vrijdag 30 maart 2012

Meneer Schmitt, ex-president?

Voor president Pál Schmitt was de zaak afgedaan na de publicatie van een rapport over zijn proefschrift eerder deze week: hij had niets fout gedaan, er was geen reden om - bijvoorbeeld - vrijwillig afstand te doen van zijn doctorstitel. Voor regeringspartij Fidesz en premier Viktor Orbán gold tot gisterenochtend nog hetzelfde. Fideszwoordvoerster Gabriella Szelmeczi meende dat de zaak met het rapport was gesloten en ook andere Fideszmensen hadden niets te melden. Niets aan de hand.
Nou ja, niets? Zelfs Fidesz-gezinden hadden moeite met de conclusie dat Schmitt het onschuldige slachtoffer van de gebrekkige begeleiding van zijn promotoren was en zijn proefschrift gewoon in orde. Vooral in kringen van de kleinste coalitiepartner KDNP werd zeer gemopperd. Andras Stumpf van het regeringsgezinde weekblad Heti Valász schreef een kritisch opiniestuk voor de webpagina van zijn krant, waarin hij de conclusies van het rapport over Schmitts proefschrift "dun en lafhartig" noemde. Dat viel blijkbaar niet goed: het werd er enkele uren later al weer vanaf gehaald, maar niet voordat andere websites het hadden overgenomen.
De internetkrant Index.hu vroeg zich af wie eigenlijk de laatste 13 pagina's van het proefschrift, een hoofdstuk over de rol van vrouwen in de sport, had geschreven en riep daarvoor de hulp van zijn lezers in. De onderzoekscommissie was er in twee maanden niet in geslaagd voor die pagina's een bron te vinden, maar Index-lezers vonden met behulp van Google binnen luttele uren twee artikelen


woensdag 28 maart 2012

Overschrijven is geen plagiaat


Zeventien pagina’s van het proefschrift waarop de Hongaarse staatspresident Pál Schmitt in 1992 promoveerde, zijn letterlijk overgeschreven van de Duitse sportsocioloog Klaus Heinemann. Een verdere 180 tachtig pagina’s zijn grotendeels identiek aan werk van de Bulgaarse sporthistoricus Nicolai Georgiev. Desondanks werd Schmitt gisteren door een onderzoekscommissie van de Semmelweis-universiteit vrijgepleit van plagiaat. Er is van alles mis met zijn proefschrift, maar hij hoeft zijn titel niet in te leveren. 
Schmitt, ten tijde van zijn promotie voorzitter van het Hongaars Olympisch Comitee, werd midden januari door het toonaangevende Hongaarse weekblad HVG van plagiaat beschuldigd. Zijn 215 pagina’s lange proefschrift over de moderne Olympische Spelen bleek grotendeels overgeschreven. Schmitt ontkende in alle toonaarden. In andere landen zou de president waarschijnlijk onmiddellijk zijn afgetreden, maar niemand keek ervan op dat Schmitt gewoon bleef zitten.
En waarom ook? Steun kreeg hij genoeg. Bij een opiniepeiling bleek dat slechts 16 procent van de aanhangers van regeringspartij Fidesz dacht dat hij echt plagiaat had gepleegd, en zelfs bij aanhangers van de oppositie was 36 procent overtuigd dat het wel goed zat met zijn proefschrift.
Maar de bewijzen waren hard genoeg om de universiteit - schoorvoetend - te laten besluiten een onderzoekscommissie in te stellen. Vrijwilligers daarvoor vinden bleek niet makkelijk. Niemand wilde betrokken worden bij een kwestie waar je alleen maar bij kon verliezen. Gezien al het bewijsmateriaal dat HVG al had aangedragen, was de conclusie dat er geen plagiaat was gepleegd geen optie, maar een omgekeerde conclusie was ook geen aantrekkelijk perspectief. Een mens moet per slot van rekening aan zijn carrière denken.
De commissieleden hadden het er knap moeilijk mee en hun conclusie is uiteindelijk niet unaniem. Het eindrapport is een soort eierdans geworden.


zaterdag 24 maart 2012

Interview met schrijver György Konrád: Democratie heeft creativiteit nodig


De Hongaarse schrijver György Konrád (78) overleefde twee totalitaire systemen. Als kind ontliep hij in 1944 samen met zijn zusje als enigen een razzia in zijn geboorteplaats Berettyóújfalu. In 1988 behoorde hij als dissidente schrijver tot de oprichters van de eerste anticommunistische oppositiepartij, de liberale SzDSz. Nu heeft hij het gevoel dat het verleden zich herhaalt. “Hongarije is een partijstaat in de maak”. 

Toen Hongarije zich in 2004 bij de EU aansloot, was u optimistisch. Volgens u was Hongarije eindelijk thuis gekomen in de Europese grootfamilie. U sprak over een natie die zich nuchter en behaaglijk in haar omgeving nestelt. Daar is weinig van over. Waar is het misgegaan?

Waar het fout ging, is dat de politieke partijen onderling oorlog voeren, geen dialoog. Sinds de Tweede Wereldoorlog leven we in een permanente staat van strijd. Direct na de oorlog maakten van iedere criticus de communisten een vijand. Daarna kwamen de vervolgingen na de opstand van 1956. Ook de oppositie van de jaren zeventig werd permanent als vijand afgeschilderd. De andere kant criminaliseren was een hele gewone methode. En die mentaliteit is na 1989 overeind gebleven.
Het is een probleem dat diepe wortels heeft in onze geschiedenis. Door de eeuwen heen hebben Hongaren elkaar bestreden. Het is typerend dat onze woorden voor oppositie  (ellenzék) en vijand (ellenség) nauwelijks van elkaar verschillen.


donderdag 15 maart 2012

Drie demonstraties, drie Hongarije's

Vlaggen. En nog meer vlaggen. Duizenden vlaggen. En kokardes, zo groot als pannenkoeken. Rood, wit en groen. En veel, heel veel oude mensen. Premier Viktor Orbán omringt zich tijdens zijn toespraak op 15 maart op het Kossuthplein voor het parlement met tientallen jonge mensen, maar die weerspiegelen zeker niet de gemiddelde leeftijd van de massa die naar Boedapest zijn gekomen om hun premier te horen spreken op de herdenking van het begin van de Hongaarse opstand van 1848. Jong  is het niet, zijn gehoor. Hier staat de generatie die opgegroeid is onder Kadár en die zo'n jaar of veertig was toen het communisme viel. Zij zijn de mensen die het minste geprofiteerd hebben van die omwentelingen  Als veertigers hadden ze in 1990 hun leeftijd  niet mee en hun communistische schoolopleiding was ook niet afgestemd op de eisen van de nieuwe markteconomie. Geen wonder dat ze treuren om hun verloren kansen en om het verlies van de zekerheden die het communisme hen garandeerde: een huis, een baan, een pensioen.
En ze zijn massaal gekomen, uit heel Hongarije, met busladingen tegelijk. En van verder dan Hongarije: de ultraconservatieve katholieke Poolse krant Gazeta Polska heeft een behoorlijke groep Poolse katholieken weten op te trommelen die Orbán komen toejuichen. Ze zien de Hongaarse premier als een voorbeeld dat in Polen navolging verdient. Zwaaiend met rood-witte vlaggen voegden ze zich onder gejuich en geklap bij de menigte op het plein voor het parlement. Kritische taal vanuit de EU is voor Orbán en zijn aanhang buitenlandse inmenging, maar voor Poolse steun ligt dat anders.
Huzaren zijn er, en generaals, trommelaars en trompetters. Het is per slot van rekening een nationale feestdag en de regering betaalt. En uiteraard is een vlammende toespraak van Orbán, met als motto: "We zullen geen kolonie zijn." "Dit is de dag van de vrijheidstrijders, dit is het plein van de vrijheidstrijders, wij zijn het volk van de vrijheidstrijders." De menigte juicht erom. "Viktor Orbán is fantastisch," zegt een vrouw tegen haar vriendin. Ze is dik over de zestig, maar straalt als een puber.
Al aan de muziek is te horen dat er twee kilometer verderop, op de Straat van de Persvrijheid, een hele andere sfeer heerst. Geen trommels, geen trompetten, maar een vriendelijk deuntje. Weinig vlaggen ook, en de kokardes ontbreken niet, maar ze zijn wel een stuk kleiner. In plaats van vlaggen zijn er veelal humoristische borden. Hier demonstreert de oppositie.


woensdag 14 maart 2012

Een gewone familie in crisistijd, deel 1


Het dagblad Trouw heeft dezer maanden een serie over de gevolgen van de crisis voor gewone families in zes Europese landen. In Hongarije volgen we de familie Újvári. Vandaag aflevering 1: de kennismaking.

Emil (60) en Mária (59) wonen in het centrum van Vác, in een oud huis met een binnenhof zoals je die veel in Hongaarse provinciesteden vindt. In het hof groeien druiven en een abrikozenboom en staan aan twee kanten gebouwen. Aan de ene kant woont de familie in het pand dat ze achttien jaar geleden kochten en dat ze delen met Mária’s 82-jarige moeder. Het onopgeknapte gebouw aan de andere kant kochten ze later met de opbrengst van de verkoop van haar moeders flat. Nodig hadden ze het pand niet. Hun woning is bescheiden, met twee behoorlijke kamers, een klein kamertje en een verbouwde zolder die via een stijle trap in de woonkamer bereikbaar is, maar groot genoeg voor hen drieën. „Maar we wilden voorkomen dat we het hof met anderen moesten delen,” zegt Mária. Plannen om het vervallen gebouw op te knappen zijn op de lange baan geschoven. Geen geld. Wel hoopt ze dit jaar een veranda te kunnen bouwen waar ze ook bij minder goed weer buiten kunnen zitten.
Zoon Péter (37) woont met zijn Slowaaks-Hongaarse vrouw Véronika (31) en kleine Véronika van vijf en Andris van acht maanden om de hoek, in een grote woon-slaapkamer met een piepklein zijkamertje. Groot genoeg zonder kinderen, maar inmiddels zijn ze er geheel uitgegroeid.
Mária werkt als museumrestaurateur. Ze is gespecialiseerd in de restauratie van textiel en leer, maar helpt ook bij de organisatie van tentoonstellingen. Ze is het zelden met haar zoon eens, maar als betrokken oma maakt ze zich zichtbaar zorgen over zijn krappe behuizing. „Gelukkig kunnen de kinderen hier in de tuin spelen. Maar als ik een oplossing zou weten, zou ik graag helpen.”. Daarnaast droomt ze van reizen naar Frankrijk. Nog een keer naar het Louvre, waar ze de vorige keer veel te kort is geweest.
Emil, een rustige, belezen man, werkt in het nationale etnografische museum in Boedapest waar hij de digitale databank opzet. Hij heeft net een ontslaggolf overleefd en gaat over twee jaar met pensioen, dus hij hoopt dat het zijn tijd zal uitduren.
Péter geeft les in het bijzonder onderwijs, aan kinderen met autisme en downsyndroom. Over zijn grootste wens hoeft hij niet na te denken: een huis met tuin en ruimte voor de kinderen. Reizen? Geen kans met de dure euro, zegt hij. „Dat is het nieuwe ijzeren gordijn. Vroeger mochten we niet, nu kunnen we het niet betalen.”
Véronika maakt een wat vermoeide indruk. Ook zij heeft een pedagogische opleiding, maar ze werkt tegenwoordig van huis uit als vertaalster Slowaaks-Hongaars. Ze wil graag een eigen werkruimte. En een naaimachine. Oh ja, en een weekend weg naar een wellness hotel, om bij te komen.
En kleine Véronika? Die wil niet naar bed en graag volwassen zijn.



zondag 11 maart 2012

Het ideale oosten

Om eerlijk te zijn, ik geloof niet dat de Hongaarse premier Viktor Orbán op een dictatuur afstevent. Maar ook niet op datgene wat wij in Nederland onder democratie verstaan. Zijn ideaal, hij steekt het niet onder stoelen of banken, is eerder in Azië te vinden dan in Europa. In een recent interview met de Duitse Franfurter Algemeine Zeitung stelt hij: "In onze Europese democratie en in ons economisch en maatschappelijk systeem verliezen steeds meer mensen het Europese zelfvertrouwen." en "We komen er niet omheen om te constateren dat degenen die nu omhoogkomen, moedig tegenover hun geestelijke identiteit staan: de islam tegenover de islam, de oostelijke volkeren tegenover hun oostelijke tradities en hun geestelijk systeem. Daarbij gaat het niet alleen om God, maar ook om de cultuur die door het desbetreffende geloof is gevormd."
Het oosten als voorbeeld, hij zegt het niet voor het eerst. Al in 2010,  na de verkiezingen, reisde hij af naar Moskou, waar hij overigens maar matig enthousiast werd ontvangen. Daarna zocht hij het verderop. Vorig jaar werden de Chinezen als redders van de Hongaarse economie gepresenteerd, zonder dat dat uiteindelijk tot grootste resultaten leidde. De Chinezen hebben sindsdien wel geïnvesteerd in de regio, maar dan vooral  in het naburige Slowakije, waar de omstandigheden voor investeerders een stuk gunstiger zijn.
Als je naar het politieke systeem dat in Hongarije in de maak is, kijkt, zijn er opvallende overeenkomsten met de stadstaat Singapore. Op het eerste oog is Singapore een parlementaire democratie.


woensdag 7 maart 2012

Paardrijden als schoolvak

Hongaarse huzaren anno 2011
Paardrijden als schoolvak? Ik moet bekennen, toen ik twee weken geleden hoorde dat daar plannen voor waren, dacht ik dat het om een grap ging. Maar niet dus. "Onderwijs in verband met de hippische cultuur zal prominenter worden in het publieke onderwijssysteem. Het doel is om ervoor te zorgen dat toekomstige generaties kennis hebben van en affectie met paarden en de hippische cultuur. De mogelijkheid om paarden te ontmoeten en te berijden moet daarom geen zeldzame en onbetaalbare zaak worden voor kinderen, maar zo natuurlijk als zwemlessen vandaag." Aldus de dagelijkse email van de Hongaarse regering.
Hopelijk leiden de zwemlessen er niet onder, want het zal toch uit de lengte of uit de breedte moeten komen, en geld dat aan paardrijlessen wordt uitgegeven, kan nergens anders aan worden besteed. Het kan bijvoorbeeld niet aan universitaire opleidingen worden besteed, waar wegens geldgebrek  tienduizenden studieplaatsen minder zijn en studenten aanzienlijk meer collegegeld moeten betalen. Of aan het financieren van kleuterscholen in dorpen waar geen kleuterschool is - meestal dorpen met een grote zigeunergemeenschap waar de kinderen door gebrek aan kleuteronderwijs al met een achterstand naar de lagere school gaan.
Maar goed, paardrijlessen dus. Ze maken deel uit van het nieuwe basisleerplan dat het ministerie van onderwijs op 2 maart vrij gaf, 204 pagina's vol legalistische wetsbepalingen, waar onderwijsorganisaties precies een week de tijd voor krijgen om erop te reageren. Maar het idee komt van minister van defensie Hende, die een enthousiast propagandist van de Hongaarse natie als ruitervolk is.