Hongaarse oppositiemedia en mensenrechtenorganisaties vrezen voor nieuwe censuur als het parlement op 13 december de nieuwe mediawet aanneemt. Weliswaar benadrukt die wet het belang van persvrijheid en veelzijdige media. “Maar wat ons zeer bezorgd maakt is de verregaande bevoegdheid die de media-autoriteit krijgt om ook om inhoudelijke redenen hoge boetes op te leggen,” aldus Tamás Szigeti van de Hongaarse Unie voor Burgerlijke Vrijheid (TASZ). Uit protest verschenen enkele kranten deze week met een lege voorpagina. De grootste oppositiekrant Népszabadság gaat het Constitutionele Hof als de wet wordt aangenomen.
“Nieuw is ook dat alle media, ook nieuwssites op het internet, zich moeten registreren, en dat de media-autoriteit die registratie kan intrekken,” aldus Szigeti. Dat is sinds de val van het communisme in 1989 niet meer gebeurd. De boetes kunnen oplopen van 90.000 euro voor dagbladen tot meer dan 700.000 euro voor commerciële tv-zenders.
Beroep tegen zo’n boete is moeilijk, als het huidige voorstel wordt aangenomen. “Media kunnen naar de rechter, maar die mag niet, zoals vroeger, boetes opschorten. Dat betekent dat media eerst moeten betalen en dan een jarenlange procedure afwachten. Sommigen zullen voor de uitspraak failliet gaan,” zegt Szigeti.
Media, ook internetsites, lopen kans op een boete als ze “onevenwichtig” politiek verslag doen, als ze de kerk, minderheden of zelfs “meerderheden” beledigen of als ze verstoten tegen de goede zeden. Die bepaling richt zich in eerste instantie tegen extreemrechtse sites, maar kan uiteraard veel breder worden gebruikt.
Media worden verplicht “snel en precies te berichten over plaatselijke, landelijke en Europese kwesties van algemeen belang.” Wat daaronder verstaan wordt, is onduidelijk. De formulering is heel algemeen en op iedereen van toepassing. Zoals het er nu staat, geldt het ook voor receptenbladen. "De uitleg is geheel ter beoordeling van de media-autoriteit," zegt Szigeti. Omdat de linkse en extreem rechtse oppositie het niet eens kon worden over een gezamenlijke kandidaat, bestaat dat orgaan uitsluitend uit vertegenwoordigers van regeringspartij Fidesz. De voorzitter is door premier Orbán persoonlijk voor negen jaar benoemd.
Journalisten- en mediaorganisaties zijn niet geraadpleegd over de wet. Net als het overgrote deel van alle wetsontwerpen die in het parlement zijn ingediend sinds het kabinet afgelopen juni aantrad, is het mediavoorstel, een meer dan 160 bladzijden dik boekwerk vol met gedetailleerde wetsbepalingen, formeel een initiatief van drie parlementariërs. Zo ontloopt de regering de wettelijke verplichting om belangenorganisaties te raadplegen als een ministerie een wetsontwerp indient.
Het is typerend voor de regeerstijl van premier Orbán, die na zijn verkiezingsoverwinning - haast 53 procent van de stemmen en een tweederde meerderheid in het parlement – verklaarde dat in Hongarije een revolutie via het stemhokje had plaatsgevonden. Sindsdien neemt Fidesz met revolutionaire snelheid, en zonder enig overleg met maatschappelijke organisaties, wetten aan die er in veel gevallen vooral op gericht zijn om de eigen positie voor lange tijd veilig te stellen.
Een wet maakte het mogelijk kritische ambtenaren te ontslaan zonder opgaaf van redenen. Op belangrijke posten, zoals de media-autoriteit en de hoofdofficier van justitie, zijn inmiddels partijmensen benoemd. Waar dat niet lukt, worden andere maatregelen genomen. Zo werd het salaris van de kritische directeur van de Nationale Bank gereduceerd tot een minimum. De fiscale raad, een onafhankelijke organisatie die moet controleren of begrotingsvoorstellen kloppen, verloor na kritische opmerkingen vrijwel zijn hele budget, zodat de raad volgend jaar niet meer kan functioneren.
Toen het Constitutionele Hof oordeelde dat een bepaalde belastingmaatregel onconstitutioneel was, wijzigde het parlement de grondwet en ontzegde het Hof het recht zich in toekomst met begrotingszaken te bemoeien.
In april wil Fidesz een nieuwe grondwet aannemen. De inhoud daarvan is volslagen onduidelijk, want een maatschappelijk debat wordt niet gevoerd. Volgens sommige Fidesz-politici verandert er weinig, maar volgens parlementsvoorzitter László Kövér blijft van de oude constitutie alleen overeind dat Boedapest de Hongaarse hoofdstad is.
Af en toe lekt er wat uit: zo wordt gerept over de invoering van een nieuw nationaal wapen, over een grondwettelijk verbod op homohuwelijken en over bescherming van het leven vanaf de conceptie, wat feitelijk betekent dat Hongarije abortus gaat verbieden zonder dat de bevolking het doorheeft. Een oppositievoorstel voor een referendum over de grondwet is afgewezen. De tweederde parlementaire meerderheid is voor Orbán voldoende bewijs dat het volk achter hem staat. En tot nu toe geven de opiniepeilingen hem gelijk, want in de laatste peilingen is Fidesz nog steeds heel erg populair.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten