Of ze limonade heeft? De serveerster kijkt even nadenkend. Limonade, in zijn simpelste vorm citroensap, suiker(stroop) en water en de beste dorstlesser die een mens zich kan wensen, staat duidelijk eigenlijk niet op haar kaart. Maar dan licht haar gezicht op. "Citroensap heb ik wel," mompelt ze en even later komt ze terug met een groot glas vers gemaakte limonade.
Dat was ooit anders. Het eerste woord dat ik eind jaren tachtig in het Hongaars leerde, was "nincs", is er niet. Menukaarten in restaurants waren eindeloos lang, boekwerken met honderden gerechten die mij een onzeker gevoel bezorgden, want hoe hield een restaurant dat allemaal vers? Maar al snel wist ik dat die zorgen voor niets waren en dat een mens zich veel tijd kon besparen door de ober te vragen wat er wél was, want van al die aanbevolen gerechten was minstens driekwart meestal "nincs".
Dat had vaak niets te doen met de werkelijke verkrijgbaarheid van producten. Wij kregen ooit te horen dat tomatensla "nincs" was, terwijl we uitkeken op een groentewinkel aan de overkant met bergen tomaten in zijn etalage. Toen we de ober daarop wezen, haalde hij zijn schouders op. Restaurants waren staatsbezit en de klant is koning was in die dagen niet direct de drijfveer van het bedienend personeel.
In tegenstelling tot de meeste communistische landen kende Hongarije geen echte schaarste. WC-papier, vlees, chocolade, het was allemaal verkrijgbaar, al was de keuze beperkt, Vijf minuten twijfelen tussen tientallen soorten koffie was er niet bij, maar koffie was er, in tegenstelling tot landen als Polen, altijd wel. Gemalen koffie was een andere zaak, maar iedere supermarkt had na de kassa grote koffiemolens staan waar je als klant zelf je koffie kon malen.
Ook in café's was koffie nooit "nincs", maar wel heel vaak koud. Opmerkelijk, omdat de Hongaren - als enigen in de regio - traditioneel espressokoffie drinken. De koffiebarretjes overal in het land heetten niet voor niets 'presszó'. De koffie kwam uit machines die op het eerste oog sprekend leken op koffieapparaten in Italië. Op het tweede oog was er één belangrijk verschil: de drank die eruit kwam, was namelijk weliswaar pikzwart en loeisterk, maar in de regel ook koud, of op zijn best lauwwarm. Technisch is het volgens mij niet mogelijk sterke koffie te zetten met koud water, maar die Hongaarse machines hadden er geen moeite mee.
Maar koffie kon makkelijk nog kouder. In het Roemeense Timisoara bijvoorbeeld, waar zich op het hoofdplein van de stad een voor Oost-Europa ongekende luxe bevond: een café met terras. Als je er op tijd bij was, had dat terras zowaar echte koffie, en als je er helemaal op tijd bij was, was die koffie nog warm ook. Maar dan moest je echt vroeg komen, zo kort na de opening.
Rond die tijd zetten de obers namelijk twee tafels neer, en op die tafels werden tientallen koppen koffie uitgestald. Vroeg een klant om koffie, dan slofte de ober naar de tafel toe, pakte een kopje met al naar gelang het tijdstip warme/lauwe/koude inhoud en zette dat voor je neus. Kwam je te laat, was de koffie helemaal op en kon je het verder vergeten. Nieuwe werd er niet gezet tot de volgende ochtend. Tot dan was de koffie nincs, maar dan op zijn Roemeens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten