De bus naar Nógrádsáp? De dame achter het loket op het busstation in Vác verwees me met een vaag armgebaar naar halte nummer drie. Inderdaad, op de kop van het platform stond een bord, met alle plaatsen waar de bussen die hier vertrokken, heengingen.
Bussen, inderdaad, want er stonden er welgeteld vijf, achter elkaar, naast elkaar. Welke de mijne was, was me een raadsel, want de enkele bus die boven de voorruit een bord met zijn bestemming had, scheen naar Budapest te gaan. Vragen leek de enige oplossing. De ene ging naar Penc, vertelde een wachtende mevrouw bij die bus me. De andere naar Csövár, een dorpje net voorbij Penc. De derde ging naar Legénd, het buurdorp van Nógrádsáp. De vierde bleek inderdaad naar Nógrádsáp te gaan. En de vijfde ging voorlopig nergens heen, maar dat zou ik pas bij vertrek ontdekken.
Om 14.10 startte onze chauffeur de bus. Mij was een raadsel hoe hij weg wilde rijden, want we stonden volledig ingeklemd tussen de andere vier bussen. Maar dat raadsel loste zich op, toen ook de chauffeurs van de drie andere bussen hun motoren startten. Daar vertrokken we, in colonne.
In colonne reden we door Vác en door het aangrenzende Rád. In het daaropvolgende Penc had één van de bussen zijn eindbestemming bereikt en sloeg de ander af richting Csövár. De bus richting Legénd en die richting Nógrádsáp vervolgden gezamelijk hun weg.
Bij mij was tegen die tijd het licht uitgegaan. Ik weet dat het maken van dienstregelingen een kunst is, waar zelfs de wiskunde zijn tanden op stukbijt. Maar vier bussen op dezelfde tijd in dezelfde richting laten vertrekken, waarvan twee met eindbestemmingen die slechts vijf kilometer uit elkaar liggen?
Een beetje meer spreiding, een bus die een stukje doorrijdt naar het volgende dorp en je zou een geweldige service hebben. De inwoners van Rád en Penc zouden iedere tien minuten een bus naar Vác kunnen nemen, in plaats van de huidige situatie, waarin een paar bussen tegelijkertijd langskomen en er vervolgens drie kwartier of een uur lang géén bus rijdt.
En de inwoners van Legénd en Nógrádsáp zouden pakweg ieder half uur een bus naar de stad kunnen nenem, inplaats van één keer per uur, of zelfs één keer in de twee uur. Je hoeft geen mathematicus te zijn om dat te bedenken. En als je dan nog af en toe een monteur door de bus stuurt die zorgt dat de rugleuningen van de stoelen niet op half zeven hangen, kan niemand nog over je service klagen.
Maar Volán is een staatsbedrijf, en dat merk je. Knorrige lokettistes, slechte informatie, matige service: zolang vadertje staat te hulp springt als de bedrijfskas weer eens leeg is, zal dat vermoedelijk niet veranderen. En ondertussen stappen steeds meer dorpsbewoners over op de auto.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten