Slibdam in Bulgarije |
De moderne mens is afhankelijk van mineralen, en mineralen komen uit de grond. Zonder mijnbouw zou onze samenleving niet bestaan, maar gelijktijdig is er is geen menselijke activiteit te bedenken die zoveel afval produceert en zo'n invloed heeft op zijn omgeving als juist deze sector. In 2004, toen Hongarije en negen andere landen lid werden van de EU, kwam het Joint Research Centre, een onderzoekscentrum van de Europese Commissie, met een rapport over de milieugevolgen van de mijnbouw in de tien nieuwe EU-lidstaten. Dat rapport concludeerde dat 29 procent van het afval in de vijftien oude EU-landen uit de mijnbouw en de ertsverwerkende industrie afkomstig was. In de nieuwe lidstaten was dat cijfer nog veel hoger. Het afval uit andere industriële sectoren valt daarbij volkomen in het niet.
Een echte inventarisatie van alle potentiële risicoplaatsen in Europa bestaat er eigenlijk niet. Maar zowel langs de Elbe als langs de Donau is ooit onderzocht welke mijn- en indsutriële activiteiten in de regio een risico voor de rivier betekenden. De Internationale Commissie voor de Bescherming van de Donaurivier (ICPDR) maakte in 2001 en 2004 een inventarisatie van de potentieel gevaarlijke bedrijven in het stroomgebied van die rivier en kwam toen tot een lijst met 611 bedrijven. Eenderde daarvan waren industriële bedrijven in Duitsland, en een kwart mijnslibopslag in Roemenië. De gebarsten Hongaarse dam gold als minder gevaarlijk, omdat hij vrij ver van de Donau af ligt. Overigens werd bij de inventarisatie niet gekeken naar de voorzorgsmaatregelen die bedrijven al hadden genomen.Ook werd niet gekeken naar het risico dat een bedrijf voor het milieu in het algemeen betekende.
Volgens Andreas Beckman van het WNF zijn er vooral in Centraal-Europa diverse regelrechte tijdbommen, en de meesten daarvan hangen samen met mijnactiviteiten. Behalve de gebarsten dam bij Ajka ligt er elders in Hongarije, pal aan de Donau bij het plaatsje Almásfüzitő, slechts door een dijk van de rivier gescheiden, nog een inmiddels in onbruik geraakt opvangbassin van aluminiumafval en ander industrieel afval dat volgens schattingen van milieuorganisaties zo’n 120.000 ton aan zware metalen bevat. Almásfüzitő ligt niet alleen in overstromingsgebied, maar ook nog eens in een regio waar af en toe aardbevingen plaatsvinden.
Andere risicoplekken langs de Donau zijn volgens het WWF twintig voor een deel al in onbruik geraakte en dus ongecontroleerde slibdammen in Bulgarije, de olieraffinaderij in het Servische Pancevo en de slibopslag van de aluminiumfabriek in het Roemeense Tulcea, waar eerder al problemen waren met lekkages en met looghoudende stofwolken. En dan zijn er nog de ArcelorMittal Galati smelterijen vlak bij de Donaudelta, waar in 2009 duizenden tonnen illegal gestort afval werden gevonden in een veertig jaar oude afvalberg van in het totaal een miljoen vierkante meter en 100 meter hoog.
Zelfs zonder ongelukken is de milieu-invloed van mijnbouw enorm. Daglmijnbouw, waarbij het hele oppervlakte wordt afgegraven, is verwoestend voor het landschap, terwijl ondergrondse mijnbouw voor altijd invloed heeft op de stabiliteit van de bodem en een blijvende bron van vervuiling van het grondwater is, ook als de mijn eenmaal is gesloten. Oppervlaktewater raakt vervuild door lekkages in de afvalopslag. Alleen al in West-Europa is naar schatting 5000 kilometer rivieroever vervuild door mijnbouw.
En het gaat vaak om vervuiling die al duizenden jaren voortgaat, want mijnbouw is een van de oudste industriële activiteiten. De milieugevolgen van de Romeinse en Griekse loodsmelterijen zijn nog steeds meetbaar in het poolijs in Groenland. Sommige gebieden in Midden-Europa kunnen als gevolg van tweeduizend jaar mijnbouw nooit voldoen aan de milieueisen die de EU tegenwoordig stelt.
Centraal-Europa kent veel meer mijnactiviteiten dan West-Europa. Hongarije, dat de zaak zeer zorgvuldig in kaart heeft gebracht, telt zo’n 15000 geregistreerde mijnen en groeves, soms overigens niet meer dan een lokale grindafgraving. Eén procent van het totale Hongaarse productieve land is bedekt met mijnafval, variërend van afvalbergen tot dammen. Zo’n 25 procent van de Tsjechen leeft in gebieden die kampen met milieuproblemen als gevolg van eeuwenlange mijnbouw.
Dat komt niet alleen omdat er in Centraal-Europa meer delfstoffen te vinden zijn, maar ook, omdat de West-Europese mijnbouw in de afgelopen decennia onrendabel werd en daarom grotendeels is gesloten. De delfstoffen die de Nederlandse industrie gebruikt, worden allemaal geïmporteerd, en de bijbehorende milieuproblemen zijn dus ook naar elders verplaatst. De Hongaarse MAL, de eigenaar van de gebarsten Hongaarse dam, exporteert 75 procent van zijn producten naar de West-Europese markt.
Milieuproblemen in de mijnbouw zijn niet simpelweg het gevolg van gebrek aan regels. Regelgeving en controle kunnen problemen helpen voorkomen of uitstellen, maar mijnafval ruim je niet simpelweg op. Om erts, kolen of diamanten te delven, worden enorme hoeveelheden ander materiaal opgegraven. En bij de zuivering van ijzer, zilver, uranium of aluminium blijft ook nog eens geweldig veel afval over. Eén ton goud levert zo’n 200.000 ton afval op. Andere delfstoffen, zoals steenkool, leveren weliswaar per ton kool veel minder afval op, maar daar staat tegenover dat er veel meer steenkool wordt geproduceerd. Het gaat niet alleen om rots, maar ook om chemicaliën en zware metalen die gebruikt worden of vrijkomen bij de winning van metalen en mineralen uit het gesteente.
Al die troep transporteer je niet zomaar naar elders, verwerken kun je het meestal niet, en vergaan doet het ook niet. Mijnafval is een afvalprobleem voor de eeuwigheid. En dat is meteen het grote probleem, want welke regelgeving je ook bedenkt, niemand kan voorzien hoe de situatie over 50, laat staat over 500 of 1000 jaar is. En dan gaat niet alleen om de noodzaak tot blijvende controle, maar ook om onvoorzienbare veranderingen in de geologische omstandigheden. Het ongeluk in Hongarije is bijvoorbeeld mogelijk veroorzaakt door verschillen in bodemsoorten.
Omdat het om zulke enorme hoeveelheden gaat, zijn de gevolgen van een ongeluk vaak catastrofaal. In 1966 stortte in Wales een al afgedekte mijnafvalberg in, waarbij 144 mensen, vooral kinderen, omkwamen. In 1985 kwamen in het Italiaanse Stava 268 mensen om toen een inmiddels niet meer gebruikte fluorideopslagdam doorbrak. In 2000 doodde cyanide uit de Roemeense goudmijn bij Baia Mare alle vis in de Tisza en een deel van de Donau. Wereldwijd maken dambreuken en lekkages driekwart van alle ongelukken in de mijnsector uit.
Maar vaak zijn de gevolgen slechts plaatselijk, en daardoor heeft het relatief lang geduurd voordat Europa de risico’s echt onderkende. Naar aanleiding van een ramp in 1976 in een chemische fabriek in het Italiaanse Seveso kwam de toenmalige Europese Gemeenschap met de zogenaamde Seveso-richtlijnen, een reeks van veiligheids- en preventievoorschriften voor de industrie.
Maar pas nadat er kort na elkaar drie ongelukken met mijnslibopslag plaats hadden vonden, in 1998 in het Spaanse Aznalcollár, in 2000 in Baia Mare en drie maanden later in het nabije Baia Borsa, besloot de Europese Unie ook strengere regels te maken voor de mijnsector.
“Helaas is de oorspronkelijke richtlijn onder druk van de bedrijven sterk verzwakt,” aldus Andreas Beckman van het Donau-Karpatenbekken programma van het Wereldnatuurfonds (WNF), dat destijds betrokken was bij het opstellen van de Mijnafval Richtlijn. Het feit dat het Hongaarse bedrijf MAL Zrt., eigenaar van de gebarsten Hongaarse dam, zich achter de EU-regels verbergt, bewijst volgens het WWF dat er nog veel te doen is. Terwijl bij industriële opvangbekkens bijvoorbeeld een tweede dijk nodig is, is dat bij mijnafval tot nu toe niet het geval.
1 opmerking:
Bedankt, een indrukwekkend verhaal.
Merkwaardig dat je de milieu organisaties zo weinig hoort over deze problematiek
Een reactie posten