maandag 3 december 2012

Tienduizend op de been tegen antisemitisme


De aanleiding was meer dan triest, maar dat zowel politici van oppositiepartijen als regeringspartij Fidesz de antifascisme-demonstratie gisteren op het Kossuth tér toespraken, en in alle gevallen respectvol werden aangehoord, gaf even het gevoel dat normale politieke verhoudingen toch nog mogelijk zijn, ook in Hongarije waar zelfs de oppositiepartijen in veel gevallen niet samen door één deur kunnen. Maar, zoals gezegd, de aanleiding, het feit dat een parlementariër van de extremistische Jobbik vorige week maandag in het parlement opriep om lijsten te maken van joodse parlementariërs en leden van de regering, is meer dan triest.


Op de demonstratie werd onderstaande film van regisseur András Salamon vertoond. Zeer indrukwekkend, maar wees gewaarschuwd, de beelden laten je niet onberoerd.
 


Nu is het niet echt verbazingwekkend dat Jobbik-woordvoerder Márton Gyöngyösi zulke gedachten koestert en uitspreekt. De partij heeft haar antisemitisme nooit onder stoelen of banken gestoken. Maar dat niet meteen de hele parlementszaal opstond om hem het zwijgen op te leggen, is minstens even triest. Hou me ten goede, ik ga niet beweren dat alle parlementariërs die bleven zitten en op dat moment niets zeiden, antisemieten zijn. Ik denk eerder dat het illustreert hoe alledaags antisemitische opmerkingen in Hongarije zijn.
En dan heb ik het niet over antisemitisme in de zin van "alle joden moeten aan het gas", maar meer opmerkingen in de trant van: "ach joden, die zijn altijd op geld uit." Iets waar Nederlanders ook niet vrij van zijn, trouwens. Ik was wel eens met een groep Nederlanders op stap in de joodse wijk, toen iemand verbaasd opmerkte: "Wat is het hier arm. Alle joden zijn toch rijk?"
Iemand voor jood uitschelden is in verkiezingstijd een populaire bezigheid, joden de schuld geven als het met je bedrijf slecht gaat ook en het aantal incidenten waarbij joden op straat lastig worden gevallen, neemt helaas toe. Het Horthy-regiem, dat voor de Tweede Wereldoorlog een reeks antisemitische wetten invoerde, wordt door de regering als historisch voorbeeld gezien, waarbij het antisemitisme als een onaangenaam verschijnsel in de kantlijn wordt afgehandeld. Het ministerie van onderwijs zag er onlangs geen been in drie antisemitische schrijvers toe te voegen aan het nationale curriculum. Niet als verplichte literatuur, maar toch.
Jobbik-parlementariërs hebben zich in het verleden vaker antisemitisch uitgelaten op het spreekgestoelte. Dat hoort inmiddels zo'n beetje bij de negatieve folklore van dit huis van afgevaardigden. Het is een klimaat waarin bij velen waarschijnlijk pas in tweede instantie doordrong dat met Gyöngyösi's oproep tot het maken van een lijst met joodse politici ("omdat ze een gevaar voor de staatsveiligheid kunnen vormen) een nieuwe grens overschreden was.
Wat vertraagd kwamen - ook van regeringszijde - de verontwaardigde reacties wel degelijk op gang, en het gezamenlijke optreden van de belangrijkste oppositieleiders en Fidesz-parlementariër Antal Rogan zondag was een hoopgevende gebeurtenis. Zo zagen de naar schatting tienduizend demonstranten op het Kossuth tér het duidelijk ook, want hoewel oppositieleider Bajnai onmiskenbaar de populairste van de drie sprekers was, werd de toespraak van Rogan met enthousiasme beluisterd.
Het was overigen duidelijk dat Rogan niet zozeer namens zijn partij, maar vooral namens zichzelf sprak. Terwijl beide andere sprekers het verband legden met de huidige politieke cultuur in Hongarije, waarin schelden en grove beschuldigingen aan de orde van de dag zijn, had hij het er vooral over dat hij persoonlijk bij een gebeurtenis als deze niet kon blijven zwijgen. Hij had het over de anti-joodse wetgeving van voor de Tweede Wereldoorlog en over het feit dat de vervolging van mensen altijd begint met het maken van lijsten. Hij sprak over zijn eigen kinderen, Daniel en Áron, die hij mee naar Auschwitz had genomen en die niet moesten leven in een wereld waar mensen om hun afkomst vervolgd werden. Maar hij zweeg over de rol die zijn partij speelt in het legitimeren van het Horthy-regiem, en over de rol die Fidesz met zijn tweederde meerderheid zou kunnen spelen om daadwerkelijk iets te doen.
Terecht constateerde de socialist Mesterhazy even later dat Fidesz-leider en premier Viktor Orbán tot nu toe gezwegen heeft. Hij riep Orbán op om vandaag in het parlement, persoonlijk, met zijn eigen woorden en zijn eigen stem,  de uitspraken van Gyöngyösi  te veroordelen, en hij riep Fidesz op haar twee derde meerderheid te gebruiken om Jobbik daadwerkelijk aan te pakken.
Dat de problemen dieper gaan dan alleen extreemrechts, daar legde Gordon Bajnai, leider van de nieuwe oppositiebeweging Samen 2014, vooral de nadruk op. Hij constateerde dat het feit dat iedereen het bijzonder vond dat oppositie- en regeringspolitici beiden het woord voerden, en konden voeren, tekenend is voor het Hongarije van vandaag: Wat eigenlijk zou zoiets heel normaal moeten zijn, maar "Wij zijn geen normaal land".
Een politiek klimaat waarin iedereen opponenten als regelrechte vijanden behandelt, en waar angst en haat regeren, maakt de democratie kapot en geeft extremisten een kans, was de kern van zijn boodschap: "Een leven zonder angst is een basisrecht voor iedereen. Je bent alleen democraat als je zelf geen angst hebt, maar ook bij anderen geen angst opwekt." Bajnai herinnerde er ook aan dat enkele jaren geleden, toen in een reeks aanslagen zes zigeuners opkomen en anderen hun huizen kwijtraakten, de reactie aanzienlijk gelatener was. "We hebben toen geen nationale rouw afgekondigd, en dat was een fout. Zulke fouten mag Hongarije niet meer maken."



1 opmerking:

Anoniem zei

Runa, wat een indrukwekkende film. Iedereen die dat ziet kan toch nooit meer antisemitisch of racistisch zijn. Wat beeld dit indringend uit wat je iemand hier mee aandoet