Al zijn er geen concrete verkiezingen in zicht, de Hongaarse politiek is in campagnestemming. Fidesz bereidt zich voor op vervroegde verkiezingen die dit jaar zouden moeten plaatsvinden - als de regering valt. De MSzP bereidt zich voor op de verkiezingen die over twee jaar plaatsvinden - als de regering niet valt. Fidesz rekent op een tweederde meerderheid en plant maar liefst twaalf jaar te gaan regeren. De MSzP zou zichzelf spekkoper mogen noemen als ze een gewone meerheid zouden krijgen.
Maar als iemand me zou vragen, wat de diverse politieke partijen nu eigenlijk willen, zou ik het antwoord schuldig moeten blijven. Ik heb geen idee. En wat meer is, niemand heeft een idee. Een van de belangrijkste kenmerken van de Hongaarse politiek is dat de grote partijen vooral de ander aanvallen, maar zorgvuldig verzwijgen wat voor programma ze zelf hebben, uit angst dat de andere partij dat tegen hen zal gebruiken.
Oppositiepartij Fidesz geeft dat openlijk toe. Al voor de verkiezingen in 2006 zeiden Fideszpolitici zoals de huidige fractieleider Tibor Navracsics, dat ze in de campagne niet zouden zeggen wat ze als regering van plan waren, omdat dat alleen maar tegen je gebruikt kan worden. Hij verwees toen naar Angela Merkel, die kort daarvoor haar populariteit ook omlaag had zien tuimelen toen ze eerlijk zei dat ze zeker ook onplezierige maatregelen zou moeten nemen.
Onlangs deed oppositieleider Viktor Orbán in besloten gezelschap wel uitspraak deed over een aantal zaken. Het had allemaal binnenskamers moeten blijve, maar iemand liet een bandje meelopen, zodat we nu weten wat we niet hadden mogen weten. Bijvoorbeeld daarover dat Orbán de bouw van de vierde metro en een aantal snelwegen wil stopzetten als hij premier wordt, om corruptiepraktijken aan te pakken.
Dat maakt je als partij natuurlijk niet geliefd in de hoofdstad. Boedapest heeft al een gigantisch gat in het midden van de stad omdat de vorige Orbánregering van de ene dag op de andere de bouw van het Nationale Theater in het stadscentrum liet stopzetten. Ook toen schortte de Fidesz-regering de bouw van de metro op. Het verschil was wel dat er destijds nog geen spa de grond in was gegaan, terwijl er nu een aantal metrostations op een verbindende tunnel ligt te wachten. Over kapitaalvernietiging gesproken.
Maar Orbán's uitspraak die het langste nazingt, is zijn plan om de pensioenen wil bevriezen. Hoewel ieder zinnig mens zou moeten erkennen dat er iets moet gebeuren aan het Hongaarse pensioenprobleem, hebben de socialisten die gelegenheid met dank aangegrepen om Fidesz aan te vallen. Van de pensioenen blijven we af, beloofde premier Ferenc Gyurcsány prompt. Per slot van rekening heeft de MSzP nogal wat oude kiezers.
Maar de regering op haar beurt wil wel wat gaan doen aan Hongarije's uitzinnige regeling voor bevallingsverlof, die ibhoudt dat moeders drie jaar thuis kunnen blijven. Als ze binnen die tijd nog een kind krijgen, wordt de periode gewoon weer met drie jaar verlengd. Met een beetje handige spreiding kun je zo acht of negen jaar van je werk wegblijven, terwijl er al die tijd een arbeidsplaats op je moet staan te wachten.
Als ik werkgever was, zou ik er twee keer over na denken voor ik een jonge vrouw in dienst nam, zeker als ik een klein bedrijf had. Wie kan zich zo'n regeling veroorloven, behalve een socialistisch staatsbedrijf? Daarnaast is het natuurlijk bepaald niet bevorderlijk voor je carriere als je jaren en jaren thuis blijft zitten.
Maar het idee om die regeling af te schaffen, is door Fidesz uiteraard aangegrepen om de regering aan te vallen. Zo gaat het feitelijk met alle voorstellen die op tafel komen: of Fidesz, of de MSzP grijpt ze aan om de andere partij onderuit te halen.
Laat Fidesz doorschemeren iets te willen doen aan de torenhoge belastingen? Prompt belooft de premier dat er voorlopig geen wezenlijke belastingverlagingen zullen komen, omdat dat meer bezuinigingen betekent en dat wil hij de mensen niet aandoen.
Een politiek debat, waarin van beide zijden liefst met cijfers onderbouwde argumenten worden aangedragen, ontbreekt ten ene male. En iedereen vindt dat normaal. Natuurlijk laat je niet het achterste van je tong zien. Je zou wel gek zijn.
Toen een Nederlandse collega onlangs in een gesprek met een politiek analyst uitlegde dat partijen in Nederland hun verkiezingsprogramma laten doorrekenen door de Algemene Rekenkamer, viel die man van verbazing bijna van zijn stoel. Alleen al het bestaan van een Algemene Rekenkamer die door iedereen wordt vertrouwd, vond hij een wonderbaarlijk verschijnsel.
Ook in omringende landen heeft het politiek debat over het algemeen geen erg hoog niveau. Maar hoe laag het in Hongarije gezakt is, blijkt wel uit het feit dat in buurland Slowakije een krant onlangs een kritisch stuk schreef over het Hongaarse politieke klimaat en het gebrek aan echte discussie.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
zaterdag 31 mei 2008
woensdag 21 mei 2008
VERZAMELWOEDE
Het begon allemaal met goede jeugdherinneringen. Als kind verbleef György Barna iedere zomervakantie bij familie op het platteland. Het was een dorp waar oude tradities werden geëerd en waar oude handvaardigheden nog een sprankelend leven leidden. Eenmaal volwassen waren het die goede herinneringen die hem op zoek deden gaan naar voorwerpen die dat dorpsleven vertegenwoordigden: werktuigen, gebruiksvoorwerpen en niet in de laatste plaats klederdracht.
Daar bleef het niet bij. De Miskolcse zakenman Barna is een rasverzamelaar, met een voorliefde voor oude boeken, oude bijbels, mineralen, oude typmachines, microscopen, oude fototoestellen... voor eigenlijk alles. In dertig jaar tijd verzamelde hij alles wat los en vast zat, tot niet alleen zijn eigen garage, zolder en kelder, maar ook die van de buren tot de nok toe gevuld waren.
Een arm jongetje is Barna al lang niet meer. Zijn bedrijf Lézerpont is het grootste grafisch ontwerpbureau van Miskolc en omgeving, verantwoordelijk voor billboard, boeken, reclamefolders en de brochure van het plaatselijke operafestival. Barna kon zich veroorloven wat veel verzamelaars niet kunnen: zijn collectie voor het publiek open te stellen. Dit voorjaar opende de Lézerpont Látváytár, zijn privémuseum in Miskolc.
"Verzamelaars zijn over het algemeen treurige mensen," zegt Barna, "Want ze realiseren zich dat het eigenlijk allemaal om niet is wat ze doen. Als ze sterven, hebben hun kinderen zelden belangstelling voor al die spullen. In het ergste geval gaat het gewoon de vuilnisbak in, maar zelfs als een verzameling naar het museum gaat, gaat de ziel verloren. Een curator behandelt een collectie nooit op dezelfde wijze als de oude eigenaar. Het worden losse stukken die geen verband meer met elkaar hebben.
De luxe van een eigen museum kan vrijwel niemand zich veroorloven, maar sinds de opening van de Lézer Látványtár mag Barna zich verheugen in de warme belangstelling van andere verzamelaars die hem ter zijner tijd graag hun stukken willen nalaten. Als hij ze wil hebben, weet de vorige eigenaar in ieder geval zeker dat ze dan in goede handen zijn.
Enkele jaren geleden begon Barna met hulp van familie en vrienden zijn enorme collectie te sorteren. Dat leidde tot een aantal zelfstandige verzamelingen. Zonder enige twijfel de meest kostbare zijn de klederdrachten, enkele honderden historische en nieuwe, volledige en minder volledige kostuums uit heel Hongarije en uit de Hongaarse gebieden over de grenzen. Ze vormen een apart deel van de tentoonstelling en je mag er alleen met plastic zakjes over je schoenen in. Tegen het stof, legt een dame uit, want het onderhoud van zo'n collectie textiel is bepaald niet simpel.
De oude typmachines, fototoestellen, de volledig ingerichte kapper en de andere oude werkplaatsen zijn bekijkenswaardig. Maar echt opmerkelijk is Barna's collectie memoria aan de communistische tijd. Tussen rode vlaggen, Leninbeelden, Stalin- en propagandaposters en Rákosiportretten staan vitrines met tal van gebruiksvoorwerpen uit die jaren: zeep, lucifersdoosjes, sigaretten, radio's van het merk 'Népszuper'(Volkssuper), schoolschriften, motoren, aluminium pannen en vergieten, meubels, je kunt er zo een heel huis mee inrichten.
Het is geen politieke verzameling, het is puur bedoeld als herinnering, en zo ervaren de bezoekers het ook, zegt Barna. "Voor veel mensen is het een feest van herkenning. Die jaren worden nomraal gesproken weggestopt. Behalve het Terrorháza in Budapest is er eigenlijk geen plek waar je iets van die tijd terug kunt zien en in het Terrorháza staan die spullen in een politieke context. Maar mensen vinden het geweldig om simpelweg al die spullen uit hun jeugd weer te zien. Het Terrorháza is politiek heel beladen, maar ik heb nog niet één iemand gehad die zich kwaad maakte over deze verzameling.
Wie verlangt naar een vleugje communistische nostalgie, reppe zich dus naar Miskolc. De toegang is 1200 forint, en daarbij is het bezoek aan de oude werkplaatsen ook inbegrepen. Wie overigens alle verzamelingen wil zien, moet aanzienlijk dieper in de buidel tasten, want voor de klederdrachten en de optische instrumenten gelden aparte toegangsprijzen.
dinsdag 20 mei 2008
FIJNSTOF
Jó levegő, goede lucht. Een meer Hongaarse aanprijzing van de goede kanten van een bepaalde plek ken ik haast niet. Het landschap mag mooi zijn, de bossen indrukwekkend, het dorp lieflijk, maar voor al het andere roepen plattelanders als eerste dat de lucht in hun dorp zo goed is. Als je uit Budapest komt, moet dié kwaliteit je toch vooral aanspreken.
Ze hebben geen ongelijk met hun vooroordeel over de lucht in de grote stad, blijkt uit een recent onderzoek. In het kader van het Europese Vectorproject, dat onderzoek doet naar fijnstof in steden, fietsten onderzoekers met meetapparatuur in hun rugzak en een video op de fiets gemonteerd door de Hongaarse hoofdstad. Hetzelfde onderzoek, oorspronkelijk een initiatief van Nederlandse fietsersorganisaties, vindt plaats in Utrecht, Hamburg en Vilnius.
Hoe het in Vilnius uitpakte, weet ik niet, maar in Budapest blijkt pakweg dubbel zoveel fijnstof in de lucht te zitten als in Utrecht en Hamburg, 30.000 tot 40.000 deeltjes per vierkante centimeter, met pieken tot 200.000 deeltjes.
Wie de stad een beetje kent, kan zelf bedenken waar de hoeveelheid fijnstof het allerhoogste is: in de tunnel onder de burchtheuvel. Niet voor niets staat bij de ingang een waarschuwing dat fietsers en voetgangers de doorgang beter kunnen mijden. Het is kiezen of delen: een paar minuten superluchtvervuiling, of kilometers omfietsen.
Toch is de luchtkwaliteit in Budapest de afgelopen jaren niet slechter geworden. Begin jaren negentig waren er weliswaar veel minder auto's in de stad, maar stuk voor stuk braakten ze een zwarte pluim roet uit en bovendien zoveel lood, dat het voor kinderen onverantwoord was om in het centrum te wonen.
Het modernere wagenpark heeft wat dat betreft wel wat verbeterd, maar het Vektoronderzoek laat precies zien waar de schoen wringt. De metingen zoijn gecombineerd met een video van de fietstocht, en daardoor is precies te zien wanneer de hoeveelheid fijnstof omhooggaat: bijvoorbeeld als er een bus langsrijdt. De oude Ikarusbussen zijn het ergst, maar de nieuwe Volvobussen kunnen er ook wat van.
Daarnaast is er een nieuwe bron van vervuiling: de steeds populairder wordende scootertjes. Hongaren kopen bij voorkeur de allergoedkoopste modellen en die dingen hoeven in tegenstelling tot auto's aan geen enkele milieunorm te voldoen.
De conclusie zou kunnen zijn dat je voor je eigen gezondheid beter in de auto kunt zitten en bijdragen aan de productie van fijnstof, dan milieubewust op de fiets stappen. Maar schijn bedriegt.
Eerder Belgisch onderzoek had al uitgewezen dat automobilisten meer, niet minder last hebben van fijnstof. De Hongaren hebben de Vectorapparatuur in een auto gezet en kwamen tot dezelfde conclusie.
De reden? Als je met de auto door de tunnel rijdt, houdt het luchtfilter van de ventilatie weliswaar de grotere stofdeeltjes tegen, zodat er geen 200.000 stofdeeltjes, maar 'slechts' 150.000 deeltjes per kubieke centimeter lucht in de auto doordringen.
Maar als fietser profiteer je buiten de tunnel meteen van de schonere lucht bij de Donau. Als automobilist moet je nog minutenlang rijden voor het ventilatiesysteem zoveel stof naar buiten heeft gewerkt dat de lucht in je auto weer even schoon - of vies - is als voor dat je de tunnel inreed.
Ze hebben geen ongelijk met hun vooroordeel over de lucht in de grote stad, blijkt uit een recent onderzoek. In het kader van het Europese Vectorproject, dat onderzoek doet naar fijnstof in steden, fietsten onderzoekers met meetapparatuur in hun rugzak en een video op de fiets gemonteerd door de Hongaarse hoofdstad. Hetzelfde onderzoek, oorspronkelijk een initiatief van Nederlandse fietsersorganisaties, vindt plaats in Utrecht, Hamburg en Vilnius.
Hoe het in Vilnius uitpakte, weet ik niet, maar in Budapest blijkt pakweg dubbel zoveel fijnstof in de lucht te zitten als in Utrecht en Hamburg, 30.000 tot 40.000 deeltjes per vierkante centimeter, met pieken tot 200.000 deeltjes.
Wie de stad een beetje kent, kan zelf bedenken waar de hoeveelheid fijnstof het allerhoogste is: in de tunnel onder de burchtheuvel. Niet voor niets staat bij de ingang een waarschuwing dat fietsers en voetgangers de doorgang beter kunnen mijden. Het is kiezen of delen: een paar minuten superluchtvervuiling, of kilometers omfietsen.
Toch is de luchtkwaliteit in Budapest de afgelopen jaren niet slechter geworden. Begin jaren negentig waren er weliswaar veel minder auto's in de stad, maar stuk voor stuk braakten ze een zwarte pluim roet uit en bovendien zoveel lood, dat het voor kinderen onverantwoord was om in het centrum te wonen.
Het modernere wagenpark heeft wat dat betreft wel wat verbeterd, maar het Vektoronderzoek laat precies zien waar de schoen wringt. De metingen zoijn gecombineerd met een video van de fietstocht, en daardoor is precies te zien wanneer de hoeveelheid fijnstof omhooggaat: bijvoorbeeld als er een bus langsrijdt. De oude Ikarusbussen zijn het ergst, maar de nieuwe Volvobussen kunnen er ook wat van.
Daarnaast is er een nieuwe bron van vervuiling: de steeds populairder wordende scootertjes. Hongaren kopen bij voorkeur de allergoedkoopste modellen en die dingen hoeven in tegenstelling tot auto's aan geen enkele milieunorm te voldoen.
De conclusie zou kunnen zijn dat je voor je eigen gezondheid beter in de auto kunt zitten en bijdragen aan de productie van fijnstof, dan milieubewust op de fiets stappen. Maar schijn bedriegt.
Eerder Belgisch onderzoek had al uitgewezen dat automobilisten meer, niet minder last hebben van fijnstof. De Hongaren hebben de Vectorapparatuur in een auto gezet en kwamen tot dezelfde conclusie.
De reden? Als je met de auto door de tunnel rijdt, houdt het luchtfilter van de ventilatie weliswaar de grotere stofdeeltjes tegen, zodat er geen 200.000 stofdeeltjes, maar 'slechts' 150.000 deeltjes per kubieke centimeter lucht in de auto doordringen.
Maar als fietser profiteer je buiten de tunnel meteen van de schonere lucht bij de Donau. Als automobilist moet je nog minutenlang rijden voor het ventilatiesysteem zoveel stof naar buiten heeft gewerkt dat de lucht in je auto weer even schoon - of vies - is als voor dat je de tunnel inreed.
maandag 19 mei 2008
KRUIDENDOKTER
Als zesjarig kind al ging György Szabo met zijn grootmoeder mee als ze kruiden ging zoeken. Oma Bori was een traditionele kruidengenezeres, net als haar moeder, haar grootmoeder en haar betovergrootmoeder. Veel Hongaarse dorpen hadden vroeger zo'n vrouw, die alles van kruiden wist en die voor mensen die de dokter niet konden betalen, vaak de enige bron van medische zorg was.
Na de dood van haar man trok ze in bij Gyuri's ouders, op een armmoedige boerderij aan de rand van Miskolc. Al snel deed het verhaal van haar kennis de ronde en meldden zich buren, met hun eigen kwalen en die van hun beesten. Toen zijn oma stierf was György, Gyuri zoals hij in familiekring werd genoemd, veertien. De kennis die hij van haar had opgedaan, zat in zijn hoofd, maar hij zou er jarenlang niets mee doen.
Pas toen hij op een tentoonstelling over de landinname van Hongarije wat las over de geneeskrachtige kruiden die de verre Hongaarse voorouders hadden gebruikt, leefde zijn belangstelling weer op: veel van de geneeswijzen die daar beschreven werden, waren precies dezelfde als zijn grootmoeder had gebruikt om mensen en dieren in haar dorp te genezen.
Voor Szabo was dat aanleiding om zich weer in de kennis van zijn voorouders te verdiepen. Hij heeft in de loop der jaren een grote kennis over geneeskrachtige kruiden opgebouwd. Zijn woonplaats Bukkszentkereszt ligt in het Hongaarse Bukkgebergte, een natuurgebied waar de wilde kruiden nog in rijke hoeveelheden voor handen zijn en de nu tachtigjarige trekt er nog regelmatig op uit om kruiden te verzamelen. Kruiden kweken doet hij zo min mogelijk, al is het voor een product vanwege de grote vraag wel nodig: zijn thee tegen suikerziekte.
Hongaren nemen geneeskrachtige kruiden serieus. Iedere apotheek heeft naast gewone medicijnen geneeskrachtige thee voor allerlei kwalen te kopen en iedere wat grotere plaats heeft wel een 'bio-apotheek' waar je kruidenmengels en kruidendrankjes kunt kopen. Huisartsen schrijven kamillethee voor als geneesmiddel tegen alle kwalen.
Toch, vreest Szabo, is zijn kennis aan het uitsterven, want er zijn nog maar een paar mensen die zoveel van kruiden weten als hij. Hij probeert dan ook zoveel mogelijk door te geven, via boeken, maar ook via lezingen die hij in ziekenhuizen en universiteiten houdt.
SUIKERZIEKTE
Enkele jaren geleden liep Szabo een oude schoolvriend tegen het lijf, die al jaren bleek te worstelen met suikerziekte. Naar aanleiding van diens symptomen en met behulp van een recept dat hij geerfd had van een familie van kruidengenezers ontwikkelde Szabo een speciale thee voor suikerziektepatienten die ervoor dat zijn vriend's bloedsuikerspiegel stabiliseerde en diens klachten grotendeels verdwenen.
De thee zorgt er volgens Szabo ondermeer voor dat de opname van glucose door het lichaam geleidelijker plaatsvindt, waardoor pieken en dalen in de bloedsuikerspiegel worden voorkomen. De Diabess-thee is inmiddels het succesnummer van Pharmaherb, het bedrijfje dat Szabo enkele jaren geleden samen met zijn dochter Zsuzsa oprichtte. De resultaten zijn verbluffend, zegt hij. Vooral bij mensen met diabetes 2 heeft de thee enorm effect, maar ook mensen met diabetes 1 profiteren ervan, zegt hij.
Szabo zou zijn thee graag wetenschappelijk laten onderzoeken, maar mist daartoe het geld. Wel heeft hij van het Hongaarse Nationale Geneesmiddelen Instituut het groene licht gekregen, omdat een dergelijke thee nergens anders op de wereld wordt gemaakt. Bijeffecten heeft de thee niet, zegt hij. Baat het niet, schaden doet het in ieder geval ook niet.
Na de dood van haar man trok ze in bij Gyuri's ouders, op een armmoedige boerderij aan de rand van Miskolc. Al snel deed het verhaal van haar kennis de ronde en meldden zich buren, met hun eigen kwalen en die van hun beesten. Toen zijn oma stierf was György, Gyuri zoals hij in familiekring werd genoemd, veertien. De kennis die hij van haar had opgedaan, zat in zijn hoofd, maar hij zou er jarenlang niets mee doen.
Pas toen hij op een tentoonstelling over de landinname van Hongarije wat las over de geneeskrachtige kruiden die de verre Hongaarse voorouders hadden gebruikt, leefde zijn belangstelling weer op: veel van de geneeswijzen die daar beschreven werden, waren precies dezelfde als zijn grootmoeder had gebruikt om mensen en dieren in haar dorp te genezen.
Voor Szabo was dat aanleiding om zich weer in de kennis van zijn voorouders te verdiepen. Hij heeft in de loop der jaren een grote kennis over geneeskrachtige kruiden opgebouwd. Zijn woonplaats Bukkszentkereszt ligt in het Hongaarse Bukkgebergte, een natuurgebied waar de wilde kruiden nog in rijke hoeveelheden voor handen zijn en de nu tachtigjarige trekt er nog regelmatig op uit om kruiden te verzamelen. Kruiden kweken doet hij zo min mogelijk, al is het voor een product vanwege de grote vraag wel nodig: zijn thee tegen suikerziekte.
Hongaren nemen geneeskrachtige kruiden serieus. Iedere apotheek heeft naast gewone medicijnen geneeskrachtige thee voor allerlei kwalen te kopen en iedere wat grotere plaats heeft wel een 'bio-apotheek' waar je kruidenmengels en kruidendrankjes kunt kopen. Huisartsen schrijven kamillethee voor als geneesmiddel tegen alle kwalen.
Toch, vreest Szabo, is zijn kennis aan het uitsterven, want er zijn nog maar een paar mensen die zoveel van kruiden weten als hij. Hij probeert dan ook zoveel mogelijk door te geven, via boeken, maar ook via lezingen die hij in ziekenhuizen en universiteiten houdt.
SUIKERZIEKTE
Enkele jaren geleden liep Szabo een oude schoolvriend tegen het lijf, die al jaren bleek te worstelen met suikerziekte. Naar aanleiding van diens symptomen en met behulp van een recept dat hij geerfd had van een familie van kruidengenezers ontwikkelde Szabo een speciale thee voor suikerziektepatienten die ervoor dat zijn vriend's bloedsuikerspiegel stabiliseerde en diens klachten grotendeels verdwenen.
De thee zorgt er volgens Szabo ondermeer voor dat de opname van glucose door het lichaam geleidelijker plaatsvindt, waardoor pieken en dalen in de bloedsuikerspiegel worden voorkomen. De Diabess-thee is inmiddels het succesnummer van Pharmaherb, het bedrijfje dat Szabo enkele jaren geleden samen met zijn dochter Zsuzsa oprichtte. De resultaten zijn verbluffend, zegt hij. Vooral bij mensen met diabetes 2 heeft de thee enorm effect, maar ook mensen met diabetes 1 profiteren ervan, zegt hij.
Szabo zou zijn thee graag wetenschappelijk laten onderzoeken, maar mist daartoe het geld. Wel heeft hij van het Hongaarse Nationale Geneesmiddelen Instituut het groene licht gekregen, omdat een dergelijke thee nergens anders op de wereld wordt gemaakt. Bijeffecten heeft de thee niet, zegt hij. Baat het niet, schaden doet het in ieder geval ook niet.
zondag 4 mei 2008
GEWONNEN
"Met vreugde deel ik u mee dat uw zoon een plaats op onze school gewonnen heeft." Gewonnen, het staat er echt: onze zoon is niet gewoon toegelaten, hij heeft zijn plek gewonnen.
Zo voelt het ook, als een overwinning. Op wat, weer ik niet precies. Op een schmimmig, ongrijpbaar systeem, waar je als ouder en kind geen enkele grip op hebt, en waarvan je voortdurend het gevoel hebt dat er van alles wordt geritseld en gerommeld.
Zelfs als dat gevoel niet terecht zou zijn, is de toelating tot de middelbare school zo'n ondoorzichtige procedure dat je er niet aan ontkomt. En dat is meestal een veeg teken, want ondoorzichtige procedures vrágen om gerommel en geritsel, zeker in een situatie waar de vraag groot en het aanbod schaars is.
Hongarije heeft, zo kritiseerde een of ander EU-rapport onlangs ook, een buitengewoon gespleten schoolsysteem. Er zijn enkele topscholen, waar iedereen zijn kind graag naar toe ziet gaan, omdat die de beste garantie geven op een goed eindexamen en dus toelating tot een goede universiteit. Daarbuiten is er een groot aantal scholen waarvan de resultaten aanzienlijk minder zijn.
Die goede scholen concentreren zich, hoe kan het anders in zo'n centralistisch land als Hongarije, vooral in Boedapest. Het gaat om zo'n tiental scholen, met een zeer beperkt aantal plaatsen, waar zich honderden leerlingen om verdringen.
In februari deed onze zoon zijn schriftelijke toelatingsexamen. Er leek geen wolkje aan de lucht: met negentig van de honderd punten leek het mondelinge examen een formaliteit en een plek op een van de goede scholen verzekerd, zeiden zijn leraren en al onze vrienden die in het onderwijs zaten.
Het liep anders. Op alle drie de scholen waar we hem voor het mondeling hadden opgegeven, belandde hij op de wachtlijst. Op zich geen ramp, want er verschuift nog heel wat: alle kinderen zijn op meerdere scholen ingeschreven, en de echte goede leerlingen zie je op alle scholen ergens bovenaan eindigen, terwijl ze uiteindelijk maar naar één school toekunnen. Maar hij stond overal op een plaats waarvan nog maar twijfelachtig was of hij het ooit zou halen.
Wat er fout ging, en of er iets fout ging, weten we niet, want je krijgt van die mondelinge examens geen uitslag. Het blijft dus totaal duister op basis waarvan een kind het goed of slecht gedaan heeft, wat niet alleen voor ons, maar ook voor onze zoon erg onplezierig en demotiverend was.
De directeur van een van de scholen waar we onze zoon hadden ingeschreven, was de broer van Gyula, een goede vriend van ons. Gyula greep dan ook prompt naar de telefoon. "Jammer dat je pas na het mondeling belt, anders had ik makkelijk wat kunnen doen," was het antwoord van zijn broer, die eraan toevoegde dat we maar terug moesten bellen, mocht onze zoon onverhoopt nergens worden opgenomen.
Dat was aan de ene kant prettig om te weten, maar voelde aan de andere kant niet lekker. Wel erg Hongaars, een kruiwagen, maar dat was ook precies wat ons in de hele procedure dwars zat: het gevoel dat het niet puur om de prestatie meer ging, maar dat we moesten opboxen tegen allerlei kruiwagens. Eén van de scholen schreef dat eigenlijk al op zijn website: kinderen van ouders en grootouders die ook al op de school hadden gezeten, hebben de voorkeur. Daar kun je als nieuwkomer in een land niet tegenop, nietwaar?
Hongaren zijn er zelf van overtuigd dat er bij de toelating corruptie in het spel was. De zuster van een vriendin riep, toen ze hoorde op welke scholen we onze zoon hadden ingeschreven, over één school: oh daar, daar komt-ie nooit op, daar kom je alleen op met protectie.
Laat dat nou precies de school zijn waar hij wel toegelaten is. Zonder telefoontje, zonder kruiwagen. Gewoon, omdat hij zijn plek heeft 'gewonnen'. Al weten we nog steeds niet precies hoe, we zijn er in ieder geval erg blij mee.
Zo voelt het ook, als een overwinning. Op wat, weer ik niet precies. Op een schmimmig, ongrijpbaar systeem, waar je als ouder en kind geen enkele grip op hebt, en waarvan je voortdurend het gevoel hebt dat er van alles wordt geritseld en gerommeld.
Zelfs als dat gevoel niet terecht zou zijn, is de toelating tot de middelbare school zo'n ondoorzichtige procedure dat je er niet aan ontkomt. En dat is meestal een veeg teken, want ondoorzichtige procedures vrágen om gerommel en geritsel, zeker in een situatie waar de vraag groot en het aanbod schaars is.
Hongarije heeft, zo kritiseerde een of ander EU-rapport onlangs ook, een buitengewoon gespleten schoolsysteem. Er zijn enkele topscholen, waar iedereen zijn kind graag naar toe ziet gaan, omdat die de beste garantie geven op een goed eindexamen en dus toelating tot een goede universiteit. Daarbuiten is er een groot aantal scholen waarvan de resultaten aanzienlijk minder zijn.
Die goede scholen concentreren zich, hoe kan het anders in zo'n centralistisch land als Hongarije, vooral in Boedapest. Het gaat om zo'n tiental scholen, met een zeer beperkt aantal plaatsen, waar zich honderden leerlingen om verdringen.
In februari deed onze zoon zijn schriftelijke toelatingsexamen. Er leek geen wolkje aan de lucht: met negentig van de honderd punten leek het mondelinge examen een formaliteit en een plek op een van de goede scholen verzekerd, zeiden zijn leraren en al onze vrienden die in het onderwijs zaten.
Het liep anders. Op alle drie de scholen waar we hem voor het mondeling hadden opgegeven, belandde hij op de wachtlijst. Op zich geen ramp, want er verschuift nog heel wat: alle kinderen zijn op meerdere scholen ingeschreven, en de echte goede leerlingen zie je op alle scholen ergens bovenaan eindigen, terwijl ze uiteindelijk maar naar één school toekunnen. Maar hij stond overal op een plaats waarvan nog maar twijfelachtig was of hij het ooit zou halen.
Wat er fout ging, en of er iets fout ging, weten we niet, want je krijgt van die mondelinge examens geen uitslag. Het blijft dus totaal duister op basis waarvan een kind het goed of slecht gedaan heeft, wat niet alleen voor ons, maar ook voor onze zoon erg onplezierig en demotiverend was.
De directeur van een van de scholen waar we onze zoon hadden ingeschreven, was de broer van Gyula, een goede vriend van ons. Gyula greep dan ook prompt naar de telefoon. "Jammer dat je pas na het mondeling belt, anders had ik makkelijk wat kunnen doen," was het antwoord van zijn broer, die eraan toevoegde dat we maar terug moesten bellen, mocht onze zoon onverhoopt nergens worden opgenomen.
Dat was aan de ene kant prettig om te weten, maar voelde aan de andere kant niet lekker. Wel erg Hongaars, een kruiwagen, maar dat was ook precies wat ons in de hele procedure dwars zat: het gevoel dat het niet puur om de prestatie meer ging, maar dat we moesten opboxen tegen allerlei kruiwagens. Eén van de scholen schreef dat eigenlijk al op zijn website: kinderen van ouders en grootouders die ook al op de school hadden gezeten, hebben de voorkeur. Daar kun je als nieuwkomer in een land niet tegenop, nietwaar?
Hongaren zijn er zelf van overtuigd dat er bij de toelating corruptie in het spel was. De zuster van een vriendin riep, toen ze hoorde op welke scholen we onze zoon hadden ingeschreven, over één school: oh daar, daar komt-ie nooit op, daar kom je alleen op met protectie.
Laat dat nou precies de school zijn waar hij wel toegelaten is. Zonder telefoontje, zonder kruiwagen. Gewoon, omdat hij zijn plek heeft 'gewonnen'. Al weten we nog steeds niet precies hoe, we zijn er in ieder geval erg blij mee.
vrijdag 2 mei 2008
AFSCHEID
Fietsend door de straat passeer ik tientallen feestelijk en stemmig geklede mensen, allemaal met een peperduur boeket in hun handen, allemaal op weg naar hetzelfde doel. Een begrafenis? Daarvoor kijken ze te vrolijk. Een huwelijk? Dan neem je als gasten toch niet allemaal bloemen mee?
Pas 's middags, als ik op straat groepjes meisjes en jongens in witte bloezen en zwarte rokken of broeken zie lopen, valt het kwartje: ballagás! Het jaarlijkse afscheid van de hoogste schoolklassen, een hele gebeurtenis die merkwaardigerwijs vóór het echte eindexamen plaatsvindt.
Dat zegt iets: het examen is echt het einde van je schooltijd, zakken is niet mogelijk, je kunt hooguit zo'n belazerd resultaat halen dat je er verder weinig mee kunt, maar het eindexamenjaar nog een keertje overdoen zit er niet in.
In Hongarije ga je niet ongemerkt van school af. De ballagás is een uitgebreid feest, niet onvergelijkbaar met andere mijlpalen in het leven zoals de eerste communie voor katholieke kinderen, de verloving of het huwelijk. En zoals bij zo'n mijlpaal hoort, moet de portemonnee flink open worden getrokken.
Om te beginnen moet de school worden versierd, al is daar voor de portemonnee wel een mouw aan te passen: de ballagás valt samen met de bloei van de seringen, en seringen lenen zich goed voor versiering en groeien bovendien overal langs de kant van de weg. Die struiken moeten het dan ook behoorlijk ontgelden.
Onderdeel van de feestelijkheden zijn uiteraard veel toespraken met roerende herinneringen, maar ook een rondgang door de hele school, waarbij de vertrekkende leerlingen worden toegezongen met uiterst droevige liederen die duidelijk maken dat ze op de drempel staan van het ernstige leven. Aan het einde van dat alles geven de ouders hun kind een bloemenboeket, en aangezien niemand voor iemand anders onder wil doen, wordt voor zo'n boeket al snel 5000 forint, pakweg 20 euro, neergeteld.
Alle eindexamenleerlingen dragen op die dag dezelfde kleding. Je kunt als jongen al een goed pak in de kast hebben hangen, als dat niet hetzelfde is als dat van je klasgenoten, zal er toch een nieuw pak moeten komen. En nette schoenen, uiteraard. Voor je het weet, bent je een paar honderd euro verder.
Goede gewoonte is dat er van iedereen een foto wordt gemaakt, die samen met de foto's van de klasseleraren op een feestelijk bord worden geplakt en ergens in de hal van de school komen te hangen. Bij oude scholen geven die borden een mooi overzicht van wat in de loop der jaren mode was: alle jongens met lang haar, alle meisjes met een suikerspin op hun hoofd. Kosten: al snel 40 euro per leerling.
Sommige scholen organiseren ter gelegenheid van de ballagás een speciaal bal. Daar kun je je uiteraard niet vertonen zonder danslessen te hebben gehad én je hebt er bovendien een baljurk, dan wel smoking voor nodig. Zelfs als je die huurt, komen de totale kosten van dat feest op vele honderden euro's uit.
En dan is het nog de gewoonte om met de hele klas uit eten te gaan, waarbij de leerlingen ook al hun leraren uitnodigen. Tal van restaurants bieden er arrangementen voor aan, vanaf zo'n 15.000 forint, 60 euro per persoon.
En al dat geld ben je kwijt, voordat je weet of er eigenlijk wel iets te vieren valt. Want in het Hongaarse onderwijssysteem worden velen geroepen, maar slechts een enkeling wordt uitverkoren. Met een matig eindexamen is de kans op een plaats op de universiteit dan ook tamelijk klein.
Pas 's middags, als ik op straat groepjes meisjes en jongens in witte bloezen en zwarte rokken of broeken zie lopen, valt het kwartje: ballagás! Het jaarlijkse afscheid van de hoogste schoolklassen, een hele gebeurtenis die merkwaardigerwijs vóór het echte eindexamen plaatsvindt.
Dat zegt iets: het examen is echt het einde van je schooltijd, zakken is niet mogelijk, je kunt hooguit zo'n belazerd resultaat halen dat je er verder weinig mee kunt, maar het eindexamenjaar nog een keertje overdoen zit er niet in.
In Hongarije ga je niet ongemerkt van school af. De ballagás is een uitgebreid feest, niet onvergelijkbaar met andere mijlpalen in het leven zoals de eerste communie voor katholieke kinderen, de verloving of het huwelijk. En zoals bij zo'n mijlpaal hoort, moet de portemonnee flink open worden getrokken.
Om te beginnen moet de school worden versierd, al is daar voor de portemonnee wel een mouw aan te passen: de ballagás valt samen met de bloei van de seringen, en seringen lenen zich goed voor versiering en groeien bovendien overal langs de kant van de weg. Die struiken moeten het dan ook behoorlijk ontgelden.
Onderdeel van de feestelijkheden zijn uiteraard veel toespraken met roerende herinneringen, maar ook een rondgang door de hele school, waarbij de vertrekkende leerlingen worden toegezongen met uiterst droevige liederen die duidelijk maken dat ze op de drempel staan van het ernstige leven. Aan het einde van dat alles geven de ouders hun kind een bloemenboeket, en aangezien niemand voor iemand anders onder wil doen, wordt voor zo'n boeket al snel 5000 forint, pakweg 20 euro, neergeteld.
Alle eindexamenleerlingen dragen op die dag dezelfde kleding. Je kunt als jongen al een goed pak in de kast hebben hangen, als dat niet hetzelfde is als dat van je klasgenoten, zal er toch een nieuw pak moeten komen. En nette schoenen, uiteraard. Voor je het weet, bent je een paar honderd euro verder.
Goede gewoonte is dat er van iedereen een foto wordt gemaakt, die samen met de foto's van de klasseleraren op een feestelijk bord worden geplakt en ergens in de hal van de school komen te hangen. Bij oude scholen geven die borden een mooi overzicht van wat in de loop der jaren mode was: alle jongens met lang haar, alle meisjes met een suikerspin op hun hoofd. Kosten: al snel 40 euro per leerling.
Sommige scholen organiseren ter gelegenheid van de ballagás een speciaal bal. Daar kun je je uiteraard niet vertonen zonder danslessen te hebben gehad én je hebt er bovendien een baljurk, dan wel smoking voor nodig. Zelfs als je die huurt, komen de totale kosten van dat feest op vele honderden euro's uit.
En dan is het nog de gewoonte om met de hele klas uit eten te gaan, waarbij de leerlingen ook al hun leraren uitnodigen. Tal van restaurants bieden er arrangementen voor aan, vanaf zo'n 15.000 forint, 60 euro per persoon.
En al dat geld ben je kwijt, voordat je weet of er eigenlijk wel iets te vieren valt. Want in het Hongaarse onderwijssysteem worden velen geroepen, maar slechts een enkeling wordt uitverkoren. Met een matig eindexamen is de kans op een plaats op de universiteit dan ook tamelijk klein.
Abonneren op:
Posts (Atom)