Niet zo lang geleden besloot het Hongaarse parlement om de Imre Nagy medaille, vernoemd naar de leider van de opstand tegen de Russen in 1956, af te schaffen. De onderscheiding was bedoeld voor mensen die „patriottische moed tonen, de Hongaarse onafhankelijkheid dienen en werken aan sociale dialoog, sociale vrede en de eenheid van de natie”. Volgens een parlementariër van regeringspartij Fidesz die de medaille kwijtwil, is de onderscheiding inmiddels „uitgereikt aan iedereen die hem heeft verdiend”.
Een opmerkelijk argument. Sociale dialoog, sociale vrede en eenheid van de natie zijn blijkbaar geen nastrevenswaardige doelen meer. Een andere Fidesz-parlementariër, Mária Wittner, die na 1956 ter dood werd veroordeeld wegens haar deelname aan de opstand (een straf die later in levenslang werd omgezet, en in de jaren 70 eindigde met een amnestie), zei eerlijker waar het op stond. Nagy was een communist, en hij is het daarom niet waard om zijn naam te verlenen aan een Hongaarse onderscheiding. Nagy mag in de West-Europa gelden als de man die zijn leven gaf als kortstondig premier tijdens de opstand, in Hongarije ligt dat aanzienlijk minder eenvoudig.
Want Nagy wás een echte communist, geen twijfel aan, zij het dat hij hervormingsgezind was. Hij, en overigens met hem veel andere opstandelingen, wilden een soort Joegoslavië: wel communistisch, maar onafhankelijk van de Sovjet-Unie en met een eigen koers. Dat past niet in het beeld dat Hongaren koesteren van de opstand als een anticommunistische, burgerlijke beweging.
„Een stinkende communist”, zo wordt Nagy op sommige websites omschreven en genoeg mensen zouden zijn rol destijds het liefste uit de geschiedenisboeken schrappen. Er is in Hongarije slechts een handvol straten naar hem vernoemd en recent werd in opdracht van de regering een schilderij over 1956 vervaardigd waarop geen spoor van hem is te zien. De hoofdrol daar wordt ingenomen door de oerconservatieve bisschop József Mindszenty, wiens werkelijke rol zich destijs min of meer beperkte tot een toespraak op de radio, maar al vertegenwoordigde hij in die dagen wel de stem van het anticommunisme.
Voor historici, maar misschien nog meer voor gewone burgers, is 1956 een moeilijke periode. Communisten die tegen de Russen vochten, samen met niet communisten. Verwarrend. En dan zijn er netelige kwesties,zoals de lynchpartijen op agenten van de geheime dienst, maar ook op dienstplichtige soldaten. En het antisemitisme dat de kop opstak. Naast heldhaftigheid vonden er ook gebeurtenissen plaats die je liever zo snel mogelijk vergeet. Dat is altijd zo,trouwens. Hoe heldhaftig de Libiërs afgelopen jaar ook waren, de dood van Khadaffi behoort niet echt tot de morele hoogtepunten van hun opstand, bijvoorbeeld.
Maar Nagy is niet de enige die slachtoffer wordt van de huidige Hongaarse neiging om de geschiedenis te herschrijven. De regering wil het Kossuthplein voor het parlement terugbrengen in de staat van voor 1944, dat wil zeggen de tijd van het autoritaire bewind van admiraal Miklós Horthy, een militaire bondgenoot van Hitler. Die herinrichting betekent ook dat het standbeeld van de onomstreden grote, maar wel uiterst linkse dichter Attila József verdwijnt.
De groene oppositiepartij LMP trok recent aan de bel over een plaquette ter nagedachtenis van Carl Lutz, een Zwitserse diplomaat die in de Tweede Wereldoorlog duizenden Hongaarse joden het leven heeft gered. Op zich uiteraard prima, uiteraard, behalve dat op de plaquette het woord joden door ’slachtoffers’ vervangen dreigde te worden. Veel Hongaren worden er ongaarne aan herinnerd dat in 1944 in drie maanden tijd 400.000 Hongaarse joden naar Auschwitz werden gevoerd, door de Duitsers, maar met willige medewerking van Hongaarse fascisten en andere burgers.
„Als ze dat doen omdat ze zich schamen dat 68 jaar geleden Hongaren andere Hongaren zulke dingen aan hebben gedaan, dan maken ze een fout,” aldus LMP-politicus Jen? Kaltenbach, „Het bedekken van de misdaad kan de schaamte niet verhullen, maar houdt de schuld juist in stand. De eerste stap om een misdaad te verwerken is hem in de ogen te kijken.”
Dankzij het protest zal de plaquette de juiste tekst dragen, maar Hongarije heeft geen traditie om de geschiedenis in de ogen te kijken, constateert Kaltenbach. Onder het bewind van de communist Kádár was de Holocaust, net als de opstand van 1956 trouwens, al een heikel punt. En nu dus weer. „Het is jammer dat Fidesz-politici niet weten te breken met die gewoonte,” aldus de LMP’er.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten