Duizenden mensen kwamen gisteren naar het Nationaal Museum om te luisteren naar de rede die premier Viktor Orbán ter gelegenheid van de 15de maart, een van de belangrijkste Hongaarse nationale feestdagen, waarin de opstand tegen de Habsburgse keizer van 1848 wordt herdacht. Die opstand begon, volgens de verhalen althans, op die trappen, met de declamatie van een gedicht dat de dichter Sándor Petöfi: "Sta op, Hongaren, willen wij slaven zijn of vrij". Ieder kind kent de tekst uit zijn hoofd, het is verplichte kost op de lagere school.
De 15de maart is een nationale feestdag die leeft: vrijwel iedereen op straat loopt die dag met een kokarde met de Hongaarse driekleur (Petöfi's vrouw schijnt in 1848 eindeloos veel van die dingen genaaid te hebben) of een groen-wit-rood strikje en veel mensen bezoeken ook een of andere herdenking, waarvan er genoeg zijn overal in het land.
Orbán is populair, dus het lag in de lijn der verwachting dat er duizenden mensen zouden komen om te luisteren naar een rede die bol stond van de anti-EU-retoriek. Hongarije had in 1848 verzet tegen de macht van Wenen, en in 1956 tegen Moskou, en het zou zich door Brussel ook niet de wet voor laten schrijven. En dat voor een land dat momenteel EU-voorzitter is.
De menigte vond het prachtig. Merkwaardig is daarom de onthulling van internetkrant Origo, dat er honderden studenten rondliepen die betaald bleken te zijn om daar te komen. Voor 1500 tot 2000 forint waren ze ingehuurd om te komen klappen. De meesten hadden geen enkele interesse in de gebeurtenis zelf, maar ach, het geld was makkelijk verdiend.
Een woordvoerder van Orbán probeerde niet eens te ontkennen dat er mensen waren ingehuurd om te applaudiseren. Klappende mensen rond Orbán op de trappen van het museum waren "deel van het programma". Zouden ze soms bang geweest zijn dat de menigte anders 'boe' was gaan roepen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten