De indeling van het nieuwe parlement (Magyar Hirlap) |
Vier jaar geleden kreeg de partij nog haast 53 procent van de stemmen. Dit jaar ruim 44 procent. Dat is dik acht procent verlies. Om dan beloond te worden met een absolute meerderheid in het parlement is wel heel vreemd.
De grootste winnaar is de linkse verkiezingscoalitie Összefogás. Die kreeg 26 procent, lang niet genoeg, maar wel ruim zes procent meer dan de socialistische MSzP, toen de enige linkse partij op de lijst, in 2010 wist te halen. Eigenlijk verrassend sterk, als je bedenkt dat de linkse partijen vooral de laatste twee jaar zwak en verdeeld oppositie hebben gevoerd en vooral bezig waren met onderlinge discussies.
Ook de extremistische Jobbik deed het met 20,5 procent beter dan vier jaar geleden, al bleef de partij achter bij de voorspellingen van sommige opiniepeilers die voorspelden dat Jobbik links zou inhalen. De vierde partij die het parlement haalde, is de groene LMP. Vier jaar geleden kreeg de partij nog 7,4 procent, nu 5,3, net genoeg om de kiesdrempel van vijf procent te halen.
Dat Fidesz ondanks fors verlies weer een tweederde meerderheid heeft, heeft alles te maken met het nieuwe kiessysteem. Het zorgt ervoor dat de grootste partij per definitie een onevenredig groter aantal zetels krijgt dan de andere partijen. Deels komt dat door een districtenstelsel naar Engels voorbeeld: al haal je maar tien procent van de stemmen in een district, als alle andere partijen minder stemmen kregen, krijg jij de zetel.
Bovendien zijn de kiesdistricten opnieuw ingedeeld. en daarbij heeft Fidesz zichzelf goed bedeeld. Traditioneel linkse districten werden in stukken geknipt en onderverdeeld onder traditionele Fidesz-districten. Gerrymandering heet die praktijk, naar de Amerikaanse gouverneur Elbridge Gerry die voor het eerst op het idee kwam dat hij zo zijn kansen bij de aankomende verkiezingen kon vergroten. Netjes is het niet, maar Fidesz is zeker niet de eerste partij die Gerry's voorbeeld volgt.
Er is nog iets dat Fidesz heeft geholpen, behalve natuurlijk het feit dat het overgrote deel van de Hongaarse tv-stations, radiozenders en een flink deel van de kranten inmiddels in of op handen van de regeringspartij is: het feit dat ditmaal voor het eerst de Hongaren in de buurlanden mee mochten stemmen, mensen die dankzij Fidesz in de afgelopen jaren de Hongaarse nationaliteit konden aanvragen.
Dat de meeste van die mensen Fidesz steunen, zal geen verbazing wekken. Per slot van rekening hebben ze hun nieuwe paspoort aan premier Viktor Orbán te danken. Maar toen Fidesz in 2010 de wet aannam die het buitenlandse Hongaren mogelijk maakt de Hongaarse nationaliteit te krijgen, zei de partij erbij dat het zeker niet de bedoeling was om die mensen ook stemrecht te geven. Nauwelijks was de wet - met steun van andere partijen - aangenomen, of een nieuwe wet aangenomen gaf hen wel degelijk stemrecht. Ach, dat is vooral symbolisch, is het verweer van Fidesz-politici altijd, want die stemmen maakten één, hooguit anderhalve zetel verschil uit. Laat dat nu net het verschil zijn dat bij deze verkiezing doorslaggevend is voor het feit dat Fidesz weer een tweederde meerderheid heeft gehaald. Want hadden ze één zetel minder gehad, dan was dat niet het geval geweest.
Zonde. In het afgelopen jaar zijn heel veel wetten aangenomen die alleen met een tweederde meerderheid veranderd kunnen worden. Ook wetten zoals de belastingwetgeving, waarvan je zeker weet dat die veranderd moet kunnen worden, wil je überhaupt beleid kunnen maken. Voor een regering van andere partijen zou dat een enorm probleem hebben opgeleverd. Zonder tweederde meerderheid had Fidesz hetzelfde probleem gehad. Dat zou de partij ook eens met anderen moeten praten en af en toe compromissen moeten sluiten om beleid te maken. Nu is compromis een vies woord in de Hongaarse politiek, maar het zou wel een verademing zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten