Het vernieuwde Kossuth tér |
De opening van de metro is trouwens ook maar net gelukt. Ingenieurs en IT'ers hebben zich afgelopen weken het zweet gewerkt om de testritten af te ronden en de parkeerplaatsen van de P&R-voorziening zijn nog niet af. Dat de lijn echt open zou gaan, werd slechts enkele dagen van tevoren bekend bekend gemaakt. Maar de metro rijdt, al heeft het wel ironisch dat juist Viktor Orbán een week voor de verkiezingen met de veren pronkt. Het feit dat de metrobouw eindeloos heeft geduurd, is namelijk deels aan Orbán te wijten. Sterker nog: als het aan de premier had gelegen, zou die metro er nooit gekomen zijn. De bouwcontracten werden in 1998 getekend, maar toen Orbán in dat jaar voor de eerste keer premier werd, blies hij het project persoonlijk af, omdat het volgens hem om een luxe-investering ging. Helemaal ongelijk had hij trouwens niet, er waren ook alternatieven, maar die contractbreuk kostte de stad wel 80 miljard forint, iets van 240 miljoen euro (de forint was toen meer waard dan nu).
Pas toen de socialisten weer aan de macht kwamen, ging de bouw in 2004 daadwerkelijk van start. In 2010, toen Orbán opnieuw aan de macht kwam, is serieus overwogen het project alsnog stop te zetten. Dat de metro toch werd afgebouwd, komt vooral omdat het verbreken van het bouwcontract deze keer
het faillissement van de hoofdstad betekend zou hebben. Wel is de lijn fors ingekort ten opzichte van de oude plannen.
Maar goed, vrijdag bij de officiële opening ging het er, in zeer select gezelschap, vooral over wat voor voorbeeldig voorbeeld van samenwerking de bouw van deze metro is geweest. Zo goed was de samenwerking dat oppositiemedia zoals de Népszabadság niet waren uitgenodigd voor het feestje. Kritische vragen aan de premier waren vermoedelijk niet welkom. Het was per slot van rekening een pre-verkiezingsfeestje.
Ook een verkiezingsfeestje, een dubbel feestje nog wel, was de 'opening' een dag eerder van een gaspijpleiding tussen Slowakije en Hongarije, die, aldus de verklaring, de Hongaarse afhankelijkheid van Russisch gas moet verminderen. Een dubbel feestje. Niet alleen Orbán wilde vlak voor de verkiezingen iets moois aan het publiek melden, dat gold ook voor zijn Slowaakse collega Robert Fico, die dit weekend (tevergeefs) probeerde president Fico te worden. Kleinigheid: het is de vraag wat er eigenlijk geopend werd, want de gasleiding is bij lange na niet af, en zelfs als hij af zou zijn, heeft hij nog niet erg veel nut. Wat ontbreekt is de aansluitende pijp naar Polen. In geval van een gascrisis haalt dat overigens niet zoveel uit, want ook Polen krijgt zijn gas uit Rusland.
Grotendeels, maar ook niet helemaal af is het Kossuthplein dat op de nationale feestdag 15 maart feestelijk openging. Ere wie ere toekomt, het plein is een stuk mooier geworden dan het was. Het is autovrij, je kunt weer naar het parlement zelf toelopen, en het groen heeft een forse vernieuwing ondergaan. De bomen zijn grotendeels gekapt, zodat je vrij uitzicht op het parlement en op de heuvels van Boeda hebt en het hele plein veel groter overkomt. Bovendien kun je eindelijk gemakkelijk vanaf het plein naar de Donau lopen, dankzij een trap, een zebrapad en een voetgangerslicht.
Wat nog ontbreekt, zijn het ondergrondse bezoekerscentrum van het parlement en de nieuwe beelden die zijn gepland. Ook hier was de opening dus eigenlijk wat voorbarig, maar goed, aangezien de vernieuwingsplannen door deze regering zijn bedacht, is het ook logisch dat die er zijn eigen feestje van maakt. En dan natuurlijk het liefst net voor de verkiezingen.
En dan is het nog de Seuso schat. Zoals gezegd, geen opening, maar de onthulling dat de schat (de helft althans) terug is in Hongarije, past toch wel in het rijtje. Dat was namelijk zorgvuldig gepland, anderhalve week voor de verkiezingen. De overeenkomst over de terugkeer is namelijk al in december getekend. Maar een beetje verwarring past wel bij deze schat, die geldt als een van de belangrijkste vondsten in zijn soort en die, zoals het een echte schat betaamt, al jaren met de nodige geheimzinnigheid omgeven is.
De Seaso-schat betreft in het totaal minstens veertien (maar mogelijk iets van dertig) Romeinse zilveren schalen en vazen, die in 1976 bij Polgárdi zouden zijn gevonden door de 22-jarige József Sümegh. Klaarblijkelijk wist Sümegh af en toe een stuk te verkopen, want op zeker moment nam hij ontslag van zijn werk en liep hij rond in flashy West-Europese jeans die niemand in het dorp zich verder kon veroorloven. Wat zeker is, is dat het zilver uiteindelijk in Londen opdook, waar het werd gekocht door Lord Northhampton. Korte tijd later werd Sümegh opgehangen in een wijnkelder gevonden. Van de schat geen spoor. Zelfmoord, moord? Waarschijnlijk het laatste, maar het onderzoek, dat in 2012 werd heropend, heeft nooit een duidelijk antwoord opgeleverd.
Jaren later probeerde Northhampton het zilver te verkopen. Maar dat mislukte, omdat de de Hongaarse staat een claim op de schat legde met als argument dat het zilver illegaal het land uitgesmokkeld was. Northhampton bestreed dat, en bestreed zelfs dat de schat uit Hongarije kwam. Het dispuut werd nooit echt opgelost, maarde Hongaarse claim betekende wel dat Northhampton de schat niet kon verkopen. Nu is dus een deel van het zilver terug, in een overeenkomst waarbij de Hongaarse staat 15 miljoen euro heeft betaald voor het gebruiksrecht van al met al de helft van de schat.
Het zilver is de komende drie maanden gratis in het parlement te bekijken, en moet uiteindelijk een van de pronkstukken worden van het nieuwe museumkwartier dat de regering plant. Als alles goed is, wordt die museumwijk trouwens in 2018 geopend. Laten er dat jaar nou toevallig weer verkiezingen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten