zaterdag 8 september 2007

CADEAUTJES

Sinds jaar en dag komt zo pakweg één keer per week de zwerver. Hij ziet er al jaren uit alsof hij ieder moment het loodje kan leggen, en als hij een tijdje niet opduikt, denk ik dat dat daadwerkelijk is gebeurd.
Hoe hij heet, weet ik niet, maar toch hebben we in de loop der jaren een soort relatie opgebouwd. Ik kwam hem ooit ergens op straat tegen, samen met een andere zwerver, en hoorde hem de ander vermanen mij niet lastig te vallen: 'Dat is een aardige vrouw, die behandelt me altijd fatsoenlijk.' Ik was gevleid.
Ik weet wel waar hij woont: ergens in een zelfgebouwd hutje in de bossen bij Normafá, op de heuvel boven ons, in een stuk waar veel meer zwervers verscholen tussen de bomen een onderdak hebben. Dat weet ik, omdat ik hem daar ook wel eens tegen ben gekomen en omdat ik het heb gevraagd. Als hij langer afwezig is geweest, was dat meestal omdat hij ziek was.
Als hij komt, krijgt hij van mij een zak met lege flessen voor het statiegeld en steeds vaker ook wat geld. Hij is altijd beleefd, informeert naar de gezondheid van man en kinderen en geeft de hond een aai over het hoofd.
Zo om de zoveel maanden informeert hij of we geen belangstelling hebben voor een puppie, dan weet ik dat zijn teefje weer eens heeft geworpen. Als ik hem alleen flessen geef, vraagt hij soms om geld: voor hondenvoer, of voor medicijnen. Voor mensen als hem is de eigen bijdrage voor medicijnen een fors obstakel.
Ik schat hem op een jaar of veertig, misschien wat ouder, maar zwervers zien er altijd ouder uit dan ze zijn. Hij heeft, of had, een vriendin, op wiens gezicht het ruwe leven nog veel meer sporen achter heeft gelaten. Ze stond ooit, totaal bezopen, met een van de puppies voor het hek en wilde het beest persé bij ons achterlaten. Een dag later stond hijzelf voor het hek, boordevol verontschuldigingen over haar gedrag.
Ondanks het ruwe leven heeft hij eergevoel, en af en toe vraagt hij of hij een klusje mag doen. Dan wiedt hij het onkruid in onze voortuin en weet ik achteraf nooit precies hoeveel ik hem daar nu voor moet betalen, ook al omdat er meestal meer planten zijn verdwenen dan mijn bedoeling was.
Maar meestal compenseert hij mijn goedgeefsheid met cadeautjes: bosjes narcissen of seringen in de tijd dat die bloemen bloeien, een enorme paddenstoel die ik toen niet durfde op te eten, maar die ik inmiddels als eetbaar heb geïdentificeerd, een zak walnoten (met daarbij de vraag of hij volgende week terug kan komen met meer noten, gepeld en tegen betaling).
Deze week kwam hij met een handvol euromunten en een stapel schaaltjes. Het was mijn smaak niet, maar dat deed er niet toe. Wat er toe doet, is de wil om ook aan de zelfkant een fatsoenlijk mens te blijven. Zelfs als de seringen vermoedelijk bij mijn buren uit de heg zijn geplukt.

Geen opmerkingen: