Als leider van het
Hongaarse 100 Zigeunersorkest is Sándor Rigó Buffo verantwoordelijk voor het
dagelijks brood van honderd families. Een zware taak. Vijfentwintig jaar
geleden was er werk zat voor zigeunermusici. Op iedere straathoek vond je een
restaurant met levende muziek. Nu zijn zulke restaurants in het centrum van
Boedapest letterlijk op één hand te tellen. Gezamenlijk optreden lukt de
honderd musici vrijwel nooit, maar ook voor kleinere formaties is weinig werk. “Het
is te duur geworden,” verzucht Buffo.
Het gaat slecht met de
magyar nóta, de traditionele Hongaarse melodie, in de volksmond zigeunermuziek
genoemd omdat vooral zigeuners haar spelen. En met de musici zelf. Generaties
lang vormden zigeunermusici de onbetwiste elite van de Hongaarse
Roma-gemeenschap, maar nu glijden ze af naar de armoede. Veel jongeren zeggen
de traditionele orkesten vaarwel en kiezen voor een klassieke opleiding omdat
daar wel werk te vinden is.
Een kwart eeuw geleden
won violist Károly Puka prijzen vanwege zijn virtuoze spel. Hij gaf concerten in
binnen- en buitenland en maakte platen die nog steeds als CD verkrijgbaar zijn.
Maar hijzelf heeft nauwelijks nog werk en hij zit financieel aan de grond. Schaamte
en alcohol vormen zijn gezelschap. Puka praat er niet graag over, niet over het
verleden, en zeker niet over het heden.
De Nederlandse jurist
Frido Diepenveen en muziekorganisator Willem Gülcher trokken zich het verval van
de muziek aan. Ze zijn initiatiefnemers van een stichting die de magyar notá moet redden en de musici een nieuw podium moet geven.
Ze lieten zich inspireren door Ry Cooder, die zo’n twintig jaar geleden in Cuba
op zoek ging naar de verdwijnende volksmuziek.
Je kunt er niet omheen: een
oorzaak van de problemen is dat magyar nóta in Hongarije zelf uit de gratie is.
Weliswaar is er een radiostation dat de muziek draait, maar veel mensen vinden
het vooral oubollig. Onterecht, zegt Gülcher: “Het zijn prachtige melodiën en
het gaat me echt aan mijn hart als die zouden verdwijnen.” Maar hij heeft hoop.
In Cuba was de situatie niet anders. De muziek was zo goed als weg en de musici
die Cooder vond, waren rond de tachtig. Maar het orkest dat hij samenstelde, geniet
nu wereldwijde bekendheid als Buena Vista Social Club.
Gülchers en Diepenveens
liefde voor zigeunermuziek stamt uit hun studietijd. Al een eeuw lang is het
genre zeer populair bij een aantal Nederlandse studentenorkesten, vooral in
corpskringen. Wie een instrument speelt, wordt al snel - al dan niet vrijwillig
- gerecruteerd. “Ik had geen idee, maar toen bleek dat ik klarinet speelde, werd
ik gewoon ingelijfd,” herinnert Gülcher zich.
Met het spelen kwam de
liefde voor de muziek. Net als anderen zijn beiden na hun studie magyar nóta blijven
spelen. Voor violist Diepenveen, tegenwoordig werkzaam bij Randstad Boedapest,
speelde die muziek zelfs een belangrijke rol in zijn beslissing om dertien jaar
geleden naar Hongarije te verhuizen.
Tussen studentenorkesten
en Hongaarse zigeunermusici heeft altijd een innige uitwisseling bestaan. Musici
die in Nederland in een restaurant speelden, gaven vaak aan studenten les. Nederlanders kregen workshops van musici (zoals in bijgaande video van een workshop met Karoly Puka) of ze gingen zelf naar Hongarije om daar les te nemen. Maar ook in
Nederland zijn de zigeunerstrijkjes verdwenen. Daarmee dreigt een einde te
komen aan een traditie van een eeuw.
“We willen die
uitwisseling weer op gang brengen en ook de muziek nieuwe podia geven,” zegt
Gülcher, die ondermeer in zijn eigen Drentse boerderij concerten organiseert. Daarnaast
wil de stichting verzamelen wat er aan opnames van zigeunermusici is om die
digitaal beschikbaar te maken en zo te behouden. “Er zijn liefhebbers met
enorme verzamelingen, maar erfgenamen weten vaak niet wat ermee te doen. Het is
doodzonde als je ziet wat er dan allemaal verloren gaat,” zegt Gülcher.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten