,,De kleinste vondsten zijn soms de belangrijkste”. Glunderend pakt de Canadese antropoloog David R. Begun van de Universiteit van Toronto een zwart versteend botje en legt het op zijn pols. ,,Dit is een polsbotje van de Rudapithecus hungaricus, een aapachtige die 10 miljoen jaar geleden hier in Hongarije leefde. Mensen hebben op dezelfde plaats net zo’n botje, net als gorilla’s en chimpansees. Alle andere moderne apen hebben twee polsbotjes. Dat wij dit botje met de Rudapithecus delen, wijst erop dat hij een directe voorouder van ons en de Afrikaanse mensapen is.”
Voor Begun en zijn Hongaarse collega László Kordos, directeur van het Nationaal Geologisch Instituut in Boedapest, is het botje dat deze zomer tevoorschijn kwam bij een opgraving in het Noord-Hongaarse Rudabánya, een wetenschappelijke triomf. Op basis van andere aanwijzingen betogen ze al jaren dat de in Hongarije gevonden aapachtigen de ontbrekende schakel zijn in de ontwikkeling van aap tot mensaap en mens. Als ze gelijk hebben is Gabi, zoals het team hun eerste Rudapithecus jaren geleden liefkozend doopte, meteen de oudste directe menselijke voorouder die ooit gevonden werd.
Hun theorie is niet onomstreden. De eerste apen leefden in Afrika en daar ontstond 7 miljoen jaar geleden ook de eerste mens. Dat er 16,5 tot 8 miljoen jaar geleden ook primaten op het Europese continent leefden, staat vast. Voor Begun en Kordos levert het polsbotje het overtuigende bewijs dat onder die primaten directe voorouders van de mens zaten en dat hun nazaten weer teruggingen naar Afrika toen het klimaat in Europa en Azië verslechterde.
De algemene theorie tot nu toe is dat de Euraziatische aapachtigen simpelweg uitstierven toen het hier te koud voor hen werd en dat de lijn waaruit de mens voortkomt, zich altijd in Afrika heeft opgehouden. Maar Begun en Kordos wijzen erop dat er in Afrika geen resten zijn gevonden die wijzen op een directe voorouder ouder dan zeven miljoen jaar geleden.
Het Rudapithecus-vrouwtje Gabi en haar familie zijn opgegraven op een landje van zo’n 30 vierkante meter, een drie meter dikke laag botten en plantenresten, in een duizend jaar oude zilver- en kopermijn. Op het terrein zijn tot nu toe overblijfselen van 21 Rudapithecus en een andere apensoort gevonden, plus resten van neushorens en tal van andere dieren.
,,Dit was een subtropisch moeras. Alles wat doodging, zonk naar de bodem en stapelde daar op,’’ verklaart Kordos de rijkdom van de vindplaats. Sinds 1971 komt er iedere zomer een groep paleontologen naar Rudabánya. Het is minutieus werk dat veel geduld vraagt. Ieder jaar wordt pakweg een halve vierkante meter afgegraven. Deze zomer leverde dat uiteindelijk een oogst van 25 dierlijke resten op.
Na het graven begint pas het eigenlijke onderzoek van passen, meten, vergelijken en conclusies trekken. Die kunnen ook wel eens fout zijn. Toen Gabi’s schedel jaren geleden werd opgegraven, werd ze Gábor gedoopt. Een jaar later dook een kaak op die precies bij de schedel paste. Uit de tanden bleek dat het veronderstelde mannetje een vrouwtje was. Maar dat het polsbotje zo’n verrassing op zou leveren, lijkt Kordos niet waarschijnlijk.
Het belang van de opgraving in Rudabánya is zo groot, dat de National Geographic sinds kort een deel van de kosten financiert. Dat geld, en de steun uit Canada, zijn hard nodig, zegt Kordos, want Hongaars budget is er nauwelijks. ,,Het enige Hongaarse geld dat erin gaat, zijn mijn werkuren en de kilometers die mijn auto maakt. Volgens mij beschouwt iedereen in Hongarije dit eigenlijk een beetje als mijn persoonlijke hobby. ’’ zegt Kordos.
Hongarije telt meer belangrijke paleontologische vindplaatsen. Twee jaar geleden werden in een bruinkoolmijn in Bükkábrány vijftien acht miljoen jaar oude stompen van cipressen gevonden die door omstandigheden niet waren versteend. Een deel daarvan is tentoongesteld in het Noord-Hongaarse Ipolytarnóc, in het paleontologisch museumpark dat daar is opgezet rond een groot aantal prehistorische dierensporen en andere lokale vondsten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten