zondag 4 juli 2010

NATIONALE SAMENWERKING

Kort nadat de Hongaarse premier Viktor Orbán in mei werd beëdigd, kwam hij met een 'verklaring van nationale samenwerking', de NMR. Het was een wonderlijk document waarin de overwinning van zijn partij Fidesz werd afgeschilderd als het einde van een tijdperk. In het stemhokje was een einde gemaakt an het communisme en de daarop volgende overgangsperiode van twintig jaar:
Bij deze wat hoogtepunten uit die verklaring: ,,In de lente van 2010 verzamelde het Hongaarse volk wederom zijn overgebleven krachten en bereikte het een succesvolle revolutie via de stembus. Het Hongaarse volk bereikte met deze overwinning het omverwerpen van het oude regiem en het oprichten van een nieuw bewind van nationale samenwerking."
Nu heeft Fidesz tweederde van alle zetels in het parlement, en je kunt je indenken dat dat tot overmoed stemt. Maar die verkiezingsuitslag moet enigszins gerelativeerd worden. De enorme overwinning is grotendeels te danken aan het kiesstelsel. Fidesz haalde feitelijk net iets meer dan de helft van alle stemmen.
Maar goed, het document vervolgt: "Wij, de vertegenwoordigers van het Hongaarse Parlement, verklaren dat wij dat nieuwe politieke en economische systeem, dat tot stand kwam als resultaat van de wil van het volk, op de stevige funderingen zullen plaatsen die noodzakelijk zijn voor welvaart en menselijke waardigheid en die de leden van de Hongaarse natie in zijn diverse kleuren verenigen. Werk, thuis, familie, gezondheid en recht en veiligheid. Dat zijn de pilaren van onze gezamenlijke toekomst. (....) Deze coöperatie, die ongelooflijke energie losmaakt, geeft alle Hongaren het recht tot hoop, ongeacht hun leeftijd, godsdienst, politieke overtuiging, ongeacht waar ze leven."
Het was de bedoeling dat het parlement deze verklaring aannam, wat het natuurlijk ook deed: met een tweederde meerderheid krijg je per slot van rekening alles aangenomen wat je wil. Maar alle oppositiepartijen, van de socialistische MSzP tot de extreemrechtse Jobbik, bedankten voor de eer.
Dat leek het te zijn, tot premier Orbán dit weekend op de verklaring terugkwam in een stijl die doet vermoeden dat het erg moeilijk is om daadwerkelijk afscheid te nemen van een tijdperk: hij verordoneerde dat de NMR in alle regeringsgebouwen moet worden opgehangen, op een plek die goed zichtbaar is voor het publiek. Andere instellingen, zoals de nationale bank en lokale overheden, wordt vriendelijk edoch dringend verzocht het papier op te hangen.
De oppositie, wederom van links tot rechts, dacht eerst dat het een grap was, en reageerde vervolgens geschokt. De MSzP zei dat zo'n verordening deed denken aan het Hitler-vriendelijke Horthy-regiem en aan de communistische dictator Miklós Rákosi. De LMP was het daarmee eens en meende dat Orbáns verordening zelfs als grap een slechte geweest zou zijn. Ook Jobbik haalde het stalinisme aan, toen soortgelijke verklaringen tussen de portretten van Stalin, Lenin en  Rákosi hingen. Zoals een woordvoerder van Jobbik zei: ,,Nationale samenwerking moet uit dagelijkse daden blijken, niet uit papieren op de muur."
En als de oppositie de afgelopen weken één ding heeft ervaren, dan is het dat er in de parlementaire werkelijkheid van alle dag weinig sprake is van nationale samenwerking. Fidesz heeft het land in korte tijd bedolven onder een golf van wetsontwerpen, meer dan zeventig stuks in het totaal, waarvan het overgrote deel zonder enige aankondiging of zonder enig vooroverleg tot stand kwam en binnen luttele dagen ter stemming werd gebracht.
Dat kan, omdat het overgrote deel van al die wetsontwerpen, inclusief een geruchtmakend pakket over de omroepen en over de persvrijheid, werd ingediend door individuele parlementariërs. De reden om die route te bewandelen, aldus de socialistische fractieleider Attila Mesterházy, is dat ministeries hun wetsontwerpen vooraf moet bespreken met de relevante maatschappelijke organisaties, en een financiële en juridische verantwoording mee moeten leveren. Als een parlementariër een wetsontwerp indient, hoeft dat niet. Voor een regering die de nationale samenwerking op alle muren wil spijkeren, is dat op zijn minst opmerkelijk om wetten zo in te dienen dat een maatschappelijk debat erover zoveel mogelijk wordt vermeden en het zelfs voor medeparlementariërs moeilijk wordt een zinvolle bijdrage te leveren.
Het bespaart wel een hoop discussie, in theorie althans: de mediavoorstellen lokten een storm van kritiek uit binnen- en buitenland uit en zijn daarom op punten toch maar aangepast. Maar het vraagt natuurlijk om problemen in de toekomst. En niet alleen, omdat de oppositie klaagt en Europa kritisch meekijkt. Aan vrijwel iedere wet zit een kostenplaatje, maar als nooit de moeite is genomen die kosten uit te rekenen, is de kans op nieuwe gaten in de begroting groot. En dat is iets dat Hongarije zich niet echt kan veroorloven, al kun je er donder op zeggen dat zulke gaten in de begroting voorlopig verklaard zullen worden als lijken in de kast die de socialistische regering heeft achtergelaten.

Geen opmerkingen: