hongaarse joden zich
de afgelopen vijf jaar onveiliger zijn gaan voelen.
Péter Bodnár hoort daar
niet bij. Lang, mager, met een scherp gezicht, een grote neus en een keppetje
op zijn hoofd valt hij in de menigte in Albertirsa meteen op als joods. Hij is
samen met zijn vrouw naar de bijeenkomst gekomen vanwege zijn rabbijn, Slomo
Köves en is opgetogen over de grote belangstelling. Net als Köves gelooft hij
dat zo’n positieve aanpak meer uithaalt dan steeds hameren op de Holocaust.
“Mensen zijn volgens mij niet slecht, maar onkunde maakt hen slecht,” meent
hij.
Bodnár is niet bang, zegt
hij. Zijn vrouw wel. Altijd geweest, trouwens, want beiden geloven absoluut niet
dat het antisemitisme in Hongarije is toegenomen. “Het was er altijd, alleen
werd het onder het tapijt geveegd en is het er nu weer openlijk. Maar het is
ons jaren geleden, voor de val van het communisme, al overkomen dat we van een
paar sterk uitziende mannen te horen kregen: “Joden horen niet op deze bus.
Uitstappen!” vertelt ze. En ze zijn uitgestapt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten