dinsdag 15 juni 2010

TELEFOONSTORING

Pakweg anderhalve week geleden, toen Vác zich aan het voorbereiden was op de overstroming van de Donau, zakte een auto vol zandzakken door de stoep voor ons huis. Ik had de plek al vaker met argwaan bekijken, er zat een rare holte in het asfalt waarvan de stoep is gemaakt. Zelf dacht ik altijd aan een lekke rioolbuis die het zand wegzoog, maar het bleek een put te zijn met stekkers en draden die iets met de telefoon te maken hadden.
De zandwagen stopte netjes, en legde een paar zandzakken om de put. Dat voorkwam in ieder geval dat er zomaar iemand in zou wandelen. Mijn verwachting dat een open put onze telefoonverbinding niet ten goede zou komen, was terecht. Toen de draden eenmaal onder water stonden, hadden we alleen nog maar gezoem op het toestel. Opmerkelijk genoeg deed onze computerverbinding het nog wel.
Toen het water eenmaal was gezakt, werd het spekgladde slib dat de Donau in de straat had achtergelaten in razend tempo weggeboend. Er kwam ook een ploeg van pakweg vier mensen om het hek rond het park van slib te ontdoen. Op zondag, nog wel. Maar het gat in de stoep bleef onaangeroerd. Nou, niet helemaal: op zeker moment plaatste iemand een verboden-in-te-rijden bord bij. Een nuttig advies, zeker.
Nu misten we die telefoon niet zo, want we gebruiken hem zelden, in deze tijden van Skype en mobiel. Maar gisteren besloot ik de firma Invitel toch eens te bellen. Maar goed ook, want ze wisten van niets. Vanochtend stond er promt een mannetje voor de deur. Er zit een putdeksel over het gat, en we hebben weer telefoon.
Het is de tweede keer binnen vier weken dat ik Invitel nodig had. Onlangs was ons computermodem kapot. En ook daar: binnen 24 uur hadden we een nieuwe. Gratis, en met een router erbij. Over de firma Invitel dus niets dan goeds. Ik herinner me dat uit het verleden, van de voorloper van Invitel, het Hongaarse staatstelefoonbedrijf Matav, wel anders.
Met de Matav hadden we twintig jaar geleden regelmatig van doen. We woonden toen in Boedapest, en deelden onze lijn met iemand anders, zoals trouwens vrijwel iedereen die op dat moment in Hongarije het geluk had überhaupt een telefoon te bezitten. Want dat was nog de tijd dat je tien jaar kon wachten op een aansluiting en huizen in één klap meer waard werden als er een telefoonlijn was
In ons geval deelden we onze lijn met onze buren. Dat was ongebruikelijk, maar zeer gunstig. Als het echt nodig was, konden we bij hen aankloppen met het verzoek of ze konden ophangen. Als je voor de radio werkt en om één uur in de uitzending móet zijn, is dat wel handig. En door onze badkamermuur konden we horen of de buurvrouw aan het kletsen was. Ook handig.
Met de buurvrouw konden we het gelukkig goed vinden, dus dat veroorzaakte weinig problemen. Met de Matav was onze relatie minstens even frequent, maar minder hartelijk. Minstens een keer in de twee weken lag de telefoon eruit. Dat konden we weer naar de telefooncel in de straat om het probleem te melden. Of naar de volgende telefooncel, als die voor de deur het weer eens niet deed. Ons Hongaars was zeer beperkt, maar de term hibabejelentés (storingsmelding) kwam er vlekkeloos uitrollen.
En dan was het afwachten. Het probleem, wisten we al redelijk snel, zat vrijwel altijd in de telefooncentrale. Die dingen waren antiek en staan inmiddels in het telefoonmuseum op de burcht in Boedapest. Maar de vraag was altijd, hoelang het duurde voor de Matav erkende dat de fout daar lag, en niet ergens bij ons in huis. Soms deed onze telefoon het binnen een uurtje weer, soms gingen er dagen over heen.
Toen in Hongarije ergens in 1993 de eerste 'mobiele telefoons' werden geïntroduceerd, waren we er dan ook als de kippen bij om zo'n toestel aan te schaffen. Mobiel is een relatief begrip voor een apparaat dat het formaat had van een fors telefoonboek en dat een stuk meer woog dan dat en om die reden ook eerder werd verkocht als 'autotelefoon'. Maar atijd bereikbaar zijn en niet meer afhankelijk van de Matav, wat een zegen. Daar hadden we wel een zere schouder voor over.

Geen opmerkingen: