Sinds begin deze week lonkt mij het Hongaarse staatsburgerschap. De wet op het dubbele staatsburgerschap die het parlement afgelopen maandag aannam en waar buurland Slowakije razend over is, is namelijk zo ruimhartig dat ik er ook gebruik van kan maken. Volgens de nieuwe wet, die op 20 augustus van kracht moet worden, moet je met enige redelijkheid kunnen aantonen dat je een voorouder had die Hongaars staatsburger was. Verder moet je over enige kennis van de Hongaarse taal beschikken, geen strafblad hebben en de openbare veiligheid van Hongarije niet bedreigen.
Mijn overgrootmoeder kwam uit Varazdin, een stadje dat nu in Kroatië ligt, maar destijds deel uitmaakte van het Hongaarse deel van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Ze was dus een staatsburger van het Hongaarse koninkrijk. Ze sprak zelfs Hongaars, al was Duits in de familie de belangrijkste taal en kende ze ook Kroatisch. In Varazdin sprak iedereen in die tijd meerdere talen.
Daarmee is aan de hoofdvoorwaarde voldaan: ik heb een voorouder die Hongaars staatsburger was. Verder heb ik, op een enkele verkeersboete na, nog nooit enige aanvaring gehad met de autoriteiten, spreek ik redelijk, zij het helaas bepaald geen vloeiend Hongaars en ben ik mijns inziens geen gevaar voor de openbare veiligheid. Kortom, niets dat me let behalve de Nederlandse overheid die niet staat te juichen over Nederlanders die vrijwillig een andere nationaliteit aannemen. En om er mijn Nederlanderschap voor op te offeren, gaat me voorlopig wat te ver.
Toch roept die ruime definiëring vragen op. Hoe staat het eigenlijk met die 15 miljoen Hongaren waar altijd sprake van is? Tien miljoen (net tien miljoen, de verwachting is dat de bevolking deze zomer onder die grens zakt) wonen in Hongarije zelf. In de buurlanden leven er iets van 2,2 tot 2,5 miljoen. Dan mis ik er toch zo'n 2,5 miljoen.
Er zijn de afgelopen anderhalve eeuw nogal wat mensen geëmigreerd. Om verschillende redenen. De weinig rooskleurige levensomstandigheden van veel pachters op het platteland en de armoede van veel stedelingen waren in de negentiende eeuw een reden om het ruime sop naar Amerika te kiezen.
In de jaren twintig speelde politiek een grote rol: als je niet voor Horthy was, dan was je tegen hem en dat werd je niet in dank afgenomen. Als je joods was, was het in die jaren ook niet zo prettig toeven, dus dat was ook een goede reden om weg te gaan. Voor veel emigranten was dat een hard gelag, een man als Béla Bartok kwijnde letterlijk weg in Amerika, maar het is een goede vraag in hoeverre nakomelingen zichzelf nog echt Hongaars voelen. In Amerika zoekt iedereen zijn roots, maar als je roots half Hongaars, half iets anders zijn, ligt dat ingewikkeld. Een half Hongaars paspoort?
Na de Tweede Wereldoorlog vluchtten veel mensen voor het communisme, en nadat de Russen in 1956 de opstand hadden neergeslagen, volgde er een nieuwe golf vluchtelingen. Een deel van die mensen leeft nog, en zal zich inderdaad Hongaars voelen. Maar hoeveel generaties kun je doortellen? Is de Franse president Sarkozy een Hongaar, omdat zijn vader Hongaar was? Of is hij een Griek (zijn moeder was Grieks, per slot van rekening). Of is hij een Fransman? Toen hij gekozen werd, waren de Hongaarse media er zo trots op alsof er een rasechte Hongaar eerste man van Frankrijk was geworden. Voor zover ik weet, denkt Sarkozy zelf daar anders over.
En ik, zou ik meetellen bij die vijftien miljoen Hongaren, alleen omdat mijn overgrootmoeder uit een voormalig Hongaars gebied kwam? Ik ben er altijd vanuit gegaan dat dat niet het geval was. Ik voelde me ook niet persoonlijk aangesproken toen ik Viktor Orbán in 1998 hoorde verklaren dat hij premier was van alle vijftien miljoen Hongaren. Maar misschien heb ik me heel erg vergist.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
vrijdag 28 mei 2010
zaterdag 22 mei 2010
EETBAAR SEIZOEN
Net voorbij het park in Vác ligt een wat verwilderd terrein, waar egelantier, vlier, bramen en hop hoog opschieten. Dezer dagen zwerven er allerlei mensen met plastic zakken en een schaar rond: de vlier bloeit, en dus is het tijd om vlierbloesemdrank te maken, een geurige frisdrank die je maakt door een flinke schaal bloemen een dag lang te laten trekken met een paar flinke scheppen suiker en citroensap of citroenzuur. Meer suiker, en de boel laten opkoken levert je vlierbloesemsiroop. Samen met de eerste aardbeien een van de pleziertjes van de vroege zomer.
Voor Nederlanders is natuur iets om naar te kijken en af te blijven, voor Hongaren is het iets om te gebruiken. Dat verklaart waarschijnlijk mede de enorme populariteit van vissen. En de jacht is hier ook nog niet in diskrediet geraakt.
Niemand kijkt er begin mei van op als groepen jongeren in het park massaal de seringen van de struiken plukken. Het is ballagás, het officiële afscheid van de eindexamenkandidaten, en dan moet de school worden versierd. En waarom zou je geld spenderen aan veel te dure bloemen als de natuur ze in diezelfde tijd zo vrijgevig aanbiedt?
Hongaren zijn geen Italianen, die werkelijk ieder wild kruid kennen en eten. Brandnetels worden wel geplukt, maar toch vooral voor de thee. Maar wilde vruchten verzamelen is een nationaal tijdverdrijf. Na de vlierbloesems komen lindebloesems, paddenstoelen, bramen, allerlei soorten bessen, kamille (goed voor alle kwalen) en later natuurlijk noten. Als laatste in het jaar zijn er de rozenbottels van de egelantier om te oogsten, die pas echt lekker worden als de vorst er een keer overheen is geweest.
Voor veel zigeuners is het verzamelen (en verkopen) van dit soort producten van oudsher een belangrijke bron van inkomsten. Op de markt in Vác staan twee keer per week een paar mannen met wilde paddenstoelen, netjes met een keuringsbriefje erbij anders mag je ze niet verkopen. Hongaarse wijngaardslakken vinden (net als ganzenlever) hun weg naar Frankrijk om daar met knoflook en peterselie als Franse wijngaardslakken op tafel te verschijnen.
Zelf maak ik er een sport van om in dit jaargetijde iedere wandeling wel iets te snoepen te vinden. Op dit moment is de keuze nog wat beperkt en saai: jonge hopscheuten hebben best wat, maar zijn gestoofd lekkerder dan rauw. Maar een mens moet toch wat. Gelukkig duurt het niet meer lang, of de bomen in het park zijn vol met kleine kwetsen die verder niemand eet. Daarna komen de bramen, en later de wilde appels, voor een groot deel waarschijnlijk het resultaat van ooit weggegooide klokkenhuizen. Dat is het voordeel als niet alles constant netjes wordt aangeharkt.
Ik dacht altijd dat wilde appels niet eetbaar waren, maar inmiddels weet ik beter: sommige wilde appelbomen zijn lekkerder dan de appels in de winkel. Het is gewoon een kwestie van uitproberen, en als een bepaalde boom een melige hap serveert, sla ik die daarna over. Maar het aanbod is fantastisch. Sommige bomen zou je zo kunnen commercialiseren. Ik ken er één met pingpongbal grote, friszure appeltjes die je zo bij Albert Hein zou kunnen aanbieden als 'kinderappeltjes'. eindelijk een formaat dat de kleintjes helemaal op kunnen eten.
Dankzij de enorme verscheidenheid aan soorten is het wilde appelseizoen heel erg lang. Daarna zijn er alleen nog rozenbottels. En dan de lange winter zonder iets te snoepen....
Voor Nederlanders is natuur iets om naar te kijken en af te blijven, voor Hongaren is het iets om te gebruiken. Dat verklaart waarschijnlijk mede de enorme populariteit van vissen. En de jacht is hier ook nog niet in diskrediet geraakt.
Niemand kijkt er begin mei van op als groepen jongeren in het park massaal de seringen van de struiken plukken. Het is ballagás, het officiële afscheid van de eindexamenkandidaten, en dan moet de school worden versierd. En waarom zou je geld spenderen aan veel te dure bloemen als de natuur ze in diezelfde tijd zo vrijgevig aanbiedt?
Hongaren zijn geen Italianen, die werkelijk ieder wild kruid kennen en eten. Brandnetels worden wel geplukt, maar toch vooral voor de thee. Maar wilde vruchten verzamelen is een nationaal tijdverdrijf. Na de vlierbloesems komen lindebloesems, paddenstoelen, bramen, allerlei soorten bessen, kamille (goed voor alle kwalen) en later natuurlijk noten. Als laatste in het jaar zijn er de rozenbottels van de egelantier om te oogsten, die pas echt lekker worden als de vorst er een keer overheen is geweest.
Voor veel zigeuners is het verzamelen (en verkopen) van dit soort producten van oudsher een belangrijke bron van inkomsten. Op de markt in Vác staan twee keer per week een paar mannen met wilde paddenstoelen, netjes met een keuringsbriefje erbij anders mag je ze niet verkopen. Hongaarse wijngaardslakken vinden (net als ganzenlever) hun weg naar Frankrijk om daar met knoflook en peterselie als Franse wijngaardslakken op tafel te verschijnen.
Zelf maak ik er een sport van om in dit jaargetijde iedere wandeling wel iets te snoepen te vinden. Op dit moment is de keuze nog wat beperkt en saai: jonge hopscheuten hebben best wat, maar zijn gestoofd lekkerder dan rauw. Maar een mens moet toch wat. Gelukkig duurt het niet meer lang, of de bomen in het park zijn vol met kleine kwetsen die verder niemand eet. Daarna komen de bramen, en later de wilde appels, voor een groot deel waarschijnlijk het resultaat van ooit weggegooide klokkenhuizen. Dat is het voordeel als niet alles constant netjes wordt aangeharkt.
Ik dacht altijd dat wilde appels niet eetbaar waren, maar inmiddels weet ik beter: sommige wilde appelbomen zijn lekkerder dan de appels in de winkel. Het is gewoon een kwestie van uitproberen, en als een bepaalde boom een melige hap serveert, sla ik die daarna over. Maar het aanbod is fantastisch. Sommige bomen zou je zo kunnen commercialiseren. Ik ken er één met pingpongbal grote, friszure appeltjes die je zo bij Albert Hein zou kunnen aanbieden als 'kinderappeltjes'. eindelijk een formaat dat de kleintjes helemaal op kunnen eten.
Dankzij de enorme verscheidenheid aan soorten is het wilde appelseizoen heel erg lang. Daarna zijn er alleen nog rozenbottels. En dan de lange winter zonder iets te snoepen....
woensdag 19 mei 2010
STAATSBURGERSCHAP
Een erkenning door het moederland. Zo ziet de gepensioneerde bedrijfsleider Károly Udvardy het plan van de nieuwe Hongaarse regering om Hongaarse minderheden in de buurlanden het Hongaarse staatsburgerschap aan te bieden. In het Slowaakse Stúrovo, of Párkány, zoals de Hongaren het stadje noemen, maken Hongaren tweederde van de bevolking uit. Velen delen Udvardy’s visie. Slechts een enkeling voorziet dat een dubbele nationaliteit het leven alleen maar moeilijker maakt.
Afgelopen maandag loste Hongarije's nieuwe regeringspartij Fidesz een verkiezingsbelofte in met het indienen van een wetsontwerp dat de pakweg tweeeneenhalf miljoen Hongaren in de buurlanden recht op Hongaars staatsburgerschap geeft. Daarmee wil de partij recht doen aan een in 2004 gehouden referendum, waarin net iets meer dan de helft van de kiezers vóór staatsburgerschap voor Hongaren over de grenzen stemde.
Nog geen derde van de bevolking ging destijds naar de stembus, reden waarom dat referendum niet geldig was, maar Fidesz hecht toch aan de - overigens tamelijk minimale - meerderheid die het opleverde. Aangezien de partij nu een tweederde meerderheid in het parlement heeft, is het vrijwel zeker dat de wet wordt aangenomen.
Vanuit Roemenië, dat de grootste Hongaarse minderheid heeft, blijft het opmerkelijk stil, waarschijnlijk omdat dat land een tijd geleden zelf een dubbel staatsburgerschap voor Roemenen in Moldavië invoerde. Maar Slowakije, net zelf verwikkeld in een verkiezingscampagne, staat op zijn achterste benen.
Premier Robert Fico noemt de Hongaarse wet ,,een gevaar voor de Slowaakse staatsveiligheid'' en heeft overduidelijk gemaakt dat hij een dubbele nationaliteit voor Hongaren niet accepteert. Hij riep zijn ambassadeur uit Boedapest terug en dreigt te zijner tijd mensen met twee paspoorten de Slowaakse nationaliteit af te nemen. Of hij overweegt een verbod op staatsdienst voor Hongaren met een dubbele nationaliteit, aangezien onduidelijk is waar hun loyaliteit ligt.
Als zijn Slowaakse nationaliteit daadwerkelijk in gevaar komt, zou hij afzien van een Hongaars paspoort, zegt Udvardy naar aanleiding van Fico's dreigement. ,,Zo’n levensbelangrijke kwestie is het nou ook weer niet. En dit is mijn huis, de plaats waar ik leef, dat gaat dan toch voor.’’ Aan de andere kant begrijpt hij niet waar de Slowaakse premier zich zo druk over maakt. ,,Wat is nou het probleem met twee staatsburgerschappen? Politici zien altijd wel een reden om campagne te voeren,” zegt hij schouderophalend.
En trouwens, voegt hij eraan toe, als de Hongaren verweten wordt dat ze niet loyaal zijn, moeten de Slowaakse politici de hand in eigen boezem steken. ,,In de grondwet staat dat Slowakije de staat van de Slowaken is. Daarmee zijn wij feitelijk tot tweederangsburgers verklaard.”
Csaba Molnár, werknemer bij een beveiligingsbedrijf, is onverholen tegen het Hongaarse plan. Waanzin noemt hij het. ,,Ik heb geen Hongaars paspoort nodig om me Hongaar te voelen. In mijn omgeving wonen vooral Hongaren, mijn familie spreekt Hongaars, mijn vrienden ook. Dat bepaalt wat je bent, niet zo’n papiertje. Maar dat papiertje veroorzaakt wel een hoop rotzooi. Verzinnen ze in Boedapest dit, dan de Slowaken wel weer dat. Politici doen alles om stemmen te trekken, maar uiteindelijk zitten wij gewone mensen met de brokken, bijvoorbeeld door de nieuwe taalwet die het voor Hongaren in Slowakije moeilijker maakt. Buurlanden moeten niet op zo’n manier met elkaar omgaan, daar komen alleen maar problemen van.’’
Veel mensen willen overigens helemaal niet over de kwestie praten, kopschuw door de harde uitspraken van Fico. ,,Ik wil de gevangenis niet in,’’ roept een van de vrouwen die in het grensdorpje Szalka het Hongaarse dorpsmuseum beheren. Ze zegt het slechts half schertsend, want volgens haar is er de Slowaakse regering, waarin ook de nationalistische, anti-Hongaarse Slovaakse Nationale Partij zitting heeft, weinig goeds te verwachten.
Maar even later zeggen de vrouwen dat ze zeker voor een Hongaars paspoort gaan. Ook als ze hun Slowaakse nationaliteit kwijtraken? Ook dan, ja. Dat Fico een punt heeft met zijn gebrek aan loyaliteit tegenover de Slowaakse staat wordt duidelijk als een van de vrouwen zich uitspreekt voor Groot-Hongarije en de hereniging van alle Hongaarse gebieden. Wat haar betreft ligt het puur Hongaarse Szalka simpelweg in het verkeerde land. De rest knikt instemmend.
Afgelopen maandag loste Hongarije's nieuwe regeringspartij Fidesz een verkiezingsbelofte in met het indienen van een wetsontwerp dat de pakweg tweeeneenhalf miljoen Hongaren in de buurlanden recht op Hongaars staatsburgerschap geeft. Daarmee wil de partij recht doen aan een in 2004 gehouden referendum, waarin net iets meer dan de helft van de kiezers vóór staatsburgerschap voor Hongaren over de grenzen stemde.
Nog geen derde van de bevolking ging destijds naar de stembus, reden waarom dat referendum niet geldig was, maar Fidesz hecht toch aan de - overigens tamelijk minimale - meerderheid die het opleverde. Aangezien de partij nu een tweederde meerderheid in het parlement heeft, is het vrijwel zeker dat de wet wordt aangenomen.
Vanuit Roemenië, dat de grootste Hongaarse minderheid heeft, blijft het opmerkelijk stil, waarschijnlijk omdat dat land een tijd geleden zelf een dubbel staatsburgerschap voor Roemenen in Moldavië invoerde. Maar Slowakije, net zelf verwikkeld in een verkiezingscampagne, staat op zijn achterste benen.
Premier Robert Fico noemt de Hongaarse wet ,,een gevaar voor de Slowaakse staatsveiligheid'' en heeft overduidelijk gemaakt dat hij een dubbele nationaliteit voor Hongaren niet accepteert. Hij riep zijn ambassadeur uit Boedapest terug en dreigt te zijner tijd mensen met twee paspoorten de Slowaakse nationaliteit af te nemen. Of hij overweegt een verbod op staatsdienst voor Hongaren met een dubbele nationaliteit, aangezien onduidelijk is waar hun loyaliteit ligt.
Als zijn Slowaakse nationaliteit daadwerkelijk in gevaar komt, zou hij afzien van een Hongaars paspoort, zegt Udvardy naar aanleiding van Fico's dreigement. ,,Zo’n levensbelangrijke kwestie is het nou ook weer niet. En dit is mijn huis, de plaats waar ik leef, dat gaat dan toch voor.’’ Aan de andere kant begrijpt hij niet waar de Slowaakse premier zich zo druk over maakt. ,,Wat is nou het probleem met twee staatsburgerschappen? Politici zien altijd wel een reden om campagne te voeren,” zegt hij schouderophalend.
En trouwens, voegt hij eraan toe, als de Hongaren verweten wordt dat ze niet loyaal zijn, moeten de Slowaakse politici de hand in eigen boezem steken. ,,In de grondwet staat dat Slowakije de staat van de Slowaken is. Daarmee zijn wij feitelijk tot tweederangsburgers verklaard.”
Csaba Molnár, werknemer bij een beveiligingsbedrijf, is onverholen tegen het Hongaarse plan. Waanzin noemt hij het. ,,Ik heb geen Hongaars paspoort nodig om me Hongaar te voelen. In mijn omgeving wonen vooral Hongaren, mijn familie spreekt Hongaars, mijn vrienden ook. Dat bepaalt wat je bent, niet zo’n papiertje. Maar dat papiertje veroorzaakt wel een hoop rotzooi. Verzinnen ze in Boedapest dit, dan de Slowaken wel weer dat. Politici doen alles om stemmen te trekken, maar uiteindelijk zitten wij gewone mensen met de brokken, bijvoorbeeld door de nieuwe taalwet die het voor Hongaren in Slowakije moeilijker maakt. Buurlanden moeten niet op zo’n manier met elkaar omgaan, daar komen alleen maar problemen van.’’
Veel mensen willen overigens helemaal niet over de kwestie praten, kopschuw door de harde uitspraken van Fico. ,,Ik wil de gevangenis niet in,’’ roept een van de vrouwen die in het grensdorpje Szalka het Hongaarse dorpsmuseum beheren. Ze zegt het slechts half schertsend, want volgens haar is er de Slowaakse regering, waarin ook de nationalistische, anti-Hongaarse Slovaakse Nationale Partij zitting heeft, weinig goeds te verwachten.
Maar even later zeggen de vrouwen dat ze zeker voor een Hongaars paspoort gaan. Ook als ze hun Slowaakse nationaliteit kwijtraken? Ook dan, ja. Dat Fico een punt heeft met zijn gebrek aan loyaliteit tegenover de Slowaakse staat wordt duidelijk als een van de vrouwen zich uitspreekt voor Groot-Hongarije en de hereniging van alle Hongaarse gebieden. Wat haar betreft ligt het puur Hongaarse Szalka simpelweg in het verkeerde land. De rest knikt instemmend.
Labels:
staatsbrugerschap
zaterdag 8 mei 2010
WINKEL
De schappen van de winkel in het centrum van het dorp zijn opmerkelijk leeg. Meestal is Anna goed bevoorraad, maar het lijkt vandaag wel uitverkoop. Dat blijkt het ook te zijn: ze gaat ermee stoppen. Ze kan de concurrentie niet meer aan en zoekt een huurder die het pand over wil nemen.
Even bereid ik mij voor op een tirade tegen de grootwinkelbedrijven. Per slot van rekening is Anna een openlijke sympathisant van de extreem-rechtse Jobbik, een partij die met de buitenlandse grootwinkelbedrijven weinig opheeft. In de etalage hangt al tijden een verkiezingsaffiche van die partij en haar zoon liep vorig jaar met een t-shirt van de Hongaarse Garde door de zaak.
Voor de klandizie leek me dat toen al niet zo handig. Ik mag haar wel, en weet dat ze haar hart op de goede plek heeft zitten. Ooit zei ze dat ze in Amerika voor Obama zou stemmen, omdat die voor de gewone man opkomt. Maar als ik een van de lokale zigeuners of socialistische kiezers was, zou ik toch naar een andere zaak gaan.
Maar grootwinkelbedrijven blijken niet de boosdoener. De concurrentie, dat zijn de pakweg vier andere kruidenierswinkeltjes die het dorp telt. Anna heeft ooit de oude staatswinkel overgenomen, en ze had lange tijd de enige winkel in het dorp, maar inmiddels is de concurrentie groot. Vijf winkels in een dorp met duizend inwoners, dat vraagt om problemen.
Dat teveel andere winkels zijn, is niet het enige, zegt ze. Zij heeft zich een tijd geleden aangesloten bij de CBA, een landelijke keten van kleinere winkels die deels een gezamenlijk inkoopbeleid voeren en een eigen huismerk hebben. De andere winkels in het dorp zijn veel kleinschaliger: een paar schappen in de schuur naast het huis, een heel beperkt aanbod van het hoogst noodzakelijke, en moeder de vrouw die de zaak naast het huishouden draaiende houdt. Maar als je net verlegen zit om een pak melk, een brood of een paar blikjes bier, heb je geen reden om verder te lopen. Een groot deel van de handel gaat er zwart. Een concurrent handelt volgens haar zelfs in illegaal gestookte alcohol.
Omdat ze de enige grotere winkel is, letten de autoriteiten volgens Anna veel meer op haar zaak dan op die van anderen. Zij doet alles legaal, en heeft de afgelopen jaren veel moeten investeren om aan alle wettelijke regels te voldoen. Net als ieder bedrijf heeft ze een kleedruimte voor 'het personeel', te weten haar schoondochter die officieel in dienst is. In die ruimte staat niet alleen volgens voorschrift een afsluitbare kast, maar er is ook de wettelijk verplichte douche die nooit wordt gebruikt. De schoondochter gaat liever thuis, twee minuten verderop, onder de douche.
Vanwege de strengere gezondheidsvoorschriften van de EU heeft Anna verder een spoelkeuken voor de winkelmandjes moeten installeren, en aparte opslagruimtes voor verse waren en droge waren. Allemaal kopzorgen waar de concurrentie nooit mee lastig gevallen wordt, zegt ze. Twee huizen verderop zit een bloemenhandel. Althans, dat is het officieel. In werkelijkheid verkoopt de winkel naast bloemen ook groenten en kruidenierswaren. ,,Maar omdat ze als bloemenhandel ingeschreven staan, krijgen ze de gezondheidsinspectie nooit langs".
Voor zichzelf vindt Anna het allemaal niet zo erg. Ze is al lang gepensioneerd, de lange dagen vallen haar zwaar en ze droomt ervan om bij haar huis dieren te gaan houden, kippen, ganzen, kalkoenen, mangalicavarkens, geiten, voor de verkoop, als bijverdienste. Ook nu heeft ze al allerlei beesten om haar huis scharrelen en haar groentetuin zorgt ervoor dat haar bord niet leeg zal blijven. Maar voor haar schoondochter vindt ze het sneu. Want waar moet die in deze tijd een nieuwe baan vinden?
Even bereid ik mij voor op een tirade tegen de grootwinkelbedrijven. Per slot van rekening is Anna een openlijke sympathisant van de extreem-rechtse Jobbik, een partij die met de buitenlandse grootwinkelbedrijven weinig opheeft. In de etalage hangt al tijden een verkiezingsaffiche van die partij en haar zoon liep vorig jaar met een t-shirt van de Hongaarse Garde door de zaak.
Voor de klandizie leek me dat toen al niet zo handig. Ik mag haar wel, en weet dat ze haar hart op de goede plek heeft zitten. Ooit zei ze dat ze in Amerika voor Obama zou stemmen, omdat die voor de gewone man opkomt. Maar als ik een van de lokale zigeuners of socialistische kiezers was, zou ik toch naar een andere zaak gaan.
Maar grootwinkelbedrijven blijken niet de boosdoener. De concurrentie, dat zijn de pakweg vier andere kruidenierswinkeltjes die het dorp telt. Anna heeft ooit de oude staatswinkel overgenomen, en ze had lange tijd de enige winkel in het dorp, maar inmiddels is de concurrentie groot. Vijf winkels in een dorp met duizend inwoners, dat vraagt om problemen.
Dat teveel andere winkels zijn, is niet het enige, zegt ze. Zij heeft zich een tijd geleden aangesloten bij de CBA, een landelijke keten van kleinere winkels die deels een gezamenlijk inkoopbeleid voeren en een eigen huismerk hebben. De andere winkels in het dorp zijn veel kleinschaliger: een paar schappen in de schuur naast het huis, een heel beperkt aanbod van het hoogst noodzakelijke, en moeder de vrouw die de zaak naast het huishouden draaiende houdt. Maar als je net verlegen zit om een pak melk, een brood of een paar blikjes bier, heb je geen reden om verder te lopen. Een groot deel van de handel gaat er zwart. Een concurrent handelt volgens haar zelfs in illegaal gestookte alcohol.
Omdat ze de enige grotere winkel is, letten de autoriteiten volgens Anna veel meer op haar zaak dan op die van anderen. Zij doet alles legaal, en heeft de afgelopen jaren veel moeten investeren om aan alle wettelijke regels te voldoen. Net als ieder bedrijf heeft ze een kleedruimte voor 'het personeel', te weten haar schoondochter die officieel in dienst is. In die ruimte staat niet alleen volgens voorschrift een afsluitbare kast, maar er is ook de wettelijk verplichte douche die nooit wordt gebruikt. De schoondochter gaat liever thuis, twee minuten verderop, onder de douche.
Vanwege de strengere gezondheidsvoorschriften van de EU heeft Anna verder een spoelkeuken voor de winkelmandjes moeten installeren, en aparte opslagruimtes voor verse waren en droge waren. Allemaal kopzorgen waar de concurrentie nooit mee lastig gevallen wordt, zegt ze. Twee huizen verderop zit een bloemenhandel. Althans, dat is het officieel. In werkelijkheid verkoopt de winkel naast bloemen ook groenten en kruidenierswaren. ,,Maar omdat ze als bloemenhandel ingeschreven staan, krijgen ze de gezondheidsinspectie nooit langs".
Voor zichzelf vindt Anna het allemaal niet zo erg. Ze is al lang gepensioneerd, de lange dagen vallen haar zwaar en ze droomt ervan om bij haar huis dieren te gaan houden, kippen, ganzen, kalkoenen, mangalicavarkens, geiten, voor de verkoop, als bijverdienste. Ook nu heeft ze al allerlei beesten om haar huis scharrelen en haar groentetuin zorgt ervoor dat haar bord niet leeg zal blijven. Maar voor haar schoondochter vindt ze het sneu. Want waar moet die in deze tijd een nieuwe baan vinden?
woensdag 5 mei 2010
DE RECHTSE REVOLTE
Rechts-extremisme is trendy onder Hongaarse jongeren. Niet alleen skinheads en voetbalsupporters, maar ook veel studenten en jonge intellectuelen zijn enthousiaste aanhangers. Het keerpunt was een golf van antiregeringsrellen in de herfst van 2006. ,,Voor veel studenten hadden die weken dezelfde betekenis als de linkse studentenrellen in 1968 in Parijs voor de studenten in West Europa,” zegt politiek analist Mark Szabó. ,,Zij zagen het als het begin van een revolutie die nu nog afgemaakt moet worden.’’
,,Wij willen toch niet dat buitenlanders en Joden alles in handen krijgen? Wij laten toch niet toe dat we een tweede Palestina worden? De Amerikanen willen de hele wereld overheersen, ons ook. Als Jobbik aan de macht komt, is het gedaan met de macht van de multinationals in ons land. En reken maar dat die er ook voor zorgt dat de buitenlandse TV zenders RTL en TV2 dichtgaan. En nog een paar andere tv-stations ook. En dan zetten we deze corrupte regering achter slot en grendel.” Zsolt, gekleed in soldatenlaarzen, camouflagebroek en met een vlaggetje met Groot-Hongarije op zijn mouw, is niet te stuiten. Zijn gespreksgenoot krijgt er geen woord tussen terwijl de twintigjarige hogeschoolstudent als een volleerd partijpropagandist reclame maakt voor zijn partij, de extreemrechtse Jobbik.
Jobbik, wat in het Hongaars zowel de Rechtsen als de Beteren betekent, leek drie jaar geleden nog een onbetekenend randverschijnsel in de Hongaarse politiek, één van een handvol extremistische splintergroeperingen. Maar de partij is bezig aan een stormachtige opmars. Vorig jaar juni veroverde de Eurosceptische partij met de slogan ‘Hongarije voor de Hongaren’ opeens met bijna 15 procent van de stemmen drie zetels in het Europese Parlement. Bij de parlementsverkiezingen in april eindigde Jobbik met twaalf procent van de zetels in het parlement als derde, net achter de zwaar verslagen socialisten.
,,Wij willen toch niet dat buitenlanders en Joden alles in handen krijgen? Wij laten toch niet toe dat we een tweede Palestina worden? De Amerikanen willen de hele wereld overheersen, ons ook. Als Jobbik aan de macht komt, is het gedaan met de macht van de multinationals in ons land. En reken maar dat die er ook voor zorgt dat de buitenlandse TV zenders RTL en TV2 dichtgaan. En nog een paar andere tv-stations ook. En dan zetten we deze corrupte regering achter slot en grendel.” Zsolt, gekleed in soldatenlaarzen, camouflagebroek en met een vlaggetje met Groot-Hongarije op zijn mouw, is niet te stuiten. Zijn gespreksgenoot krijgt er geen woord tussen terwijl de twintigjarige hogeschoolstudent als een volleerd partijpropagandist reclame maakt voor zijn partij, de extreemrechtse Jobbik.
Jobbik, wat in het Hongaars zowel de Rechtsen als de Beteren betekent, leek drie jaar geleden nog een onbetekenend randverschijnsel in de Hongaarse politiek, één van een handvol extremistische splintergroeperingen. Maar de partij is bezig aan een stormachtige opmars. Vorig jaar juni veroverde de Eurosceptische partij met de slogan ‘Hongarije voor de Hongaren’ opeens met bijna 15 procent van de stemmen drie zetels in het Europese Parlement. Bij de parlementsverkiezingen in april eindigde Jobbik met twaalf procent van de zetels in het parlement als derde, net achter de zwaar verslagen socialisten.
Abonneren op:
Posts (Atom)