Rechts-extremisme is trendy onder Hongaarse jongeren. Niet alleen skinheads en voetbalsupporters, maar ook veel studenten en jonge intellectuelen zijn enthousiaste aanhangers. Het keerpunt was een golf van antiregeringsrellen in de herfst van 2006. ,,Voor veel studenten hadden die weken dezelfde betekenis als de linkse studentenrellen in 1968 in Parijs voor de studenten in West Europa,” zegt politiek analist Mark Szabó. ,,Zij zagen het als het begin van een revolutie die nu nog afgemaakt moet worden.’’
,,Wij willen toch niet dat buitenlanders en Joden alles in handen krijgen? Wij laten toch niet toe dat we een tweede Palestina worden? De Amerikanen willen de hele wereld overheersen, ons ook. Als Jobbik aan de macht komt, is het gedaan met de macht van de multinationals in ons land. En reken maar dat die er ook voor zorgt dat de buitenlandse TV zenders RTL en TV2 dichtgaan. En nog een paar andere tv-stations ook. En dan zetten we deze corrupte regering achter slot en grendel.” Zsolt, gekleed in soldatenlaarzen, camouflagebroek en met een vlaggetje met Groot-Hongarije op zijn mouw, is niet te stuiten. Zijn gespreksgenoot krijgt er geen woord tussen terwijl de twintigjarige hogeschoolstudent als een volleerd partijpropagandist reclame maakt voor zijn partij, de extreemrechtse Jobbik.
Jobbik, wat in het Hongaars zowel de Rechtsen als de Beteren betekent, leek drie jaar geleden nog een onbetekenend randverschijnsel in de Hongaarse politiek, één van een handvol extremistische splintergroeperingen. Maar de partij is bezig aan een stormachtige opmars. Vorig jaar juni veroverde de Eurosceptische partij met de slogan ‘Hongarije voor de Hongaren’ opeens met bijna 15 procent van de stemmen drie zetels in het Europese Parlement. Bij de parlementsverkiezingen in april eindigde Jobbik met twaalf procent van de zetels in het parlement als derde, net achter de zwaar verslagen socialisten.
Zsolts toekomstbeeld is duidelijk. In zijn Hongarije is er voor buitenlanders, joden en zigeuners geen plaats en kan iedereen die het niet eens is met het radicale nationalisme van zijn partij beter zijn mond houden. Hij droomt van een Hongarije ,,waar Hongaren weer trots op zichzelf kunnen zijn’’ en waar buitenlandse bedrijven, ’multi’s’, het veld ruimen. Een Hongarije ook dat de belangen van de twee en een half miljoen Hongaren in de buurlanden met hand en tand verdedigt en dat hen een paspoort geeft zolang hun woongebieden nog niet herenigd zijn met het moederland. Herstel van de grenzen van voor 1918, toen grote delen van het huidige Roemenië, Servië, Slowakije en Kroatië nog Hongaars grondgebied waren, is Jobbiks grote droom. Menig aanhanger versiert zijn auto met een sticker van Groot-Hongarije. Dat botst met extreemrechtse organisaties in de buurlanden, die hun eigen rabiate nationalisme juist zeer sterk richten tegen hun Hongaarse minderheden en tegen Hongarije als voormalige overheerser. Samenwerking beperkt zich daarom hoofdzakelijk tot een aantal radicaal rechtse partijen in West-Europa via het Europese Parlement.
Zigeunercriminaliteit
Jobbik heeft zijn grootste aanhang in het arme oosten van het land. De crisis heeft het sterk op export georiënteerde Hongarije hard getroffen. Een torenhoge begrotingstekort en een enorme staatsschuld versterkten de problemen. Haast elf procent van de Hongaren is werkloos, maar in het oosten heeft een kwart van de bevolking geen baan. Het is ook de regio waar het grootste deel van de pakweg een half miljoen Roma wonen, vaak onder straatarme omstandigheden.
Jobbiks rabiate antizigeunerpropaganda slaat aan bij kiezers die gebukt gaan onder sociale problemen en klagen over een golf van kleine criminaliteit. Ze weten vaak maar vaag wat de partij wil, maar wantrouwen de gevestigde politiek en balen van de talloze corruptieschandalen rond vertegenwoordigers van de gevestigde partijen. Jobbik biedt makkelijke antwoorden, zoals de belofte om “de zigeunercriminaliteit” hard aan te pakken, en de aanhang kijkt tevreden toe als de partij zijn officieel verboden, paramilitaire Hongaarse Garde door het dorp laat marcheren om lokale zigeuners schrik in te jagen.
Veel jonge intellectuelen zien in Jobbik bovendien de kracht die de gevestigde orde op haar grondvesten doet schudden. ,,Het is een revolte tegen de heersende elite en tegen de vorige generatie,’’ zegt sociologe Borbala Kriza, die sinds tien jaar onderzoek doet naar de opkomst van extreemrechts in Hongarije. Dat die revolte een rechts karakter heeft, is historisch verklaarbaar, zegt ze. ,,Ze zetten zich af tegen linkse waarden zoals vrijheid en tolerantie, want voor hun zijn dat restanten van het verleden: eerst het communisme, en de afgelopen acht jaren de socialistisch-liberale regering.’’ Dat de val van het communisme in Hongarije in 1989/1990 een vreedzaam, geleidelijk proces was, draagt daar volgens haar toe bij. ,,Ze vinden dat links de revolutie destijds heeft gestolen. Voor hen zijn de communisten van toen en de huidige socialisten hetzelfde en ze vinden dat die revolutie dus alsnog plaats moet vinden.’’
Drie en een half jaar geleden bestormden antiregeringsdemonstranten gewapend met stenen en molotovcocktails het gebouw van de Hongaarse televisie en drongen de foyer binnen. Ze eisten dat ze een verklaring mochten voorlezen tegen de links-liberale premier Ferenc Gyurcány, die kort daarvoor had toegegeven dat zijn socialistische partij de verkiezingen alleen maar had gewonnen door irreële beloftes te doen en te liegen. De politie wist de demonstranten uiteindelijk tegen te houden, maar de relschoppers legden onmiddellijk de link met 1956, toen op de eerste dag van de opstand demonstranten het gebouw van de Hongaarse radio belegerden. De mythe dat er een nieuwe Hongaarse revolutie aanstaande was, was geboren.
Geen revolutie zonder geweld. Een van de leiders van de bestorming van het tv-gebouw, György Budaházy, geldt als het brein achter een reeks aanslagen op Hongaarse politici, waaronder brandstichting bij woningen van parlementariërs en een geplande moordaanslag op de socialistische fractievoorzitter Ildikó Lendvai. Hij was lange tijd voortvluchtig, maar zit inmiddels in afwachting van zijn proces in de gevangenis. In extreemrechtse kringen is hij een held en ook Jobbik-leiders roepen regelmatig op tot zijn onvoorwaardelijke vrijlating.
Enkele weken na de rel bij het tv-gebouw kwam het opnieuw tot forse onlusten bij de vijftigjarige herdenking van de opstand van 1956. Eén demonstrant wist een Russische tank die voor de herdenking was opgesteld, in beweging te krijgen en honderd meter te laten rijden. Er werd met stenen gegooid en er werden barricades opgericht. De totaal in paniek gebrachte politie sloeg terug met rubber kogels en traangas, een actie waar ook veel deelnemers aan een vreedzame herdenking even verderop bij betrokken raakten.
Tot die weken was extreemrechts in Boedapest vooral populair onder lagergeschoolde jongeren uit de randgemeenten, veelal supporters van de voetbalclub Ferencvaros en skinheads. Maar de antiregeringsrellen gaven extreemrechts plotseling een veel bredere basis. Uit een onderzoek onder studenten in Boedapest kort na de onlusten bleek dat ruim zeven procent van hen met illegale demonstraties en rellen had meegedaan en 3,3 procent vond het geen probleem dat daarbij auto’s of bussen in de fik waren gegaan. Eén op de tien studenten zei te sympathiseren met de toen nog tamelijk onbekende Jobbik of een andere extreemrechtse organisatie.
Agitprop
Daar is door de organisatie zelf ook hard aan gewerkt. De methodes die Jobbik-activisten op de universiteit toepassen, lijken te zijn afgekeken van de agitpropcampagnes van de linkse studentenbeweging van de jaren zeventig. Extreemrechtse studenten behoren tot de meest actieve groeperingen op de faculteiten en liberale docenten zien hun colleges soms onmogelijk gemaakt door studenten die permanent hun eigen nationalistische kijk op de zaak naar voren brengen.
De activisten spelen ook een belangrijke rol in het Studenten Zelfbestuur (HÖK), een begin jaren negentig door de regering opgerichte en door de overheid gefinancierde studentenvertegenwoordiging. De HÖK heeft op de universiteit veel in de melk te brokkelen en kan zelfs de benoeming van faculteitsvoorzitters doordrukken of blokkeren. Het is een typisch voorbeeld van een van bovenaf opgelegde en daardoor mislukte democratisering. De meeste studenten weten nauwelijks wat de organisatie doet, maar voor veel Jobbik-leiders. was een bestuursfunctie in de HÖK hun eerste ervaring met het politieke spel. Ook de 32-jarige Jobbik-voorzitter Gábor Vona, die als student zijn Slowaakse achternaam Zázrivecz verwisselde voor het meer Hongaarse Vona, deed zijn eerste politieke ervaring als voorzitter van de HÖK op. Daarna was hij een tijd actief in de rechtse oppositiepartij Fidesz, die hij uiteindelijk niet radicaal genoeg vond.
Nationalistische studenten zien zichzelf in de voetsporen treden van illustere voorgangers: de studenten die in 1956 demonstreerden en daarmee de Hongaarse opstand in gang zetten en de radicale studenten en intellectuelen die in de woelige revolutiedagen van 1848 vooraan liepen in de opstand tegen de Habsburgse keizer. Beide gebeurtenissen worden jaarlijks met nationale feestdagen herdacht en iedere school en universiteit heeft rond die dagen officiële herdenkingsbijeenkomsten. ,,Het waren altijd de studenten die in Hongarije het nationalisme droegen. Zij zijn het meest ontvankelijk voor de ideologie, met name in de geesteswetenschappen,’’ zegt hoogleraar geschiedenis András Gergély. En ook in het verleden schuwden studenten het geweld niet. In 1848, toen Boedapest grotendeels Duitstalig was, vlogen er regelmatig stenen door winkelruiten met Duitse opschriften, met het dreigement dat de hele winkel eraan zou gaan als het opschrift niet binnen twee dagen veranderde.
,,Het verlangen naar een nieuwe revolutie past helemaal in wat jongeren op school leren. Open een geschiedenisboek en het staat vol met loftuitingen over de Hongaarse revoluties van het verleden,’’ zegt Kriza. Ironisch genoeg is dat volgens haar een erfenis van de communistische geschiedopvatting. ,,Die stelt maatschappelijke veranderingen niet voor als het resultaat van geleidelijk processen, maar als het gevolg van radicale omwentelingen.’’
Daar komt volgens haar bij dat geschiedenisleraren op de middelbare school de twintigste eeuw zoveel mogelijk vermijden. De Hongaarse alliantie met Hitler, het antisemitisme, de moord op 400.000 Hongaarse joden in het voorjaar van 1944, en het communisme zijn allemaal onderwerpen die politiek erg gevoelig liggen en die leraren daarom liever niet of zo kort mogelijk behandelen. De Tweede Wereldoorlog, behoort tot de laatste onderwerpen die op school aan bod komen en wordt in een paar lessen afgedaan. ,,De kennis van studenten over de geschiedenis is bedroevend,’’ meent ook hoogleraar Gergély.
Al lang voor de komst van Jobbik waren rechts-populistische en conservatieve ideeën populair bij veel studenten uit christelijke huize. Op de gereformeerde Károli Gáspár Universiteit in Boedapest en de katholieke Pazmány Péter Universiteit even buiten de stad stemt vrijwel de hele studentenpopulatie rechts en het overgrote deel denkt zeer negatief over zigeuners en in iets mindere mate over joden. De meesten van deze studenten hebben anticommunisme en Hongaars nationalisme met de paplepel ingegoten gekregen.
Maar het conservatisme beperkt zich zeker niet alleen tot deze twee universiteiten en ook niet uitsluitend tot de studentenpopulatie. Aan de Károli Universiteit doceren bijvoorbeeld twee docenten geschiedenis, die tot de oorspronkelijke oprichters van Jobbik in 2002/2003 behoorden. Jobbik-voorzitter Gábor Vona studeerde geschiedenis en psychologie aan de ELTE-universiteit in Boedapest en was daarna korte tijd geschiedenisleraar op een middelbare school. Aan de Universiteit van Pécs staat de omstreden Duitse jurist en filosoof Carl Schmitt, die geldt als een belangrijke wegbereider van Hitler, op de verplichte literatuurlijst van de faculteit geesteswetenschappen.
Ondanks dat conservatisme kreeg extreemrechts aanvankelijk maar beperkte voet aan de grond bij de studenten. De meesten voelden zich thuis bij de oppositiepartij Fidesz, een partij die voortkomt uit een jongerengroepering die oppositie tegen de communisten voerde en die zich ontwikkelde van links liberaal begin jaren negentig naar populistisch conservatief nu. Extreemrechts werd vooral vertegenwoordigd door de “Hongaarse Recht en Leven Partij” (MIÉP), grotendeels oudere heren die op jongeren weinig aantrekkingskracht hadden. Daarnaast was er een aantal organisaties waarin skinheads overheersten en die daardoor vooral lager geschoolden aanspraken.
De rellen van 2006 en de komst van Jobbik veranderden dat, zegt Kriza. ,,De bestaande partijen, ook Fidesz, hebben de jonge kiezers de afgelopen jaren totaal verwaarloosd. Hun jeugdorganisaties functioneren slecht en hebben weinig waarmee ze jonge kiezers kunnen aantrekken. Dat was anders onder het communisme. Toen was er voor jongeren van alles te doen. De Jonge Pioniers hadden een heel programma van naschoolse activiteiten. Daar wordt achteraf vaak negatief over gesproken, maar feit is dat jongeren een plaats hadden om heen te gaan, terwijl er tegenwoordig niets voor hen te doen is. Sportclubs en muzieklessen zijn er wel, maar niet voor de lol: het doel is dat je naar professionaliteit streeft. Voor wie dat niet wil, is er geen plaats. Extreemrechts is een subcultuur, met eigen clubs, eigen muziekgroepen en eigen festivals. Het is een kring van mensen die elkaar goed kennen. Voor veel jongeren biedt die wereld de onderlinge kameraadschap die ze elders missen.’’
Magyar Rock
Voor een documentaire die ze maakte volgde Kriza een jaar lang de muziekgroep Romantikus Erőszak (Romantisch Geweld), een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de in extremistische kringen razend populaire Magyar Rock (Hongaarse Rock). De band speelt een gevarieerd repertoire. Hun muziek varieert van keiharde rocknummers waarin toehoorders worden opgeroepen om het geweer ter hand te nemen ter verdediging van het gestolen vaderland tot romantische historische ballades en volksmuziek. Zanger en tekstschrijver Balázs Sziva, een gewezen journalist, is het soort vader dat naar het platteland verhuist omdat dat beter is voor de kinderen. Hij is ook de man die zalen plat krijgt met een nummer over het opblazen van Boedapest’s Grote Synagoge. In een stad waar 80.000 Joden wonen, is dat geen lege praat.
Sziva noemt de opstand van 1956, toen jongeren Sovjettanks bekogelden met molotovcocktails, zijn grote voorbeeld. ,,Zij waren onze romantische helden. Wij zijn in een soortgelijk gevecht verwikkeld, alleen zonder molotovcocktails, maar met instrumenten.’’ Zijn nummer ‘Te wapen, te wapen’ wordt door demonstranten gebruikt als ze met de politie op de vuist gaan.
Sziva ging als jongen naar een naschoolse opvang waar de kinderen het volkslied en de Szózat, een 19de eeuwse klaagzang over Hongaars lijden en heldendom, zongen. Patriottisme was zijn troost in de onzekere tijden na de politieke omwentelingen van 1989, toen zelfs de volwassenen niet wisten hoe het verder zou gaan, zegt hij. De band heeft een schare trouwe fans die wie het familiegevoel minstens even belangrijk is als de muziek.
Iedere zomer komen liefhebbers van Romantikus Erőszak en andere Magyar rockbands bij elkaar op Magyar Sziget (Hongaars Eiland), een muziek- en cultuurfestival bij het dorpje Verőce. Het is de extreemrechtse tegenhanger van het internationaal vermaarde Sziget popfestival dat door Jobbik-aanhangers omschrijven als decadente, liberale “homomuziek.” Het Magyar Sziget festival koestert een geromantiseerd Hongaarse verleden, vol boogschutters, nagespeelde middeleeuwse gevechten, paardenshows en oude ambachten die voor het passende vermaak zorgen en eten dat bij voorkeur van open vuren of uit grote ketels komt. Overal wappert de rood-wit gestreepte vlag van koning Árpad, dezelfde die de Hongaarse fascisten in de Tweede Wereldoorlog ook als symbool gebruikten. Het is één grote, vriendelijke familie van gelijkgezinden: jongeren, ouders met kinderen, grootouders en zwaar getatoeëerde leden van de Goj Motorclub, een naam die weinig te raden overlaat. Velen zijn uitgedost in de wijde pofbroeken en lange hemden van Hongaarse ruiters op de poesta, of in geborduurde bloezen, huzarenjasjes en puntige vilten mutsen. Mannen zijn kaal of hebben juist een paardenstaart en forse snor, in navolging van de oude Hongaren op negentiende-eeuwse schilderijen.
De muziek verdoemt joden, liberalen en socialisten en verheerlijkt het verleden: de zeven Hongaarse stammen die rond 900 het Hongaarse land veroverden, de oude koningen en de turul, een mythische vogel die in Hongaarse legenden vaak een reddende rol speelt. Festivalgangers zingen mee, alsof ze de komst van de vogel ieder moment verwachten. Veel Jobbik-aanhangers nemen de oude legenden als historische waarheid. Op extremistische websites doen de meest fantastische verhalen de ronde over de afstamming van het Hongaarse volk en de herkomst van de taal. Als Sziva over de Turul zingt, smeken zijn fans de vogel terug te keren om het Hongaarse volk te helpen. Zoals een fan van Romantisch Geweld in Kriza’s documentaire erkent: ,,Het is een manier van leven, een religie.’’
1 opmerking:
Een ongelofelijk zorgelijk ontwikkeling. In een land dat bol staat van de mogelijkheden, gaat men langzaam ten onder aan de neiging die onder het communisme is uitgegroeid en nog altijd tot de algemene instelling behoort: het is ieders schuld, maar niet de mijne. De positie van Russen wordt moeiteloos ingeruild door Joden, zigeuners en buitenlanders. Zolang er maar een zondebok is, hoeft de gemiddelde Hongaar niets te veranderen aan zijn eigen gedrag. En daar voelt men zich goed bij. Terwijl men voor het eerst in eeuwen eigenlijk op eigen benen kan staan en er iets van maken.
Er zijn grote politieke problemen, dat klopt. Wie zich in een ziekenhuis wil laten behandelen, kan maar beter over zwart geld beschikken. Het privatiseren van deze ziekenhuizen is op een enorme mislukking aan het uitlopen. Er gaat veel mis.
Maar er gaat ook veel goed. Trabants heten inmiddels 'veterán auto's' en zijn eerder uitzondering dan regel in het straatbeeld. Ook in het oosten van Hongarije ziet men meer en meer dure auto's die er op wijzen dat de ontwikkeling hard gaat. Maar het gaat nooit hard genoeg. In het buitenland is alles beter, en wie dat als buitenlander ontkent en vertelt dat we dan wel het dubbele verdienen, maar dat de kapster ook het dubbele wil verdienen waardoor de prijzen inmiddels ook minimaal het dubbele zijn van wat men in Hongarije aantreft, wordt met een vriendelijke glimlach tot leugenaar verklaart.
De honger naar alles wat het westen al heeft is zo groot, dat de televisie-reclame wordt gedomineerd door aanbieders van leningen. Want de gemiddelde Hongaar wil niet alleen een plasma tv, hij wil hem nu.
Leningen worden gemakkelijk verstrekt, zolang het huis als onderpand kan dienen. En zo heeft plotselinge werkeloosheid grote gevolgen. Men raakt zijn huis kwijt, ten gunste van de op krediet gekochte auto.
En ondertussen gaat het grote klagen door. Er zijn in noord-oost Hongarije veel mensen werkeloos. Een groot deel van deze mensen neemt de moeite niet eens zijn tuin te benutten voor het kweken van groente. In de kroeg wordt, om zes uur 's morgens en onder het 'genot' van een flink glas sterke drank doorgenomen wiens schuld het allemaal is. En dat kan iedereen zijn. Behalve de spreker zelf.
Een reactie posten