Het doet er op dit moment volgens mij nauwelijks nog toe waar je sympathie in de Hongaarse politiek eigenlijk ligt. Alles is zo ongeveer beter dan de politieke verlamming waar het land nu aan ten gronde gaat. Premier Gyurcsány's pogingen om een aanvaardbare opvolger te vinden (aanvaardbaar voor hemzelf, maar ook voor de politieke goegemeente) zijn mislukt, en verkiezingen lijken de enige uitweg. En dan maar beter zo snel mogelijk, want in het midden van een economische wereldkrisis zonder regering zitten, of met een machteloze regering stuurloos blijven ronddobberen is zoiets als een schip stuurloos loslaten in de Bermudadriehoek.
Je kunt die verkiezingen haast net zo goed niet houden, want de uitkomst is voorspelbaar: Fidesz haalt een klinkende overwinning, ter rechter zijde doen de Jobbik het waarschijnlijk goed, en daarbuiten blijft er weinig over. De enige vraag is hooguit, hoe klinkend de overwinning van oppositieleider Viktor Orbán wordt. Als het aan hemzelf ligt krijgt hij een tweederde meerderheid in het parlement, wat zijn partij in staat zou stellen de grondwet te veranderen zonder met andere partijen te hoeven overleggen. Fidesz zou, ondermeer, graag de invoering van een presidentieel systeem naar Frans of Amerikaans model zien.
Wie niet op Fidesz wil stemmen, heeft op dit moment weinig te kiezen. De MSzP zal Gyurcsány's pogingen om er een sociaal-democratische, eerder liberaal georiënteerde partij van te maken ter zijde schuiven, en voor de linker vleugel die de afgelopen jaren knarsetandend heeft toegekeken zal weer inzetten op een traditioneel socialistische koers. De liberale SzDSz gaat ten onder aan de pogingen om een VVD-koers en een D'66-koers in één partij te verenigen. En het centrum-rechtse MDF gaat ook al kibbelend ten onder en schuift bovendien een premier naar voren met zulke radicale hervormingsplannen dat daar weinig kiezers voor warm zullen lopen. Kortom, in het centrum en aan de linkerzijde is het aantal smaken gering.
Dus mag Orbán binnenkort waarschijnlijk aan zijn tweede termijn beginnen. Een van de verwijten aan hem is dat hij met alle kritiek op de huidige regering nooit zegt wat hijzelf nu eigenlijk van plan is. Maar daar is verandering in gekomen. Samen met de vroegere Fidesz-minister van financiën György Matolcsy presenteerde hij deze week het boek 'Toekomstbeeld'. Om dat toekomstbeeld een partijprogramma te noemen, zou overigens wat ver gaan. Het is meer een visie op de ideale staat Hongarije.
Het Nieuwe Hongarije á la Orbán klinkt prachtig, het kan niet anders worden gezegd. Het zou de Franse familiepolitiek moeten combineren met een Fins onderwijsmodel, een Zweeds onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma, Nederlandse regelgeving op het gebied van parttime werk, Slovaakse belastingregels, een Estse e-overheid en een toeristenindustrie volgens Oostenrijks model.
Er zou een einde moeten komen aan de centralisatie, het zwaartepunt van de economie zou van de regering naar de markt moeten verschuiven, arbeidsintensieve productie zou vervangen moeten vervangen worden door hoogontwikkelde technologie, vrouwen zouden een belangrijkere rol in de economische ontwikkeling moeten krijgen, en in plaats van export zou binnenlandse consumptie de motor van de economische groei moeten worden. Uiteraard gaan we minder belasting betalen, komt er minder burocratie en komt er veel aandacht voor milieu. En, curieus gezien alle verzet van Fidesz de afgelopen jaren tegen maatregelen die de positie van kleine dorpen zouden aantasten, de structuur van meer dan 3000 kleinere en grotere gemeenten zou plaats moeten maken voor grotere stedennetwerken.
Als een Fidesz-regering erin slaagt om al die zaken waar te maken, dan heeft Orbán de afgelopen jaren volkomen gelijk gehad met zijn kritiek op de huidige regering. Maar tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, schreef de Vlaamse dichter Willem Elsschot ooit, en los van de enorme hoeveelheid wetten die veranderd zal moeten worden om al deze plannen te realiseren, het grootste praktische bezwaar in dit geval is het prijskaartje dat er aan de realisatie van al deze plannen hangt.
Waar dat geld vandaan moet komen, blijft het grote raadsel en maakt ook dat 'Toekomstbeeld' niet als een partijprogramma kan gelden. Het is natuurlijk prachtig om kiezers te verleiden met de Franse familiepolitiek, het Finse onderwijsmodel of forse belastingverminderingen. De waarheid is natuurlijk dat Hongarije op dit moment simpelweg al niet het geld heeft om scholen fatsoenlijk te onderhouden, laat staan voor kostbare operaties als de totale vernieuwing van het onderwijssysteem.
Misschien vergis ik me. Misschien komen Fidesz-politici straks met briljante oplossingen uit de kast. Niets gun ik het land meer, dan dat dit toekomstbeeld gerealiseerd wordt, en wel zo snel mogelijk. Maar eigenlijk denk ik dat Orbán zichzelf een plezier zou doen door een nieuwe socialistische premier niet te zeer te dwarsbomen en hem tot de verkiezingen in mei 2010 de hete kastanjes uit het vuur te laten halen. Wie nu aan de macht komt, moet voor lief nemen dat het volk hem over een jaar waarschijnlijk helemaal niet meer aardig vindt. De maneuvreerruimte van welke regering dan ook is heel klein en niemand kan nu veel meer doen dan zorgen dat het schip niet echt in de Bermudadriehoek verdwijnt. Zo'n rotklus laat je toch liever aan je tegenstander over?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten