Je hebt mensen die van rellen houden. Ik niet, en ik heb er dan ook alle begrip voor dat vreedzame Fidesz-aanhangers die op 23 oktober 2006 ongewild betrokken raakten bij de rellen tussen de oproerpolitie en extreemrechts, slechte herinneringen aan die dag hebben. Met je hele familie tussen het traangas en de zwaaiende wapenstokken staan is niet leuk, en klappen krijgen terwijl je niets hebt gedaan nog minder.
Maar om die rellen nou een van de belangrijkste gebeurtenissen van de Hongaarse geschiedenis van de afgelopen 100 jaar te noemen? Iets dat op één lijn staat met, bijvoorbeeld, de Eerste en Tweede Wereldoorlog, de Holocaust, de onderdrukking van het Stalinisme en de opstand van 1956?
Mij gaat dat wat ver, er vallen bij rellen wel vaker onterechte klappen. Maar toch is 23 oktober 2006 terechtgekomen in de reeks van 15 schilderijen die in opdracht van de regering zijn gemaakt ter herdenking van de historische hoogtepunten van de afgelopen eeuw. De kunstwerken zijn een aanvulling op vijftig soortgelijke schilderijen die eind 19de eeuw werden vervaardigd ter herdenking van het duizendjarig bestaan van het Hongaarse rijk.
En zo strijdt nu Sint Joris, de patroonheilige van de politie, niet tegen de draak, maar tegen een onschuldige, in het wit geklede Hongaarse maagd, terwijl vanaf de rand wenende vrouwen toekijken. Opmerkelijk, een beschermheilige die zich zo misdraagt. Daarmee klaag je niet een gebeurtenis, maar een hele organisatie aan. Wat moet dat toekomstige generaties leren? Dat de Hongaarse politie een wrede club vrouwenschenders is? Of dat heiligen ook niet onfeilbaar zijn?
De schilderijen zijn bedoeld om te vieren dat Hongarije op 1 januari een nieuwe grondwet krijgt. Het is een wonderlijke collectie werken, die tot stand kwam onder de bezielende leiding van theaterregisseur Imre Kerényi, een man die ervaring heeft met het organiseren van theatrale gebeurtenissen.
Hij was ooit een goed lid van de communistische partij en werd in de Kadártijd al ingehuurd om grootste gebeurtenissen, zoals de herdenking van de Oktoberrevolutie, op gepaste wijze aan te kleden. En hij schijnt ook de man te zijn achter het idee van een grondwetstafel in ieder gemeentehuis, waar burgers hun eigen, gratis kopie van de nieuwe grondwet kunnen aanvragen.
Kerényi is een groot bewonderaar van de regeringspartij. Bij de demonstraties tegen de socialistische regering in 2006 meende hij in een rede dat "Fidesz een geschenk van God" is. Het is dan waarschijnlijk ook niet geheel toevallig dat vier van de vijftien schilderijen verwijzen naar gebeurtenissen die in het bestaan van de huidige regeringspartij een belangrijke rol speelden.
Zo is daar de herbegrafenis van Imre Nagy (leider van de opstand van 1956) in 1989, waar de huidige premier Orbán zijn faam als spreker en anti-communistisch oppositielid vestigde met zijn oproep dat de Russen het land uit moesten. En de opening van het Nationale Theater dat in opdracht van de vorige Fidesz-regering werd gebouwd, nadat Orbán in 1998 de bouw van het door de voorafgaande socialistische regering geplande theater had laten stopzetten. De rellen van 2006. En natuurlijk de nieuwe grondwet, die het gezicht van het nieuwe Hongarije zoals dat premier Orbán en zijn partij voor ogen staat, moet vormgeven.
Zoals het dit soort historische schilderijen past, zitten ze bomvol met symboliek. En zo krijgen de vrijmetselarij en Béla Kun, de leider van de kortstondige communistische radenrepubliek, ruim negentig jaar na dato nog een keer mede de schuld van Trianon, het verdrag waarin Hongarije tweederde van zijn grondgebied verloor. En wordt admiraal Horthy, onder wiens bewind dat verdrag in 1920 daadwerkelijk werd getekend, afgebeeld als een man die door de historische omstandigheden geen kant op kon. Wat de opvallende groene kameleon bij de herbegrafenis van Imre Nagy symboliseert, is een interessante vraag.
Opvallend is overigens, dat Orbán zelf op de schilderijen geheel ontbreekt. Volgens Kerényi zou diens vrouw hebben gezegd dat de premier "hem zou neerschieten" als hij zou worden afgebeeld, want welke politici afbeeldenswaardig zijn, daar kunnen ze pas over een eeuw over oordelen. Misschien was voor soortgelijke zelfbeheersing ook wat te zeggen geweest bij de beoordeling van de belangrijkste historische gebeurtenissen van de laatste paar jaar. Wat een mens net overkomen is, kan op dat moment heel belangrijk lijken, maar in de grote lijn der geschiedenis geheel onbetekenend blijken te zijn.
De schilderijen hebben in het totaal 20 miljoen forint (66000 euro) hebben gekost. Ze zullen in eerste instantie samen met hun 50 19de eeuwse voorgangers acht maanden lang in de Nationale Galerie tentoongesteld worden, en worden dan verdeeld over het parlement en het Sándorpaleis, waar op dit moment het kantoor van de Hongaarse president is gehuisvest. En verder gaan ze gebruikt worden voor de illustratie van een speciale feesteditie van de grondwet, die de burgers vanaf komend voorjaar kunnen bestellen. Bij de grondwetstafel in hun plaatstelijke stadhuis, uiteraard, waar een inkijkexemplaar komt te liggen. Wie het wil hebben, zal voor dit prachtwerk overigens wel moeten betalen.
2 opmerkingen:
Ben het volkomen met je eens.
Wat een overtrokken gedoe enkel en alleen ter eigen glorie.
Maar ja zo als vaak overdaad schaadt.
Het eerste en – naar mijn mening– het grootse probleem dat in verband met die schilderijen opduikt die in princiepe ter ere van de nieuwe grondwet zijn gemaakt is de volgende: zijn ze echt bedoeld om de grondwet aanvaardbaar te maken zoals Imre Kerényi dat verklaarde? Kerényi zette het overigens niet onder de korenmaat dat de grondwet is die van de MEERDERHEID. Maar dan dienen ze daartoe om de meerderheid te overtuigen? Omdat niemand serieus kan denken dat de minderheid met behulp van zulke methoden ontvankelijker kan worden.
Wat ook een controversiele kwestie is of de gebeurtenissen die door deze schilderijen worden vereeuwigd tegelijk de belangrijkste gebeurtenissen van de Hongaarse geschiedenis van de afgelopen 100 jaar zijn. Om vraagtekens te zetten bij de beoordeling van de historisch belang van die rellen in 2006 vind ik juist. Aan de ene kant kan men niet anders verwachten. Met de woorden van Kerényi: om de mening van de andere kant te kunnen worden geuit moeten ze de verkiezingen winnen.
‘Wat moet dat toekomstige generaties leren?’ luidt de vraag. Ten eerste, hoop ik dat ze zullen beseffen dat op deze kleingeestige manier kan onze land geen resultaat behalen. Altijd met de vinger naar de anderen te wijzen is heel wat kinderachtig. Ten tweede, zou ik graag zien dat mensen (niet alleen politici) hun in de verleden openbaarlijk gemaakte fouten voor iedereen hoorbaar erkennen. Niet omdat ik het wenselijk vind om anderen te vernderen maar omdat degenen die van de voordelen van de openbaarlijk leven genieten zouden de plichten die ermee gepaard gaan ook niet verwaarlozen. Dit is fair. Ik bedoel ermee niet dat de tegengestelde richtingen met elkaar absoluut ‘in harmonie zullen leven’. Zeker niet. Dat zou de dood van de democratie betekenen. En van theatrale gebeurtenissen hebben we het genoeg.
Noémi
Een reactie posten