Twintig jaar na de val van het communisme heb je twee groepen mensen. Je hebt degenen die zich vooral de rijen voor brood en vlees herinneren, de klop van de geheime dienst op de deur en het algemene gevoel van onvrijheid. En je hebt degenen die zich herinneren dat er altijd werk was voor iedereen, dat je voor een appel en een ei op vakantie kon gaan in een van de vakantieverblijven van je eigen bedrijf, of in dat van je man, je moeder of je tante. En dat iedereen min om meer gelijk was en niemand veel meer, maar ook niet veel minder had dan de ander.
Wat uit de herinnering weg is geglipt is het absurdisme van het systeem. Neem de lotgevallen van de de Hongaarse pop-impressario László Hegedűs, de man die er in de jaren tachtig voor zorgde dat Westerse popartiesten voor het eerst achter het IJzeren Gordijn optraden.
Hegedűs werkte aanvankelijk als journalist op de buitenlandredactie bij de Magyar Nemzet. Die carriere kreeg een plotseling einde toen hij een necrologie over een of andere belangrijke Russische communist moest schrijven. De klus moest snel af, en als bron gebruikte hij de weliswaar verfoeilijke, want Westerse, maar informatieve Neue Züricher Zeitung.
In dat stuk werd verwezen naar een andere toppoliticus die 'dood' was. De krant bedoelde ermee dat de betreffende man politiek op een zijspoor was gezet, maar Hegedűs nam het helaas letterlijk. Per slot van rekening was het in die tijd heel wel mogelijk dat Westerse journalisten iets wisten wat in Oost-Europa zorgvuldig geheim werd gehouden.
Die fout viel in Moskou niet licht. Een dag later was hij ontslagen en mocht hij zijn journalistieke carriere voortzetten bij een vakblad voor de inmaakindustrie. Om wat afwisseling te brengen in een bestaan waarin hij zich vooral met ingeblikte groente moest bezighouden, besloot hij freelance wat bij te klussen met verhalen over pop- en rockmuziek. Dat bracht hem in contact met een Hongaarse popgroep die hem vroeg of hij niet als manager voor hen wilde gaan werken.
"Manager? Ik had geen idee wat een manager was," zegt Hegedűs. Maar nadat ze hem hadden uitgelegd wat dat inhield, besloot hij zijn journalistieke carriere tijdelijk op te schorten - zoveel ging er immers toch niet verloren - en zich in de popmuziek te storten.
Dat ging een jaar of zeven prima, tot hij op het matje werd geroepen: manager van popmusici, dat was een baan die helemaal niet bestond in een communistisch land, en die daarom ook verboden was. Hij kreeg de keuze: ermee stoppen, of het land verlaten. Hij koos voor het laatste.
Dat was ergens begin jaren tachtig. Hegedűs vestigde zich in Duitsland. Hij had inmiddels zoveel contacten opgebouwd in de muziekwereld in heel Centraal-Europa, dat hij besloot van de nood een deugd te maken en te gaan doen wat niemand tot dan toe deed: optredens van Westeuropese popgroepen achter het IJzeren Gordijn organiseren.
Nu was er natuurlijk een reden waarom die popgroepen daar tot nu toe niet kwamen. Popmuziek gold als decadent, en decadent, daar wilden rechtgeaarde communisten niets mee te maken hebben. Er waren wel wat brave popgroepen van eigen bodem, maar je moest op vakantie naar het veel liberalere Joegoslavië om Westerse popmuziek en spijkerbroeken te kopen.
En er was een ander probleem: geen enkele communistische regering wilde kostbare westerse valuta uitgeven aan zoiets als popconcerten. "Ze waren alleen maar bereid tot ruilhandel: twintigduizend liter wijn, of een paar Bechsteinpiano's als betaling voor een optreden van Santana of U2. Dus moest ik niet alleen popgroepen zien te overtuigen om in Oost-Europa op toer te gaan, ik moest ook nog eens de handel in."
Maar de behoefte van het publiek bleek reusachtig. Een Engelse popgroep die in West-Europa allang over zijn hoogtepunt heen was en alleen nog in kleine zaaltjes kon spelen, trok in Roemenië volle stadia met 30.000 bezoekers, zeven dagen achter elkaar. Maar met dat succes kwamen de problemen.
Zo belandde Hegedűs in Roemenië haast in het gevang, omdat een concert de nachtrust van dictator Ceausescu verstoorde. Een concert van Elton John in Praag dreigde niet door te kunnen gaan, omdat de artiest een oorring droeg. Van hoog niveau werd te verstaan gegeven dat dat niet kon. Waarom niet? Omdat een oorring symbool stond voor homosexualiteit. Maar Elton John ís homo, legde Hegedűs uit. Dat op zich was niet het grote probleem, maar die oorring.
Uiteindelijk verklaarde Elton John zich bereid om zonder oorring te komen, maar zijn optreden was nauwelijks begonnen, of een briesende partijbons meldde zich bij Hegedűs: hij had hen voorgelogen. Hoezo? De artiest droeg toch geen oorring? Dat was waar, maar Elton John had in plaats daarvan een diamant in zijn oor gedaan, en daar konden ze in Praag niet over lachen.
In de journalistiek is Hegedűs uiteindelijk nooit teruggekeerd. Hij haalt nog steeds popmusici naar Centraal-Europa. Politiek speelt daar geen rol meer in, op één uitzondering: "Ik heb in de jaren tachtig geprobeerd Prince hierheen te halen. Het antwoord was nee, ik speel niet voor communisten. Begin jaren negentig heb ik het nogmaals geprobeerd. Het antwoord was: nee, ik speel niet voor commies. De uitleg dat het communisme inmiddels verdwenen was, hielp niet. In 2001 heb ik het nogmaals geprobeerd. Ik heb zijn nieuwe manager uitgelegd dat het communisme nu toch echt een hele tijd verdwenen was. Het antwoord was nee, ik speel niet voor ex-commies..."
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
zaterdag 28 februari 2009
dinsdag 24 februari 2009
MISDAAD
De toename van de misdaad is een van de grote thema's in Hongarije op dit moment, maar in tegenstelling tot wat veel Hongaren denken, is het land niet de misdaadhoofdstad van Europa, maar eerder een eiland van vrede. Dat zijn niet mijn woorden, maar die van György Virág, directeur van het Hongaarse Nationale Instituut voor Criminologie. Volgens Virág is de misdaad de afgelopen jaren eerder afgenomen dan gestegen. Wat wel is toegenomen, is de hoeveelheid geweld die criminelen gebruiken.
Misdaadcijfers zijn een lastig onderwerp, want de cijfers van het ene land zijn moeilijk te vergelijken met die van het andere. De manier waarop misdaden worden geregistreerd, verschilt, en in het ene land gaan mensen sneller naar de politie dan in het andere. Dat zeggen Hongaren ook tegen je als je hen erop wijst dat de misdaadstatistieken hier hun bewering dat het allemaal zo erg is, tegenspreken: "Wij vertrouwen de overheid en de politie niet, dus doen we geen aangifte. In werkelijkheid is het allemaal véél erger."
Nu is het in werkelijkheid overal véél erger. Welke Nederlander gaat nog naar de politie als zijn fiets gestolen is? Dat soort kleine zaken komt nooit in de statistieken terecht. De kans dat die fiets ooit terug wordt gevonden, is per slot van rekening 0,0 procent, of je moet mijn oom zijn die zijn gestolen fiets toevallig op een brug zag staan.
Criminologen kijken echter niet naar officiele statistieken, maar doen onderzoek, en daar zijn internationaal methodes voor ontwikkeld. Daardoor zijn die onderzoeksresultaten veel beter te vergelijken dan de misdadenstatistieken van de politie. En uit dat onderzoek blijkt zonneklaar dat Hongarije binnen Europa een zeer veilig land is. Daar doen opvallende misdaden, zoals de recente moord op een basisschooldirecteur en een leraar, of die op een Roemeense handbalspeler, niets aan af.
Virág baseert zich op een serie onderzoeken onder slachtoffers van misdaad in de 'oude' EU en drie nieuwkomers: Hongarije, Polen en Estonie. Daaruit blijkt dat sinds 1990 het aantal inbraken in de hele EU, met uitzondering van Belgie en Ierland, is gedaald. Dat geldt dus niet alleen voor Hongarije, maar dus ook voor Nederland. Overigens behoort Nederland tot de landen met hoge criminaliteit, Hongarije tot de landen met de laagste.
Zo is de kans om slachtoffer van geweld op straat te worden, in Nederland een van de hoogste van Europa. Hongarije behoort wat dat betreft samen met Portugal en Frankrijk tot de veiligste landen. De kans om verkracht te worden is het hoogste in Zweden, Ierland, Duitsland en Oostenrijk en het kleinste in, juist, Hongarije, Portugal, Frankrijk en Spanje.
De kans om geconfronteerd te worden met zaken die met drugs te maken hebben, zoals naalden in het park of dealers op straat, is niet, zoals Nederlanders waarschijnlijk zouden verwachten, in Nederland, maar in Griekenland, Portugal, Spanje, Italie en Luxemburg. De minste kans op dat soort problemen heb je in, inderdaad, Hongarije, plus Denemarken, Finland en Zweden.
Is er dan niets waarin Hongarije negatiever scoort dan de anderen? Wel: veel Hongaren, samen met Grieken, Polen en Estoniers, melden dat ambtenaren hen de laatste twaalf maanden om steekgeld hebben gevraagd. Dat probleem komt het minst voor in Finland, Engeland, Zweden, Ierland en - niet echt verbazingwekkend - Nederland, dat ondanks bouwfraudeschandalen als een van de minst corrupte landen ter wereld geldt.
Gemiddeld is in de EU 15 procent van de bevolking jaarlijks slachtoffer van criminaliteit. In Ierland, Groot-Brittanie en Estonie is dat ruim twintig procent. In Hongarije, Spanje en Portugal is die kans minder dan tien procent. Maar uit het onderzoek blijkt ook dat Hongaren zich desondanks niet veiliger voelen dan andere Europeanen. Overigens: tachtig procent van de Hongaren gaat naar de politie als hen wat is overkomen. En daarin verschillen ze geen sikkepit van andere Europeanen.
Misdaadcijfers zijn een lastig onderwerp, want de cijfers van het ene land zijn moeilijk te vergelijken met die van het andere. De manier waarop misdaden worden geregistreerd, verschilt, en in het ene land gaan mensen sneller naar de politie dan in het andere. Dat zeggen Hongaren ook tegen je als je hen erop wijst dat de misdaadstatistieken hier hun bewering dat het allemaal zo erg is, tegenspreken: "Wij vertrouwen de overheid en de politie niet, dus doen we geen aangifte. In werkelijkheid is het allemaal véél erger."
Nu is het in werkelijkheid overal véél erger. Welke Nederlander gaat nog naar de politie als zijn fiets gestolen is? Dat soort kleine zaken komt nooit in de statistieken terecht. De kans dat die fiets ooit terug wordt gevonden, is per slot van rekening 0,0 procent, of je moet mijn oom zijn die zijn gestolen fiets toevallig op een brug zag staan.
Criminologen kijken echter niet naar officiele statistieken, maar doen onderzoek, en daar zijn internationaal methodes voor ontwikkeld. Daardoor zijn die onderzoeksresultaten veel beter te vergelijken dan de misdadenstatistieken van de politie. En uit dat onderzoek blijkt zonneklaar dat Hongarije binnen Europa een zeer veilig land is. Daar doen opvallende misdaden, zoals de recente moord op een basisschooldirecteur en een leraar, of die op een Roemeense handbalspeler, niets aan af.
Virág baseert zich op een serie onderzoeken onder slachtoffers van misdaad in de 'oude' EU en drie nieuwkomers: Hongarije, Polen en Estonie. Daaruit blijkt dat sinds 1990 het aantal inbraken in de hele EU, met uitzondering van Belgie en Ierland, is gedaald. Dat geldt dus niet alleen voor Hongarije, maar dus ook voor Nederland. Overigens behoort Nederland tot de landen met hoge criminaliteit, Hongarije tot de landen met de laagste.
Zo is de kans om slachtoffer van geweld op straat te worden, in Nederland een van de hoogste van Europa. Hongarije behoort wat dat betreft samen met Portugal en Frankrijk tot de veiligste landen. De kans om verkracht te worden is het hoogste in Zweden, Ierland, Duitsland en Oostenrijk en het kleinste in, juist, Hongarije, Portugal, Frankrijk en Spanje.
De kans om geconfronteerd te worden met zaken die met drugs te maken hebben, zoals naalden in het park of dealers op straat, is niet, zoals Nederlanders waarschijnlijk zouden verwachten, in Nederland, maar in Griekenland, Portugal, Spanje, Italie en Luxemburg. De minste kans op dat soort problemen heb je in, inderdaad, Hongarije, plus Denemarken, Finland en Zweden.
Is er dan niets waarin Hongarije negatiever scoort dan de anderen? Wel: veel Hongaren, samen met Grieken, Polen en Estoniers, melden dat ambtenaren hen de laatste twaalf maanden om steekgeld hebben gevraagd. Dat probleem komt het minst voor in Finland, Engeland, Zweden, Ierland en - niet echt verbazingwekkend - Nederland, dat ondanks bouwfraudeschandalen als een van de minst corrupte landen ter wereld geldt.
Gemiddeld is in de EU 15 procent van de bevolking jaarlijks slachtoffer van criminaliteit. In Ierland, Groot-Brittanie en Estonie is dat ruim twintig procent. In Hongarije, Spanje en Portugal is die kans minder dan tien procent. Maar uit het onderzoek blijkt ook dat Hongaren zich desondanks niet veiliger voelen dan andere Europeanen. Overigens: tachtig procent van de Hongaren gaat naar de politie als hen wat is overkomen. En daarin verschillen ze geen sikkepit van andere Europeanen.
vrijdag 13 februari 2009
OLIE OP HET VUUR
Door Runa Hellinga
Boedapest - De moord op een handbalspeler in Veszprém heeft in Hongarije tot grote beroering geleid. De Roemeen Marian Cozma werd afgelopen weekend in een kroeg doodgestoken, twee van zijn teamgenoten belandden in het ziekenhuis. De daders waren leden van een bende, maar wat de Hongaarse pers er vooral uitlichtte, was dat het om zigeuners ging. Dat feit was olie op het vuur in een land waar het racisme tegen Roma het laatste jaar snel toeneemt.
Zo'n 70 procent van de Hongaren komt er openlijk voor uit dat ze weinig ophebben met de half miljoen Roma in hun land. Vooroordelen waren er altijd al, maar het racisme is veel zichtbaarder geworden sinds de oprichting van de extreemrechtse Jobbik (Rechtsen) en de daaraan verwante Magyar Gárdá, de Hongaarse Garde.
De garde marcheert regelmatig met veel vertoon door zigeunerstraten uit protest tegen de 'enorme toename van de zigeunermisdaad'. Iedere gelegenheid wordt aangegrepen. Toen enkele maanden geleden een 14-jarig meisje werd vermoord, werd er gedemonstreerd tegen zigeunercriminaliteit zonder dat de daders bekend waren.
Hongarije houdt geen statistieken bij van de etnische achtergrond van criminelen, maar de algemene misdaadstatistieken ondersteunen de extreemrechtse bewering niet. De misdaad is de laatste jaren gedaald, niet gestegen. In 1999 werd ruim een half miljoen aangiftes gedaan, in 2008 400.000. Het aantal moorden daalde van 514 in 1999 naar 157 in 2007.
Maar er zijn grote regionale verschillen. In armere delen van het land, waar ook de meeste arme Roma wonen, is de kleine criminaliteit in sommige dorpen hoog. Dat kan variëren van inbraken tot een leeggeplukt veld frambozen. De financiële schade is vaak klein, maar als je een heel jaar hebt gewied en geschoffeld, is het zuur als iemand anders je oogst pikt. Bovendien zijn de slachtoffers vaak ook arm. ,,Als je dat soort problemen negeert, speel je extreem rechts in de kaart,’’ zegt Péter Krekó van het politieke onderzoeksinstituut Political Capital.
Het steunt veel Hongaren ook in hun overtuiging dat het met de misdaad de laatste twee jaar volledig uit de hand is gelopen. Daar heeft een aantal incidenten toe bijgedragen, zoals de dood van een onderwijzer, die in een zigeunerwijk gelyncht werd, omdat omstanders (ten onrechte) dachten dat hij een kind had doodgereden. Maar het idee dat de misdaad onder Roma enorm toegenomen, komt vooral door de media, zegt Krekó. ,,Sinds de oprichting van de Magyar Gárdá besteden kranten veel meer aandacht aan 'zigeunermisdaad'.'' Alleen al de verslaggeving van de marsen van de Garde zijn voldoende om het beeld te bevestigen.
De moord op Cozma volgde kort op de rel over het ontslag van Albert Pásztor, politiecommissaris van Miskolc, een stad in het arme noordoosten van Hongarije. Hij raakte zijn baan kwijt na een opmerking dat het overgrote deel van de misdaden in Miskolc door zigeuners werd gepleegd. Het werd volgens hem tijd om het beestje bij de naam te noemen, omdat er anders geen oplossing kwam. Zijn ontslag leidde tot nationaal protest en werd prompt teruggedraaid. Miskolc kreeg bovendien enkele tientallen extra agenten op straat. Binnen luttele dagen daalde de criminaliteit met 90 procent.
Behalve steun van extreemrechts kreeg Pásztor hulp uit onverwachte hoek. Een regionale Romaleider was diep verontwaardigd over het ontslag. ,,Ik sta pal naast Pásztor. Wat had hij anders moeten zeggen als van de 200 mensen die hij insluit, 200 zigeuners zijn?" aldus Attila Lakatos, overigens tot woede van andere Romaleiders.
Sinds Cozma's dood spreekt de grootste oppositiepartij Fidesz openlijk over 'stijgende criminaliteit van zigeuners'. De partij eist meer politie, snellere processen, hogere straffen en overigens ook meer banen voor Roma. Het is een duidelijke poging om de toch al impopulaire socialistische minderheidsregering verder in diskrediet te brengen. Maar Orbán wil met zijn uitspraken ook kiezers wegtrekken bij de Jobbik, die onlangs bij een tussentijdse verkiezing in een deelgemeente in Boedapest acht procent haalden en bij de volgende verkiezingen de grote stembusverrassing dreigen te worden.
Maar zulke taal is nieuw in de gevestigde politiek. Ondanks het racisme in de samenleving maakten parlementaire partijen zich daar tot nu toe niet schuldig aan. Politici, zowel van rechts als van links, benaderden de kwestie altijd vanuit de achtergestelde positie van de Roma en benadrukten de noodzaak van onderwijs en banen. Hongarije heeft de afgelopen achttien jaar honderden miljoenen euro's gestoken in projecten om de achterstand van Roma aan te pakken.
Prima op zich, zegt Krekó. Maar die houding ging volgens hem gepaard met een doorgeschoten politieke correctheid. ,,Er is bijvoorbeeld nooit gepraat over de vraag of al dat geld daadwerkelijk terecht kwam bij diegenen die het echt nodig hadden en of het niet bleef hangen bij mensen die zich opwierpen als vertegenwoordigers van de Romagemeenschap."
En er zijn ook andere problemen waar nooit over werd gepraat, zegt hij. Dat de meeste Romakinderen niet meer dan lagere school hebben en tien procent dat niet eens haalt, komt deels door het onderwijsstelsel, maar zeker niet alleen. In bepaalde Romagroepen is grote weerstand tegen school. Ouders vinden onderwijs onzin, omdat je daar in 'het echte leven' niets aan hebt.
,,Onder de Fideszregering tussen 1998 en 2002 kregen mensen alleen bijstand als ze konden aantonen dat hun kinderen naar school gingen. Dat is uit politieke correctheid afgeschaft, maar het werkte wel en het zou volgens mij ook weer moeten worden ingevoerd. Ik zou er ook voor zijn als sociale steun voor een deel niet als geld wordt uitgekeerd, maar in de vorm van maaltijden voor kinderen op school,” zegt Krekó.
Hij vreest de radicalisering aan beide zijden. In Romagemeenschappen heerst een begrijpelijke angst voor de Hongaarse Garde. Na de moord op Cozma werd gevreesd voor wraakacties in het dorp waar een van de daders vandaan kwam. Steeds vaker praten Roma vaker over de oprichting van zelfverdedigingsgroepen, zoals in Bulgarije ook is gebeurd. Als gevolg daarvan is vinden daar tegenwoordig regelmatig gewelddadige confrontaties plaats tussen extreemrechts en Roma.
Boedapest - De moord op een handbalspeler in Veszprém heeft in Hongarije tot grote beroering geleid. De Roemeen Marian Cozma werd afgelopen weekend in een kroeg doodgestoken, twee van zijn teamgenoten belandden in het ziekenhuis. De daders waren leden van een bende, maar wat de Hongaarse pers er vooral uitlichtte, was dat het om zigeuners ging. Dat feit was olie op het vuur in een land waar het racisme tegen Roma het laatste jaar snel toeneemt.
Zo'n 70 procent van de Hongaren komt er openlijk voor uit dat ze weinig ophebben met de half miljoen Roma in hun land. Vooroordelen waren er altijd al, maar het racisme is veel zichtbaarder geworden sinds de oprichting van de extreemrechtse Jobbik (Rechtsen) en de daaraan verwante Magyar Gárdá, de Hongaarse Garde.
De garde marcheert regelmatig met veel vertoon door zigeunerstraten uit protest tegen de 'enorme toename van de zigeunermisdaad'. Iedere gelegenheid wordt aangegrepen. Toen enkele maanden geleden een 14-jarig meisje werd vermoord, werd er gedemonstreerd tegen zigeunercriminaliteit zonder dat de daders bekend waren.
Hongarije houdt geen statistieken bij van de etnische achtergrond van criminelen, maar de algemene misdaadstatistieken ondersteunen de extreemrechtse bewering niet. De misdaad is de laatste jaren gedaald, niet gestegen. In 1999 werd ruim een half miljoen aangiftes gedaan, in 2008 400.000. Het aantal moorden daalde van 514 in 1999 naar 157 in 2007.
Maar er zijn grote regionale verschillen. In armere delen van het land, waar ook de meeste arme Roma wonen, is de kleine criminaliteit in sommige dorpen hoog. Dat kan variëren van inbraken tot een leeggeplukt veld frambozen. De financiële schade is vaak klein, maar als je een heel jaar hebt gewied en geschoffeld, is het zuur als iemand anders je oogst pikt. Bovendien zijn de slachtoffers vaak ook arm. ,,Als je dat soort problemen negeert, speel je extreem rechts in de kaart,’’ zegt Péter Krekó van het politieke onderzoeksinstituut Political Capital.
Het steunt veel Hongaren ook in hun overtuiging dat het met de misdaad de laatste twee jaar volledig uit de hand is gelopen. Daar heeft een aantal incidenten toe bijgedragen, zoals de dood van een onderwijzer, die in een zigeunerwijk gelyncht werd, omdat omstanders (ten onrechte) dachten dat hij een kind had doodgereden. Maar het idee dat de misdaad onder Roma enorm toegenomen, komt vooral door de media, zegt Krekó. ,,Sinds de oprichting van de Magyar Gárdá besteden kranten veel meer aandacht aan 'zigeunermisdaad'.'' Alleen al de verslaggeving van de marsen van de Garde zijn voldoende om het beeld te bevestigen.
De moord op Cozma volgde kort op de rel over het ontslag van Albert Pásztor, politiecommissaris van Miskolc, een stad in het arme noordoosten van Hongarije. Hij raakte zijn baan kwijt na een opmerking dat het overgrote deel van de misdaden in Miskolc door zigeuners werd gepleegd. Het werd volgens hem tijd om het beestje bij de naam te noemen, omdat er anders geen oplossing kwam. Zijn ontslag leidde tot nationaal protest en werd prompt teruggedraaid. Miskolc kreeg bovendien enkele tientallen extra agenten op straat. Binnen luttele dagen daalde de criminaliteit met 90 procent.
Behalve steun van extreemrechts kreeg Pásztor hulp uit onverwachte hoek. Een regionale Romaleider was diep verontwaardigd over het ontslag. ,,Ik sta pal naast Pásztor. Wat had hij anders moeten zeggen als van de 200 mensen die hij insluit, 200 zigeuners zijn?" aldus Attila Lakatos, overigens tot woede van andere Romaleiders.
Sinds Cozma's dood spreekt de grootste oppositiepartij Fidesz openlijk over 'stijgende criminaliteit van zigeuners'. De partij eist meer politie, snellere processen, hogere straffen en overigens ook meer banen voor Roma. Het is een duidelijke poging om de toch al impopulaire socialistische minderheidsregering verder in diskrediet te brengen. Maar Orbán wil met zijn uitspraken ook kiezers wegtrekken bij de Jobbik, die onlangs bij een tussentijdse verkiezing in een deelgemeente in Boedapest acht procent haalden en bij de volgende verkiezingen de grote stembusverrassing dreigen te worden.
Maar zulke taal is nieuw in de gevestigde politiek. Ondanks het racisme in de samenleving maakten parlementaire partijen zich daar tot nu toe niet schuldig aan. Politici, zowel van rechts als van links, benaderden de kwestie altijd vanuit de achtergestelde positie van de Roma en benadrukten de noodzaak van onderwijs en banen. Hongarije heeft de afgelopen achttien jaar honderden miljoenen euro's gestoken in projecten om de achterstand van Roma aan te pakken.
Prima op zich, zegt Krekó. Maar die houding ging volgens hem gepaard met een doorgeschoten politieke correctheid. ,,Er is bijvoorbeeld nooit gepraat over de vraag of al dat geld daadwerkelijk terecht kwam bij diegenen die het echt nodig hadden en of het niet bleef hangen bij mensen die zich opwierpen als vertegenwoordigers van de Romagemeenschap."
En er zijn ook andere problemen waar nooit over werd gepraat, zegt hij. Dat de meeste Romakinderen niet meer dan lagere school hebben en tien procent dat niet eens haalt, komt deels door het onderwijsstelsel, maar zeker niet alleen. In bepaalde Romagroepen is grote weerstand tegen school. Ouders vinden onderwijs onzin, omdat je daar in 'het echte leven' niets aan hebt.
,,Onder de Fideszregering tussen 1998 en 2002 kregen mensen alleen bijstand als ze konden aantonen dat hun kinderen naar school gingen. Dat is uit politieke correctheid afgeschaft, maar het werkte wel en het zou volgens mij ook weer moeten worden ingevoerd. Ik zou er ook voor zijn als sociale steun voor een deel niet als geld wordt uitgekeerd, maar in de vorm van maaltijden voor kinderen op school,” zegt Krekó.
Hij vreest de radicalisering aan beide zijden. In Romagemeenschappen heerst een begrijpelijke angst voor de Hongaarse Garde. Na de moord op Cozma werd gevreesd voor wraakacties in het dorp waar een van de daders vandaan kwam. Steeds vaker praten Roma vaker over de oprichting van zelfverdedigingsgroepen, zoals in Bulgarije ook is gebeurd. Als gevolg daarvan is vinden daar tegenwoordig regelmatig gewelddadige confrontaties plaats tussen extreemrechts en Roma.
donderdag 12 februari 2009
FRESCOSCHILDERS
Frescoschilder lijkt geen voor de hand liggende loopbaan voor een veroordeelde inbreker of verkrachter. Maar een groep gedetineerden in het Hongaarse Balassagyarmat kunnen in toekomst kerken en historische gebouwen gaan restaureren, als ze hun opleiding tenminste succesvol afronden.
Begin februari gaat de restauratie van de historische gevangeniskapel van start en als voorbereiding volgen zeventig gevangenen een vakcursus frescoschilderen waarin ze alles leren over materialen, kleuren, kleurstoffen en schildertechnieken. De restauratie staat onder leiding van Zsolt Lencsés, een lokale frescoschilder die het vak in Italië leerde.
De gerestaureerde kapel wordt veel kleurrijker dan vroeger. ,,Er komen religieuze fresco’s en voor de ontwerpen organiseren we een prijsvraag onder de gedetineerden,” zegt gevangenisdirecteur István Budai, “Dat kan, want de kapel zelf is weliswaar een monument, maar de oude schilderingen hebben geen kunsthistorische waarde,” zegt hij.
Het wordt een oecumenische kapel, en alle gevangenen zijn volgens hem zeer enthousiast over het project: ,,Iedereen, ook degenen die de opleiding niet volgen, wil graag iets bijdragen aan de restauratie.” Een enkeling zegt nu al later als frescoschilder aan de slag te willen.
De restauratie past in het beleid om de gedetineerden, die vaak niet eens lagere school hebben, een nuttig vak te leren. ,,Tijdens het communisme lag de nadruk in het Hongaarse gevangeniswezen op heropvoeding, maar midden jaren tachtig groeide het inzicht dat dat totaal niet werkt. Nu proberen we recidive te voorkomen door mensen via een opleiding betere toekomstkansen te geven,” aldus Budai. Gedetineerden kunnen hun school afmaken of een opleiding tot metselaar, huisschilder of timmerman volgen: ,,De meesten komen hier uit de regio, waar vooral behoefte is aan bouwvakkers.”
Zo’n 65 procent van de gevangenen werkt, een hoog percentage in vergelijking met andere Hongaarse strafinrichtingen. De gevangenis heeft een eigen schoenfabriek. Andere gevangenen doen gemeenschapswerk. In de afgelopen jaren hebben ze bankjes in het stadspark getimmerd, het openluchttheater helpen herstellen en de omgeving van het nieuwe busstation opgeknapt.
De inwoners van Balassagyarmat zijn er blij mee, zegt Budai. Dat gedetineerden buiten de bewaakte muren aan het werk zijn, vinden ze geen probleem. ,,De gevangenis is de grootste werkgever van het stadje en we horen bij het dagelijks leven.”
De rond 1845 gebouwde strafinrichting is de oudste van Hongarije. Het is een monumentaal rond gebouw met een buitenste ring met cellen rond een toren op de binnenplaats. De koepelvormige kapel op de bovenste verdieping verloor in 1956, tijdens de onkerkelijke hoogtijdagen van het communisme, zijn functie. De koepel zelf verdween achter een lelijk houten plafond en de ruimte werd een bibliotheek.
De renovatie wordt gefinancierd uit een Noorse subsidie. ,,Tot voor kort was dat onmogelijk, want het Hongaarse gevangeniswezen was volkomen centraal georganiseerd. Maar tegenwoordig hebben we de vrijheid om met anderen samen te werken,” zegt Budai, die sinds drie jaar ook contacten met Nederlandse gevangenissen onderhoudt.
Hij kijkt met wat verbazing naar het Nederlandse debat over de vraag of je meer man op één cel mag zetten: ,,In Hongarije zien gedetineerden het als straf als ze alleen moeten zitten. Je moet alleen oppassen dat je geen mensen bij elkaar zet die gevaarlijk voor elkaar kunnen zijn.”
Begin februari gaat de restauratie van de historische gevangeniskapel van start en als voorbereiding volgen zeventig gevangenen een vakcursus frescoschilderen waarin ze alles leren over materialen, kleuren, kleurstoffen en schildertechnieken. De restauratie staat onder leiding van Zsolt Lencsés, een lokale frescoschilder die het vak in Italië leerde.
De gerestaureerde kapel wordt veel kleurrijker dan vroeger. ,,Er komen religieuze fresco’s en voor de ontwerpen organiseren we een prijsvraag onder de gedetineerden,” zegt gevangenisdirecteur István Budai, “Dat kan, want de kapel zelf is weliswaar een monument, maar de oude schilderingen hebben geen kunsthistorische waarde,” zegt hij.
Het wordt een oecumenische kapel, en alle gevangenen zijn volgens hem zeer enthousiast over het project: ,,Iedereen, ook degenen die de opleiding niet volgen, wil graag iets bijdragen aan de restauratie.” Een enkeling zegt nu al later als frescoschilder aan de slag te willen.
De restauratie past in het beleid om de gedetineerden, die vaak niet eens lagere school hebben, een nuttig vak te leren. ,,Tijdens het communisme lag de nadruk in het Hongaarse gevangeniswezen op heropvoeding, maar midden jaren tachtig groeide het inzicht dat dat totaal niet werkt. Nu proberen we recidive te voorkomen door mensen via een opleiding betere toekomstkansen te geven,” aldus Budai. Gedetineerden kunnen hun school afmaken of een opleiding tot metselaar, huisschilder of timmerman volgen: ,,De meesten komen hier uit de regio, waar vooral behoefte is aan bouwvakkers.”
Zo’n 65 procent van de gevangenen werkt, een hoog percentage in vergelijking met andere Hongaarse strafinrichtingen. De gevangenis heeft een eigen schoenfabriek. Andere gevangenen doen gemeenschapswerk. In de afgelopen jaren hebben ze bankjes in het stadspark getimmerd, het openluchttheater helpen herstellen en de omgeving van het nieuwe busstation opgeknapt.
De inwoners van Balassagyarmat zijn er blij mee, zegt Budai. Dat gedetineerden buiten de bewaakte muren aan het werk zijn, vinden ze geen probleem. ,,De gevangenis is de grootste werkgever van het stadje en we horen bij het dagelijks leven.”
De rond 1845 gebouwde strafinrichting is de oudste van Hongarije. Het is een monumentaal rond gebouw met een buitenste ring met cellen rond een toren op de binnenplaats. De koepelvormige kapel op de bovenste verdieping verloor in 1956, tijdens de onkerkelijke hoogtijdagen van het communisme, zijn functie. De koepel zelf verdween achter een lelijk houten plafond en de ruimte werd een bibliotheek.
De renovatie wordt gefinancierd uit een Noorse subsidie. ,,Tot voor kort was dat onmogelijk, want het Hongaarse gevangeniswezen was volkomen centraal georganiseerd. Maar tegenwoordig hebben we de vrijheid om met anderen samen te werken,” zegt Budai, die sinds drie jaar ook contacten met Nederlandse gevangenissen onderhoudt.
Hij kijkt met wat verbazing naar het Nederlandse debat over de vraag of je meer man op één cel mag zetten: ,,In Hongarije zien gedetineerden het als straf als ze alleen moeten zitten. Je moet alleen oppassen dat je geen mensen bij elkaar zet die gevaarlijk voor elkaar kunnen zijn.”
donderdag 5 februari 2009
BUSKAARTJES
Bij gebrek aan een auto heb ik de laatste weken enkele keren de streekbus genomen. In veel gevallen is die aanzienlijk sneller dan de trein, en uiteraard doet hij ook dorpen aan waar helemaal geen trein komt.
Een week geleden moest ik naar Balassagyarmat voor een interview. De trein deed er twee uur over, de bus een dik uur, dus de keuze was snel gemaakt. Op het busstation wilde ik een kaartje kopen. "Dat kan alleen op de bus," zei de dame achter het loket streng tegen me. Op de terugweg in Balassagyarmat probeerde ik het weer, maar ook daar kreeg ik te horen dat kaartjes alleen op de bus verkocht werden.
Gisteren moest ik naar een dorpje in de buurt. Zelfde busstation, andere lijn. Bij het loket stond een eindeloze rij mensen abonnementen te regelen en meer rittenkaarten te kopen, bezigheden die gepaard gaan met het uitschrijven van allerlei bonnetjes en die daarom veel tijd kosten. Gezien mijn ervaring een week eerder leek het me meteen verstandig mijn kaartje op de bus te kopen.
"Dat kan niet hier, dat moet daar," vertelde de chauffeur mij. Hij wees in de richting van het busstation. Toen ik hem zei dat hij vermoedelijk vertrokken zou zijn tegen de tijd dat ik daar een kaartje had aangeschaft, knikte hij begripvol en vond een creatieve oplossing. Ik kon blijven zitten en moest bij de volgende halte een kaartje bij hem kopen. Dan kon het namelijk wel. En inderdaad, bij de volgende halte rolde er keurig een kaartje uit zijn automaat.
Toen ik het verhaal later in het dorp aan een paar vrouwen vertelde, bleek dat ik niet de enige was die het wat verwarrend vond. Naar Balassagyarmat moest je het kaartje inderdaad in de bus kopen, wist een van hen te vertellen, maar waarom was ook haar niet duidelijk.
Maar een ander vertelde me dat wachten in de rij voor het loket ook geen zin gehad zou hebben. Daar verkopen ze namelijk helemaal geen gewone kaartjes meer sinds er voor het stationsgebouw een kaartjesautomaat neer is gezet. Een onmogelijke automaat, vertelde ze erbij: "Ik heb er ooit tien minuten voor gestaan en ik heb niet kunnen uitvogelen hoe die werkte." Gelukkig bleek haar chauffeur ook van het begripvolle type, zodat ze toch thuisgekomen is.
Een week geleden moest ik naar Balassagyarmat voor een interview. De trein deed er twee uur over, de bus een dik uur, dus de keuze was snel gemaakt. Op het busstation wilde ik een kaartje kopen. "Dat kan alleen op de bus," zei de dame achter het loket streng tegen me. Op de terugweg in Balassagyarmat probeerde ik het weer, maar ook daar kreeg ik te horen dat kaartjes alleen op de bus verkocht werden.
Gisteren moest ik naar een dorpje in de buurt. Zelfde busstation, andere lijn. Bij het loket stond een eindeloze rij mensen abonnementen te regelen en meer rittenkaarten te kopen, bezigheden die gepaard gaan met het uitschrijven van allerlei bonnetjes en die daarom veel tijd kosten. Gezien mijn ervaring een week eerder leek het me meteen verstandig mijn kaartje op de bus te kopen.
"Dat kan niet hier, dat moet daar," vertelde de chauffeur mij. Hij wees in de richting van het busstation. Toen ik hem zei dat hij vermoedelijk vertrokken zou zijn tegen de tijd dat ik daar een kaartje had aangeschaft, knikte hij begripvol en vond een creatieve oplossing. Ik kon blijven zitten en moest bij de volgende halte een kaartje bij hem kopen. Dan kon het namelijk wel. En inderdaad, bij de volgende halte rolde er keurig een kaartje uit zijn automaat.
Toen ik het verhaal later in het dorp aan een paar vrouwen vertelde, bleek dat ik niet de enige was die het wat verwarrend vond. Naar Balassagyarmat moest je het kaartje inderdaad in de bus kopen, wist een van hen te vertellen, maar waarom was ook haar niet duidelijk.
Maar een ander vertelde me dat wachten in de rij voor het loket ook geen zin gehad zou hebben. Daar verkopen ze namelijk helemaal geen gewone kaartjes meer sinds er voor het stationsgebouw een kaartjesautomaat neer is gezet. Een onmogelijke automaat, vertelde ze erbij: "Ik heb er ooit tien minuten voor gestaan en ik heb niet kunnen uitvogelen hoe die werkte." Gelukkig bleek haar chauffeur ook van het begripvolle type, zodat ze toch thuisgekomen is.
woensdag 4 februari 2009
TECHNISCHE KEURING
De auto's op de andere weghelft knipperden waarschuwend, maar we reden niet te hard, de chauffeur had niet gedronken, we hadden de autopapieren bij ons, de verzekering betaald: geen reden om ons zorgen te maken. Dat deden we dus ook niet toen we werden aangehouden in een van de routinematige wegcontroles die de Hongaarse politie begint te organiseren zodra het weer wat mooier is en je als agent liever in het zonnetje staat dan achter je bureau zit.
Maar wat we over het hoofd hadden gezien was dat onze technische keuring, de Hongaarse APK, twee maanden eerder verlopen was. Stom genoeg hadden we onlangs wel gecontroleerd hoe het met de keuring zat, maar er niet bij stilgestaan dat het Hongaarse systeem niet één, maar twee keuringen kent: een technische en een aparte milieukeuring. Dat lijkt me vooral goed van de garagehouders.
Onze milieukeuring was tot november geldig. De technische dus niet.
Een boete, denk je dan. Dat krijg je in Nederland per slot van rekening ook. Dat gaat tegenwoordig zelfs automatisch, heb ik inmiddels begrepen. Wie zijn APK-keuring meer dan twee maanden laat verlopen, krijgt een acceptgiro van 75 euro thuisgestuurd.
Maar zoals we op het punt stonden om uit te vinden, word je in Hongarije meteen van de weg gehaald. Dat wil zeggen, de agent nam onze autopapieren in, krabde een zegeltje van ons nummerbord dat bewijst dat je gekeurd bent, en gaf ons een papiertje mee: daarmee mochten we naar huis rijden (aangezien, zoals het papiertje vermeldde, de auto in zodanige staat was dat er geen gevaar bestond), maar tot de zaak opnieuw gekeurd was, mochten we de auto niet gebruiken.
Hoe we onze papieren terugkregen? Die kregen we niet terug, volgens de agent, zodra we gekeurd waren, zouden we bij de gemeente nieuwe krijgen. Als die bewering had geklopt, zou het wel zo makkelijk zijn geweest. Maar zo simpel lag het dus niet.
Om onze auto te kunnen keuren, hebben we een officieel papier van de gemeente nodig. Daarmee kunnen we naar de garage, dan wordt de auto gekeurd, dan moeten we weer terug naar de gemeente en krijgen we onze autopapieren terug.
De gemeente kan het betreffende document echter pas afgeven, als ze de documenten van de politie heeft gekregen. Volgens het papiertje dat de agent ons gaf, zouden onze autopapieren binnen drie dagen naar de gemeente Vác worden opgestuurd. Maar na drie dagen zei de zeer vriendelijke dame aldaar dat ze nog niets binnen had. Een week later had ze nog steeds niets.
Toen ging er bij mij een lichtje branden. Niet alleen wij zijn verhuisd, onze auto ook. Dat staat ook in onze autopapieren, maar alleen ín de papieren. Op de voorkant staat nog steeds het oude adres, dat in Budapest.
En inderdaad, een rondje bellen leverde op dat onze papieren inmiddels op de deelgemeente van het 12de district lagen. Niet onze fout hoor, meende de agent in Dunakeszi, het politiebureau waar de zaak onder viel: "Wij schrijven alleen maar over wat er op de papieren staat." Niet voor niets vervangen politieagenten in Hongarije onze Belgen in de moppen.
Ook niet onze schuld, meende de dame in het 12de district, die zich in tegenstelling tot haar collega in Vác van haar meest onbehulpzame zijde toonde. Ze zouden alles doorsturen naar Vác, maar dat kon nog wel een paar dagen duren. Nu de documenten eenmaal bij hen liggen, moeten ze namelijk officieel in de boeken worden ingedragen, en ja mevrouw, u bent niet de enige die met dit probleem zit.
Dat klopt, want hoewel ik het verhaal nog niet aan vreselijk veel mensen heb verteld, ben ik er al twee tegengekomen die meteen een begripvol gezicht trokken. Met een beetje pech, zei een van hen, kost het je wel een maand om je auto weer terug te krijgen. Ik blijf optimistisch. We zijn pas anderhalve week heen. En zolang de treinen niet weer gaan staken, redden we het wel, al is het af en toe knap lastig.
Maar je zou voor je zaak maar echt afhankelijk zijn van zo'n auto. Of als je zo ongunstig woont dat je kinderen eigenlijk niet naar school kunnen of jij niet naar je werk? Voor een klein bedrijf dat zijn bedrijfsauto een paar weken kwijt is, kan zo'n grap net de nekslag zijn. En waarom? Omdat een keuring twee maanden verlopen is? Het is eigenlijk te gek voor woorden.
Maar wat we over het hoofd hadden gezien was dat onze technische keuring, de Hongaarse APK, twee maanden eerder verlopen was. Stom genoeg hadden we onlangs wel gecontroleerd hoe het met de keuring zat, maar er niet bij stilgestaan dat het Hongaarse systeem niet één, maar twee keuringen kent: een technische en een aparte milieukeuring. Dat lijkt me vooral goed van de garagehouders.
Onze milieukeuring was tot november geldig. De technische dus niet.
Een boete, denk je dan. Dat krijg je in Nederland per slot van rekening ook. Dat gaat tegenwoordig zelfs automatisch, heb ik inmiddels begrepen. Wie zijn APK-keuring meer dan twee maanden laat verlopen, krijgt een acceptgiro van 75 euro thuisgestuurd.
Maar zoals we op het punt stonden om uit te vinden, word je in Hongarije meteen van de weg gehaald. Dat wil zeggen, de agent nam onze autopapieren in, krabde een zegeltje van ons nummerbord dat bewijst dat je gekeurd bent, en gaf ons een papiertje mee: daarmee mochten we naar huis rijden (aangezien, zoals het papiertje vermeldde, de auto in zodanige staat was dat er geen gevaar bestond), maar tot de zaak opnieuw gekeurd was, mochten we de auto niet gebruiken.
Hoe we onze papieren terugkregen? Die kregen we niet terug, volgens de agent, zodra we gekeurd waren, zouden we bij de gemeente nieuwe krijgen. Als die bewering had geklopt, zou het wel zo makkelijk zijn geweest. Maar zo simpel lag het dus niet.
Om onze auto te kunnen keuren, hebben we een officieel papier van de gemeente nodig. Daarmee kunnen we naar de garage, dan wordt de auto gekeurd, dan moeten we weer terug naar de gemeente en krijgen we onze autopapieren terug.
De gemeente kan het betreffende document echter pas afgeven, als ze de documenten van de politie heeft gekregen. Volgens het papiertje dat de agent ons gaf, zouden onze autopapieren binnen drie dagen naar de gemeente Vác worden opgestuurd. Maar na drie dagen zei de zeer vriendelijke dame aldaar dat ze nog niets binnen had. Een week later had ze nog steeds niets.
Toen ging er bij mij een lichtje branden. Niet alleen wij zijn verhuisd, onze auto ook. Dat staat ook in onze autopapieren, maar alleen ín de papieren. Op de voorkant staat nog steeds het oude adres, dat in Budapest.
En inderdaad, een rondje bellen leverde op dat onze papieren inmiddels op de deelgemeente van het 12de district lagen. Niet onze fout hoor, meende de agent in Dunakeszi, het politiebureau waar de zaak onder viel: "Wij schrijven alleen maar over wat er op de papieren staat." Niet voor niets vervangen politieagenten in Hongarije onze Belgen in de moppen.
Ook niet onze schuld, meende de dame in het 12de district, die zich in tegenstelling tot haar collega in Vác van haar meest onbehulpzame zijde toonde. Ze zouden alles doorsturen naar Vác, maar dat kon nog wel een paar dagen duren. Nu de documenten eenmaal bij hen liggen, moeten ze namelijk officieel in de boeken worden ingedragen, en ja mevrouw, u bent niet de enige die met dit probleem zit.
Dat klopt, want hoewel ik het verhaal nog niet aan vreselijk veel mensen heb verteld, ben ik er al twee tegengekomen die meteen een begripvol gezicht trokken. Met een beetje pech, zei een van hen, kost het je wel een maand om je auto weer terug te krijgen. Ik blijf optimistisch. We zijn pas anderhalve week heen. En zolang de treinen niet weer gaan staken, redden we het wel, al is het af en toe knap lastig.
Maar je zou voor je zaak maar echt afhankelijk zijn van zo'n auto. Of als je zo ongunstig woont dat je kinderen eigenlijk niet naar school kunnen of jij niet naar je werk? Voor een klein bedrijf dat zijn bedrijfsauto een paar weken kwijt is, kan zo'n grap net de nekslag zijn. En waarom? Omdat een keuring twee maanden verlopen is? Het is eigenlijk te gek voor woorden.
zondag 1 februari 2009
ONZIN
Ik zou er inmiddels aan gewend moeten zijn dat politici in Hongarije het niet zo nauw nemen met de waarheid. En dan heb ik het niet over premier Gyurcsány's bekentenis dat zijn partij tijdens de vorige verkiezingscampagne gelogen heeft. Gyurcsány voegde er destijds aan toe dat het maar eens afgelopen moest zijn met al dat gelieg. Zijn collega's trekken zich van die oproep helaas bitter weinig aan.
Neem een recent relletje waar Hongaarse internetforums van vol staan. Vorig jaar oktober kreeg Hongarije miljarden euro's steun van het IMF toen het land als gevolg van internationale financiële speculaties bijna failliet dreigde te gaan. Je zou enige dankbaarheid verwachten. Maar in plaats daarvan heeft de conservatieve parlementarier István Balsai het verhaal de wereld in geholpen dat het IMF als onderpand voor die lening mogelijk de Hongaarse kroon, het parlement of de kerncentrale in Paks zou hebben geëist.
Joost mag weten waar meneer Balsai, die in 2005 uit het christendemocratische MDF werd gegooid en sinds 2006 voor de grootste oppositiepartij Fidesz in het parlement zit, deze onzin vandaan heeft. Het slaat nergens op, zoals het ministerie van binnenlandse zaken ook bevestigde. Wat zou het IMF trouwens met het Hongaarse parlement moeten beginnen? Er zijn hoofdkantoor in vestigen? Verwarmd door electriciteit uit Paks, uiteraard.
Maar de beweringen spelen aardig in op het Hongaarse onderbuikgevoel. De heilige Hongaarse kroon! Het parlement! In handen van het IMF, een organisatie die geleid wordt door een man met de twijfelachtige achternaam Strauss-Kahn. Die verdomde Joden....
En dan is Strauss-Kahn ook nog een socialist, net als premier Gyurcsány. Vandaar dat Strauss-Kahn onlangs bij een bezoek aan Hongarije niet, zoals sommige kranten vooraf hadden voorspeld, de economische politiek van de regering volkomen afkraakte. Twee kameraden, twee handen op één buik, die het land naar de knoppen willen helpen, althans, als je een andere Fidesz-politicus, László Kövér moet geloven. Het moet voor het eerst zijn dat het IMF, volgens anarchisten en anti-globalisten wereldwijd eerder een bolwerk van het internationale kapitalisme, als een socialistische mantelorganisatie is afgedaan.
Het zijn geen eenmalig incidenten. Afgelopen week haalde Fidesz-politicus Tibor Navracsics tijdens een bijeenkomst in Miskolc uit naar de Europese Unie. Voor wie het zich niet kan herinneren: de EU stond, samen met het IMF, in oktober klaar om Hongarije met de toezegging voor een lening uit de problemen te helpen.
Maar Navracsics, de fractieleider van Fidesz in het parlement, zei tegenover zijn gehoor dat Hongarije het verdrag met de EU misschien maar eens opnieuw moest bekijken, want wat had EU-lidmaatschap Hongarije tot nu toe gebracht? Een ernstige economische krisis. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Navracsics, een jurist en politicoloog, ontgaan is dat die krisis een economische ramp op wereldschaal is. En ik vermoed dat hij ook heel goed weet hoeveel erger het in oktober had kunnen aflopen als Hongarije géén lid van de EU was geweest. Niet voor niets verklaarde Fidesz-leider Viktor Orbán ergens in november dat de Hongaarse politici het over één ding eens zijn: het belang van een snelle toetreding tot de euro.
Een dag later verklaarde Navracsics dat zijn woorden anders bedoeld waren en dat hij helemaal niets tegen de EU heeft. Ik ben ervan overtuigd dat dat klopt. Ik ben er ook van overtuigd dat hijzelf zelf niet gelooft dat het verdrag met de EU heronderhandelbaar is. Maar maakt het het beter als een politicus alleen maar naar de EU uithaalt omdat hij klaarblijkelijk denkt dat zijn gehoor dat graag wil horen?
Neem een recent relletje waar Hongaarse internetforums van vol staan. Vorig jaar oktober kreeg Hongarije miljarden euro's steun van het IMF toen het land als gevolg van internationale financiële speculaties bijna failliet dreigde te gaan. Je zou enige dankbaarheid verwachten. Maar in plaats daarvan heeft de conservatieve parlementarier István Balsai het verhaal de wereld in geholpen dat het IMF als onderpand voor die lening mogelijk de Hongaarse kroon, het parlement of de kerncentrale in Paks zou hebben geëist.
Joost mag weten waar meneer Balsai, die in 2005 uit het christendemocratische MDF werd gegooid en sinds 2006 voor de grootste oppositiepartij Fidesz in het parlement zit, deze onzin vandaan heeft. Het slaat nergens op, zoals het ministerie van binnenlandse zaken ook bevestigde. Wat zou het IMF trouwens met het Hongaarse parlement moeten beginnen? Er zijn hoofdkantoor in vestigen? Verwarmd door electriciteit uit Paks, uiteraard.
Maar de beweringen spelen aardig in op het Hongaarse onderbuikgevoel. De heilige Hongaarse kroon! Het parlement! In handen van het IMF, een organisatie die geleid wordt door een man met de twijfelachtige achternaam Strauss-Kahn. Die verdomde Joden....
En dan is Strauss-Kahn ook nog een socialist, net als premier Gyurcsány. Vandaar dat Strauss-Kahn onlangs bij een bezoek aan Hongarije niet, zoals sommige kranten vooraf hadden voorspeld, de economische politiek van de regering volkomen afkraakte. Twee kameraden, twee handen op één buik, die het land naar de knoppen willen helpen, althans, als je een andere Fidesz-politicus, László Kövér moet geloven. Het moet voor het eerst zijn dat het IMF, volgens anarchisten en anti-globalisten wereldwijd eerder een bolwerk van het internationale kapitalisme, als een socialistische mantelorganisatie is afgedaan.
Het zijn geen eenmalig incidenten. Afgelopen week haalde Fidesz-politicus Tibor Navracsics tijdens een bijeenkomst in Miskolc uit naar de Europese Unie. Voor wie het zich niet kan herinneren: de EU stond, samen met het IMF, in oktober klaar om Hongarije met de toezegging voor een lening uit de problemen te helpen.
Maar Navracsics, de fractieleider van Fidesz in het parlement, zei tegenover zijn gehoor dat Hongarije het verdrag met de EU misschien maar eens opnieuw moest bekijken, want wat had EU-lidmaatschap Hongarije tot nu toe gebracht? Een ernstige economische krisis. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Navracsics, een jurist en politicoloog, ontgaan is dat die krisis een economische ramp op wereldschaal is. En ik vermoed dat hij ook heel goed weet hoeveel erger het in oktober had kunnen aflopen als Hongarije géén lid van de EU was geweest. Niet voor niets verklaarde Fidesz-leider Viktor Orbán ergens in november dat de Hongaarse politici het over één ding eens zijn: het belang van een snelle toetreding tot de euro.
Een dag later verklaarde Navracsics dat zijn woorden anders bedoeld waren en dat hij helemaal niets tegen de EU heeft. Ik ben ervan overtuigd dat dat klopt. Ik ben er ook van overtuigd dat hijzelf zelf niet gelooft dat het verdrag met de EU heronderhandelbaar is. Maar maakt het het beter als een politicus alleen maar naar de EU uithaalt omdat hij klaarblijkelijk denkt dat zijn gehoor dat graag wil horen?
Abonneren op:
Posts (Atom)