Foto Róbert Vadas, Wikipedia |
Totalitarisme en de
strijd daartegen zijn constanten in het leven van de Hongaarse filosofe Ágnes
Heller. Vierentachtig is ze, en nog steeds onverschrokken. Bij de verkiezingen
in 2010 maakte ze zich sterk voor meer vrouwelijke kandidaten. Nu behoort ze
tot de uitgesproken critici van premier Viktor Orbán, die ze dictatoriale
trekken verwijt. Gelijktijdig meent ze de hele Hongaarse politiek medeverantwoordelijk
is.
Heller, filosoof en emeritus-hoogleraar bij de New York School of Social Research, werd geboren in een joodse familie in Boedapest. Haar vader kwam om in Auschwitz. Zelf ontsnapte ze ternauwernood aan de fascistische pijlkruisers. Ze werd communist, maar verloor na de Praagse Lente het vertrouwen in dat systeem. Nadat ze als dissident haar baan had verloren, besloot ze te immigreren. Sinds ze met pensioen is, woont ze weer permanent in Hongarije. Toen ze het enkele jaren geleden opnam voor oud-premier Ferenc Gyurcsány, meenden sommigen dat ze in haar moeders baarmoeder had moeten verrotten.
Hongaren durven hun verleden
niet onder ogen te zien volgens u.
Hongarije heeft zijn
historische trauma’s, zoals de Holocaust en het verlies van tweederde van het
land na de Eerste Wereldoorlog, nooit verwerkt. De politiek heeft dat altijd onder
het tapijt geveegd, onder het communisme, maar ook daarna. Geen enkele partij
hechtte aan publieke discussie, een voorwaarde voor de ontwikkeling van een
gezonde democratie. Politiek debat was iets voor in het parlement, niet voor de
aanhang, en een openbaar debat over het verleden was al helemaal niet aan de
orde.
Daarmee is het Orbán erg
gemakkelijk gemaakt. Volgens hem zijn we een miskende natie in een constante
revolutie, en vechten we een permanente vrijheidstrijd tegen de EU. We zijn de
beste, grootste en de meest fantastische natie ter wereld, en onze politiek overtreft
die van welk democratisch land dan ook. Dat wordt nu niet erkend, maar vroeger
of later zal heel Europa van ons leren en erkennen hoe groots we zijn.
Veel Hongaren zullen het met hem eens zijn.
Er is een gedicht van de
negentiende eeuwse dichter Sándor Petöfi, “Als de aarde Gods hoed is, is ons
land de ruiker bovenop”. Wij zijn de meest getalenteerde natie, we hebben de
mooiste taal, en het mooiste land. Onzin natuurlijk. Mensen hebben talent,
landen niet. Alle moedertaalsprekers vinden hun eigen taal het mooist. Maar die
houding heeft natuurlijk alles te maken met de kijk op het verleden. Dat we het
mooiste en meest getalenteerde land ter wereld zijn, is een troost voor het
leed dat ons is aangedaan.
De regering wil de oorlog herdenken met een monument voor de Duitse
bezetting.
Maar dat is het
omgekeerde van het verleden onder ogen zien. Dat is liegen over het verleden,
verzwijgen welke rol Hongarije in de Holocaust heeft gespeeld. Los van de
esthetiek natuurlijk, want het wordt echt vreselijk lelijk. Maar er is één
positieve kant: dit monument gaat zelfs veel conservatieven te ver. Daardoor
lijkt voor het eerst een echt debat over het verleden te ontstaan.
Hongarije wordt vaak bekritiseerd vanwege zijn antisemitisme.
Ik geloof niet dat het
antisemitisme in Hongarije afwijkt van de rest van Europa. Wat wel
uitzonderlijk is, is dat in het parlement antisemitische opmerkingen gemaakt
kunnen worden zonder antwoord van de regeringspartij, en dat er laatst een
antisemiet benoemd kon worden tot hoofd van een nieuw historisch instituut.
Hoe zou u de politiek van Orbán omschrijven? Zelf noemt hij zich conservatief.
Hij vertegenwoordigt geen
conservatieve waarden, behalve als je ideologisch nationalisme met
conservatisme associeert. Kun je je een conservatief indenken die de banken
bedreigt, die tegen de vrije markt is, die bedrijven nationaliseert? Orbán
combineert nationalisme en paternalisme met een soort socialisme. En hij claimt
christen te zijn, maar vereert daarnaast de mythische Turul-vogel, een heidens
Hongaars symbool.
Orbán heeft een nieuw
soort nationalisme ontwikkeld. In de oppositie stelde hij al dat hij de natie
vertegenwoordigt, en dat de natie niet in de oppositie kan zijn. Wie tegen hem
is, behoort dus niet bij de natie, en oppositieleden worden omschreven als
‘zogenaamde Hongaren’. Het is een interessant fenomeen dat je politieke
standpunt bepaalt of je tot de natie behoort of niet.
Zijn nationalisme heeft
bolsjewistische trekjes. Alles hangt af van de politiek. Zelfs de huidige olicharchen
zijn door Fidesz gecreëerd. Er is een algemeen gevoel van depressie en heel
veel mensen gaan weg, maar je ziet juist in Fidesz veel mensen die bang zijn om
te zeggen wat ze denken. Hun hele leven, hun inkomen, is afhankelijk van
politieke loyaliteit.
Dat is een wezenlijk
verschil met de situatie voor de Tweede Wereldoorlog. Het toenmalige bewind
onder admiraal Horthy was zeer autoritair, maar het was een
klassenmaatschappij. Horthy had te maken met aristocraten die onafhankelijk van
hem waren. Ze konden zich terugtrekken op hun grootgrondbezit. Horthy heeft
daardoor nooit zo’n greep gehad op de mensen om hem heen als Orbán nu.
Sommigen vergelijken Orbán met het communistische bewind van János
Kádár.
Dat is een vergelijking die
ik zou nooit maken. Orbán heeft dictatoriale trekken en is uitsluitend in macht
geïnteresseerd, maar dit is geen dictatuur, en dat was het Kádárbewind wel. Er
is een demarcatielijn die absoluut is, en die heet moord. Kádár was een
moordenaar, en zijn regiem was moorddadig. De repressie was enorm. Zelf stond
ik in die jaren onder constante surveillance, er waren huiszoekingen, je liep
voortduren de kans gearresteerd te worden. Dat is nu niet zo. Ik heb zeer veel kritiek,
maar ik vergelijk deze regering met een democratie, niet met een totalitaire
staat. Ik wil Orbán wil zien vertrekken, en ik geloof dat democratische
verandering mogelijk is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten