dinsdag 30 april 2013

Het einde van een tabakswinkelier

De sigaret: ook al politiek
Afgelopen week werd bekend wie de concessies hebben gewonnen voor de nieuwe staatstabakswinkels die in juni van start moeten gaan. Vanaf die datum mag tabak alleen nog maar in die winkels worden verkocht. Het aantal verkooppunten wordt drastisch ingeperkt. In plaats van 40.000 winkels zijn sigaretten in toekomst op 5000 plaatsen verkrijgbaar. In veel kleine dorpen worden straks helemaal geen sigaretten meer verkocht.
Logischerwijze betekent dat tienduizenden winkeliers voor wie sigaretten nu een belangrijke bron van inkomsten zijn, hun bestaan in gevaar zien komen. In het totaal dienden 15.000 mensen een aanvraag voor een concessie in. Daar waren uiteraard ook veel winkeliers bij die nu al tabak verkopen. Maar kennis van zaken en ervaring speelde bij de beslissing geen rol. "We hebben nooit beloofd dat oude tabakshandelaren meer kans zouden maken," aldus Zsolt Gyulai van de Staatstabakshandel.
Veel belangrijker dan ervaring waren de juiste connecties, zo lijkt het. Het weekblad HVG, dat zich zeer actief in de zaak verdiept heeft, kwam met een hele lijst van lokale Fidesz-politici, campagnevoerders en directe familieleden die nu een, of zelfs meerdere tabakswinkels mogen exploiteren. Zo heeft de 19-jarige zoon van de burgemeester van Fonyód maar liefst drie concessies gekregen, en een Fidesz-gemeenteraadslid in Hódmezővásárhely twee. Er is trouwens ook een aantal artsen dat een concessie heeft weten te krijgen. Op een of andere reden lijken die me zowel voor de handel, als voor hun eigenlijke beroep niet echt geschikt. Maar alle winnaars weten zich wel van een goede winstmarge verzekerd: afgelopen week bepaalde het parlement dat de winst op sigaretten wettelijk omhoog moet van 3 á 4 procent naar tien. En premier Orbán schijnt al gesuggereerd te hebben dat dat percentage omhoog moet naar 12.
Een Fidesz-gemeenteraadslid uit Szekszárd klapte in het weekblad HVG uit de school hoe het bij hem in de gemeente gegaan was met de concessies. Op goed moment had de burgemeester de Fidesz-fractieleden bij elkaar geroepen en hen de lijst laten zien van mensen die een concessie-aanvraag hadden ingediend. Iedereen had commentaar mogen leveren op wat hij wist van de betrokken aanvragers. Je kunt gevoegelijk aannemen dat mensen waarvan iemand zei dat het een socialist was, nu geen tabakswinkeltje hebben.
Voor tal van mensen betekent de nieuwe wet dat hen letterlijk het bestaan onder de voeten weg is gerukt. En misschien is het beter om één van hen zelf aan het woord te laten. Bij deze de vertaling van een ingezonden brief in de oppositiekrant Népszabadság:

"Ik ben (was) sinds zeventien jaar werkzaam als exploitant van een tabaksvakhandel. In 1996 heb ik een tabakswinkel geopend, het was mijn eerste en enige baan. Helaas heb ik bij de aanbesteding voor de nieuwe concessies niet het recht gewonnen om verder te exploiteren wat ik mijn hele leven heb gedaan.
Het beklemt  mijn hart, en ik ben deze week meerdere keren in huilen uitgebarsten. Waarom ben ik minder dan anderen die, zonder ervaring en vakkundigheid en zonder dit eerder gedaan te hebben, wel hebben gewonnen? Het krenkt mij niet dat zij gewonnen hebben, maar wel, dat ik niet gewonnen heb. En helaas weet ik ook niet waarom ik geen concessie heb gekregen, want de verliezers krijgen daar geen mededeling over.
In mijn stad hebben mensen gewonnen, die hier niet leven, maar ze zijn, zo schijnt het, toch geschikter dan ik.  Natuurlijk wordt over de winnaars gepraat dat ze zo en zo zijn, en daar en daar vandaan komen, en die en die contacten hebben, maar dat interesseert mij niet. Wat me eigenlijk krenkt, is dat mijn hele levenswerk van de ene op de andere dag onder mijn voeten weg is getrokken, en dat ik niet meer kan doen, wat ik 17 jaar heb gedaan.
Mij is mijn grootvader te binnen geschoten, die vertelde hoe ze (de communisten, in de jaren vijftig, R.H.) kwamen en zijn runderen wegdreven en zijn graan wegnamen. Zo voel ik mezelf, ze hebben me de mogelijkheid afgenomen dat ik kan werken. Natuurlijk kun je zeggen dat ik iets anders kan zoeken.  Maar moet ik midden in de economische crisis plotseling kleren gaan verkopen? Daarvan weet ik zo min iets van als degenen die de tabaksconcessies hebben gewonnen zonder daar ooit in gehandeld te hebben. Om maar te zwijgen van mijn twee werknemers, van wie ik in mei met pijn in het hart en huilend afscheid moet nemen. Ze zijn al acht en dertien jaar bij me in volle dagdienst, en komen nu op straat te staan.
Als ik naar mijn vijfjarige dochter kijk, is dat het allerergste, want hoe kan ik haar geven, wat ik haar tot nu toe heb gegeven, of moet ik haar raden om dit land te verlaten - elders kom je zit soort onrechtvaardigheid misschien niet tegen (ik heb ook een tijd in Zwitserland gewoond, maar mijn hart trok me naar huis, is het mogelijk dat een fout was?)
Dank dat u mijn brief gelezen hebt, ik heb het gevoel dat als iemand luistert, dat mijn geest een beetje zal helpen
verlichten.

Geen opmerkingen: