Renate Kovács is de eerste in haar familie die studeert. De 20-jarige Hongaarse Roma, studente aan de Economische Hogeschool in Boedapest, kent sowieso geen andere Romastudenten. Haar ouders, beiden marktkooplieden, hebben haar altijd gesteund, maar veel zigeunerouders onderschatten het belang van een opleiding, zegt ze. ,,Romameisjes van mijn leeftijd zijn getrouwd en hebben kinderen.”
Haar leergierigheid maakte van Kovács tot een overtuigende kandidaat voor het Romasterprogramma, een initiatief van het Hongaarse Business Leaders Forum (HBLF). Het programma is een steuntje in de rug voor veelbelovende leerlingen uit Romafamilies met een sociale en financiële achterstand. Zo’n dertig jongeren krijgen inmiddels maandelijks een studiebijdrage van 20.000 forint, zo’n 77 euro. Dat lijkt niet veel, maar voor Kovács maakt het een enorm verschil. Haar schoolboeken, zo’n 30.000 forint, waren voor haar anders nauwelijks op te brengen geweest.
Kovács wordt gesponsord door de Raiffeisenbank, die ook voor een mentor heeft gezorgd waar ze terecht voor advies over zaken waarbij haar familie haar niet kan helpen. Komende zomer gaat ze in een bankfiliaal werken.
Die werkervaring snijdt aan twee kanten, zegt Vilmos Kozáry van het HBLF. De persoonlijke relatie met een Romacollega stimuleert een mentaliteitsverandering in de betrokken bedrijven. Er woont een half miljoen Roma in Hongaren, maar weinig Hongaren hebben persoonlijke contacten in die gemeenschap.
,,Voor de mentoren is een enorme ervaring om studenten thuis te bezoeken. Je ziet het interesse in sociale kwesties op afdelingen waar onze studenten komen, toenemen,’’ zegt Kozáry.
Armoede, werkloosheid, discriminatie en segregatie in het onderwijs zijn nog steeds de dagelijkse realiteit van veel Roma. Maar ondanks alle berichten over de extreem-rechtse Hongaarse Garde die afgelopen najaar werd opgericht en die onder het motto 'verdediging van de Hongaarse waarden' zigeuners het leven moeilijk maakt, is er volgens Kozáry ook een groeiend aantal Hongaren dat achtergestelde situatie niet meer vanzelfsprekend vindt en is bereid er iets aan te doen.
Hij ziet vooral bij jongeren wat veranderen. ,,Die zijn opgegroeid in de traditie van Europese openheid en vinden het minder vanzelfsprekend dan vroeger dat de staat alle sociale problemen oplost,’’ zegt hij. Hongaren zagen sociale problemen volgens hem tot nu toe als iets dat de staat moest oplossen. ,,Maar dat is aan het veranderen onder invloed van internationale bedrijven, die een cultuur van maatschappelijke verantwoordelijkheid mee naar Hongarije hebben gebracht.''
De mentaliteitsverandering blijkt ook uit een groende belangstelling voor Romacultuur. Vorig jaar was op het drukbezochte Szigetfestival een driedaags Romaforum dat uitgebreid aandacht aan de Roma besteedde. Dit jaar had de Nationale Galerie een tentoontoonstelling van Romacultuur.
In de Hongaarse politiek is brede ondersteuning voor wetten die de positie van Roma moeten verbeteren. ,,Extreemrechtse clubs als de Hongaarse Garde richten zich weliswaar tegen zigeuners. Maar in tegenstelling tot sommige buurlanden zijn in Hongarije sinds de val van het communisme nooit partijen aan de macht geweest die anti-Romagevoelens politiek hebben uitgebuit,” zegt Andor Ürmös, hoofd van het Roma-integratiebureau van het ministerie van sociale zaken en, net als de meeste van zijn medewerkers, zelf Roma. ,,We waren in 1993 het eerste Centraal-Europese land dat een minderhedenwet aannam. Er is Romazelfbestuur op locaal niveau, er zijn campagnes tegen discriminatie en tegen segregatie in het onderwijs.”
,,In iedere provincie is een gespecialiseerde pro deo advocaat die zich uitsluitend met discriminatie bezighoudt. Verder heeft de ombudsman voor minderheden een provinciaal netwerk en is de commissie voor gelijke behandeling bezig iets soortgelijks op te zetten,” aldus Ürmös.
Daarmee zijn de problemen de wereld niet uit. Ook binnen zijn eigen ministerie raakt Ürmös soms gefrustreerd over het tempo van de ontwikkelingen. Maar er is veel verbeterd. De resultaten in het onderwijs spreken boekdelen. In 1992 deed bijna de helft van de zigeunerkinderen niet meer dan lagere school. In 2002 ging zo’n 92 procent door naar het voorgezet onderwijs. Zes procent daarvan ging naar het gymnasium, dat toegang geeft tot de universiteit. Niet veel misschien, maar wel tien keer zoveel als tien jaar eerder.
Hoeveel verschil een opleiding uitmaakt, weet Renate Kovács uit eigen ervaring. ,,Ik verberg nooit dat ik Roma ben, maar ik kom nauwelijks discriminatie tegen. Als mensen in mijn omgeving op zigeuners schelden, zeg ik altijd dat ik er ook één ben. Dan weten ze niet meer wat ze moeten zeggen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten