Het dagblad Trouw heeft dezer maanden een serie over de gevolgen van de crisis voor gewone families in zes Europese landen. In Hongarije volgen we de familie Újvári. Aflevering 1 verscheen op 14 maart, aflevering 2 op 15 april. Vandaag aflevering 3: speciaal onderwijs.
“Het zijn
van die sluipende dingen waar je de crisis aan merkt. Vroeger konden we de
kinderen bijvoorbeeld af en toe een koekje geven. Daar is geen geld meer voor. Het
is niet zoals in Griekenland, waar de boel in één keer instort, maar pas als je
terugkijkt, realiseert je je hoeveel er
de afgelopen tijd veranderd is, bij ons op school, maar ook in de rest van het
land.” Peti werkt als leraar op een school voor geestelijk en lichamelijk
gehandicapte kinderen in Vác. Hij heeft een groep van tien kinderen, in de
leeftijd van vier tot zeven jaar: autisten, kinderen met Downsyndroom of met hersenbeschadiging.
De Csázar
Andrásschool waar hij les geeft, was in de 19de eeuw het eerste
doofstommeninstituut van Hongarije, maar is sindsdien uitgegroeid tot een algemeen
instituut voor gehandicapten met meerdere vestigingen in de stad. Peti werkt op
een steenworp afstand van thuis in een historisch pand.
De school
ziet er goed uit, er is de laatste jaren fors aan opgeknapt. “We hebben een
hele dynamische directeur, en die heeft veel voor elkaar gekregen. Er zijn
computers, digitale hulpmiddelen, de klassen zien er goed uit.” Dat geeft de misleidende
indruk dat er niets aan de hand is. Maar voor simpele materialen als
kleurpotloden of voor klassenassistentie is nauwelijks nog geld.
En een echte loonsverhoging heeft hij niet meer gehad sinds 2002, toen de toenmalige socialistische regering de lerarensalarissen in één keer 50 procent verhoogde. De laatste jaren ontbreekt zelfs de inflatiecorrectie en is zijn salaris feitelijk achteruit gegaan.
En een echte loonsverhoging heeft hij niet meer gehad sinds 2002, toen de toenmalige socialistische regering de lerarensalarissen in één keer 50 procent verhoogde. De laatste jaren ontbreekt zelfs de inflatiecorrectie en is zijn salaris feitelijk achteruit gegaan.
Toch
realiseert hij zich dat hij in een gunstige positie zit vergeleken met andere
leraren. Vanwege de bezuinigingen en de daling van de leerlingenaantallen zijn
er ook scholen die hun deuren moeten sluiten. “Dat risico loop ik niet. Het
aantal gehandicapte kinderen neemt niet af, er zijn nauwelijks instellingen in
Hongarije die je met de onze kunt vergelijken, en je kunt onze leerlingen niet
onder brengen in het gewone onderwijs.”
Rek zit er
niet in zijn financiële situatie, en er moet niets onverwachts gebeuren, maar
hij kan rondkomen. Dat ligt anders bij de gezinnen van zijn leerlingen. “Acht
van de tien kinderen komen uit probleemfamilies. Een leerling moest laatst van
school naar het ziekenhuis met een longontsteking. Toen hij weer beter was, kon
de moeder hem niet ophalen, omdat er thuis geen verwarming was en het er maar
zeven of acht graden was.”
Veel
Hongaarse leraren vragen ouders om bij te dragen aan een potje waaruit de klas
speciale dingen kan financieren, snoepgoed voor Kerstmis of de aanschaf van
materialen zoals klei. Ook kennen veel scholen een fruitregeling, waarbij
iedere dag een andere ouder fruit voor de hele klas meebrengt.
Bij hem op
school is dat ondenkbaar, zegt Peti: “Daar hebben onze ouders echt geen geld
voor. Zelfs de schoolmaaltijden zijn vaak een probleem, want daar wordt enorm
op bezuinigd en ouders kunnen de bijdrage daarvoor vaak niet betalen. Het is al
voorgekomen dat ik eten mee naar school heb genomen omdat er kinderen waren die
anders niets dan droog brood zouden hebben gekregen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten