János Fuchs (55) en zijn vrouw Magdi (53) verloren bij de modderramp in oktober bij een aluminiumfabriek bij het Hongaarse Kolontár hun bejaarde moeder, hun huis en hun meeste bezittingen. De regering heeft hen en hun dorpsgenoten nieuwe huizen beloofd. Een vervolgverhaal
In de keuken van hun tijdelijke huurhuis zit Magdi papieren in te vullen. Voor de schadevergoeding die hen is toegezegd moet ze precies moet aangeven wat ze allemaal kwijt zijn en wat dat allemaal waard was. “Hoeveel broeken? Ik heb geen idee,” zegt János. “En wat die hebben gekost?” Hij haalt zijn schouders op.
En zo gaat het verder: truien, ondergoed, lakens, handdoeken, pannen, servies, glazen. Bedden, stoelen, tafels. Moeilijk genoeg als je al je spullen om je heen hebt, maar uit het blote hoofd? “En zo’n lijst moeten we ook nog eens invullen voor het huis van oma. Hoe moeten we weten hoeveel truien zij had?” zegt dochter Adrienn over haar grootmoeder die omkwam bij de ramp.
Iedere dag is er wel een of ander document dat aandacht vraagt, meestal in onbegrijpelijke ambtelijke taal. Magdi is blij dat Adrienn, journaliste bij een milieutijdschrift in Boedapest, van haar baas toestemming heeft om haar ouders in werktijd te helpen. “Zonder haar kwamen we er niet uit,” zegt Magdi. Haar dochter maakt een zeer vermoeide indruk. Andere dorpsgenoten kloppen ook bij haar aan met vragen over de ingewikkelde papierwinkel.
In de tuin loopt een vriendelijke herdershond. Caesar is waarschijnlijk een van de weinigen die beter wordt van de ramp. “Hij leefde hier sinds de dood van zijn baas alleen in de tuin. De erfgenamen wilden hem niet hebben. Wij zijn onze dieren kwijtgeraakt, dus hij gaat zeker mee als we straks verhuizen,” zegt János terwijl hij het beest een aai geeft.
Nu ze de schadevergoedingsregeling getekend hebben, begint die verhuizing een stuk reëler te worden. De plots van de nieuwbouwhuizen, op de top van een heuvelrug, zijn al uitgemeten. 1200 vierkante meter, net zo groot als hun oude tuin. János en Magdi hebben zelfs al een plek toegewezen gekregen, aan de rand van de nieuwe wijk, waar János zijn buren niet hoeft te storen met zijn zware landbouwmachines. En ze krijgen, op hun verzoek, zelfs dezelfde buren als vroeger. “Daar zijn we heel blij mee, want we konden altijd heel goed met elkaar overweg,” zegt János.
Vanaf de heuvelrug kijk je over een lieflijk, uitgestrekt dal met velden en bossen. Een vakantieplaatje. Niets doet er denken aan de gebroken slibdam aan de andere kant van het dorp. “Dat is maar goed ook, daar hebben we genoeg van gezien,” vindt dochter Adrienn. De aanblik van de gesloopte wijk doet iedere keer pijn.
En de slibopslag is sinds het ongeluk alleen maar dichterbij gekomen. Vlak bij het dorp, honderden meters van de gebroken dijk vandaan, zijn graafmachines bezig en rijden vrachtwagens af en aan. “Ze leggen een ring rondom de oude kapotte dijk, maar daarmee wordt de opslagcapaciteit van het bassin ook meteen uitgebreid. Ze willen een nieuwe techniek gebruiken, waarbij het slib voor storting al droger wordt gemaakt. Daardoor moet de opslag veiliger worden, maar ik ben erg blij dat we er niet meer in de buurt wonen,” zegt Adrienn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten