“Extremistische
fora en groepen zijn voor mensen met extremistische opvattingen de enige
informatiebron die ze nog vertrouwen. Gelijktijdig worden hun ideeën er
constant versterkt. Zet twintig gelijkgezinde mensen in een kamer, en een uur
later zijn ze nog overtuigder van hun opvattingen. Op internetfora is dat
effect nog veel sterker, want daar ontmoeten ze niemand die er anders over
denkt,” aldus sociaal onderzoeker Carl Miller van de Britse politieke denktank
Demos, die onderzoek deed naar gebruikers van extremistische Facebookpagina’s. Miller presenteerde de resultaten in Boedapest onlangs op een conferentie van
de Raad van Europa over hatespeech online.
Om met
mensen in contact te komen, plaatsten de onderzoekers gerichte advertenties bij
extremistische Facebookgroepen. Wie daarop klikte, eindigde bij een enquête met
vragen over sociale achtergrond, politieke activiteiten buiten het internet en
vertrouwen in autoriteiten, media en de medemens. Zo’n dertienduizend mensen reageerden
en dat leidde uiteindelijk tot ruim 10.000 bruikbare enquêtes in elf Europese
landen, het grootste onderzoek naar extremisme tot nu toe.
Ondanks de
goede respons zegt Miller: “Niemand heeft echt een idee wat er online gaande is. Er
is een heel afgesloten, extremistisch deel van het internet dat we alleen kennen van anekdotische verhalen, maar waar niemand echt greep op heeft. Er komt dagelijks
zoveel materiaal bij, dat niemand de omvang kent.”
Het
Demos-onderzoek bevestigt het gebruikelijke beeld dat extremisten veelal jong
en mannelijk zijn. Wat niet bleek te kloppen, is de veronderstelling dat ze
veelal ongeschoold en werkloos zijn en handelen uit sociale onvrede.
Dat geldt zeker voor de Facebook-volgers van de Hongaarse Jobbik, een partij die buitengewoon actief is in het werven van aanhang via de nieuwe media. Van Jobbiks Facebook-aanhangers onder de 30 bleek slechts 10 procent werkloos te zijn, tegenover 25 procent van alle Hongaarse jongeren onder de 25. Het is wel belangrijk om daarbij aan te tekenen dat een deel van de Jobbik-aanhang bestaat uit arme dorpelingen uit Oost-Hongarije die geen Facebook-account plegen te hebben.
Maar het onderzoek levert toch opvallende conclusies op over de Jobbik-aanhang. Wie zou bijvoorbeeld verwacht hebben dat die meer vertrouwen in zijn medemens heeft dan de gemiddelde Hongaar? Dat geldt uiteraard alleen maar zolang die medemens geen zigeuner is, want de Roma in Hongarije zijn voor Jobbik-volgers het belangrijkste punt van zorg. En van politie, justitie, kranten, de regering en de EU moeten ze helemaal niets hebben. Maar dat vertrouwen in de medemens is opmerkelijk, want het onderscheidt hen van de meeste andere extremistische partijen.
Verder is het een pessimistisch zooitje, maar eerlijk is eerlijk: Hongaren blinken sowieso niet uit door optimisme. Slechts vier procent van de Jobbik-aanhang meent dat Hongarije op de goede weg is (tegen 19 procent van alle Hongaren), en 11 procent is optimistisch over het eigen leven (tegen 16 procent van alle Hongaren).
Net als in andere landen is de Facebook-aanhangers van Jobbik ook buiten het web opvallend politiek actief. Haast een derde heeft wel eens gedemonstreerd en slechts acht procent meent dat stemmen onbelangrijk is. Dat is elders in Europa ook zo. “Aanhangers van extremistische organisaties zijn over het algemeen politiek actiever, en eerder geneigd te gaan stemmen of
te demonstreren dan de meeste mensen,"zegt Miller. "Ook zijn ze nationalistisch en hebben ze geen
vertrouwen in hun eigen regering of de EU. Vooral dat laatste. Extremisten zijn het over
veel niet eens, maar hun afkeer van de EU delen ze allemaal.”
In die afkeer van de EU staan extremisten bepaald niet alleen, en Europa is dan ook een geliefd thema om onder een breder publiek zieltjes te winnen. Mede daarom
heeft Miller zijn twijfels over het nut van Europese campagnes tegen
hatespeech: “Die kunnen wel eens het omgekeerde effect hebben.”
Ook de afkeer van Jobbik-aanhangers van de traditionele media en van andere meningen is iets dat ze delen met extremisten wereldwijd. Dat
brengt hen op het internet samen in wat Miller omschrijft als “echokamers”,
plekken waar ze uitsluitend gelijkgestemden tegenkomen en enkel en alleen informatie vinden en doorsturen die hun eigen mening versterkt, of die informatie nou waar is of niet.
In dat
opzicht verschillen ze trouwens niet echt van andere internetgebruikers. “Bij traditionele
media controleren journalisten de feiten. Op het internet ontbreekt die
controle. Iedereen zet door wat hij interessant vindt klinken, ook als het
totale onzin is. En als iets duizenden keren is geretweet, wordt het alleen daarom
al geloofwaardig," zegt Miller.
Volgens hem ligt daar een taak voor bewuste internetgebruikers. "Die moeten leren zichzelf actief als poortwachters van de waarheid
op te stellen. Controleer informatie voor je hem doorstuurt, reageer als mensen
onzin posten. Vooral jongeren moeten we opvoeden tot kritische
internetgebruikers. Ze hebben meestal een hoge dunk van zichzelf, maar uit onderzoek
blijkt dat ze fundamentele kennis missen: hoe je zoekresultaten moet inschatten,
fake sites kan herkennen, of hoe betrouwbaar informatie is. Wie nu al op
extremistische sites zit, bereik je niet meer, maar we moeten in ieder geval
proberen te voorkomen dat ook anderen zich door misinformatie de extremistische
hoek in laten trekken.”
Demos werkt
aan de ontwikkeling van techniek waarmee hatespeech op het internet automatisch
kan worden opgespoord. De bedoeling is inzicht te krijgen in de daadwerkelijke omvang
van het probleem. Zulke technieken zijn ook voor opsporingsorganisaties van
belang, erkent hij. “Je kunt nieuwe wetten aannemen, maar in de vloed aan
informatie kom je zonder opsporingsmiddelen nergens.” In handen van de politie zijn
zulke technieken wel problematischer, waarschuwt hij: “Er loopt een fijne lijn
tussen het aanpakken van hatespeech en het beperken van de vrijheid van
meningsuiting.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten