Op hoge naaldhakken, met schoenen met zo'n eindeloos lange punt, trippelde de vrouw ons huis binnen. Ik zag haar misprijzende blik op het pad in onze voortuin, gemaakt van bemoste bakstenen. Eigenlijk kon ik haar bij de deur al vertellen dat het de moeite niet loonde verder rond te kijken. Ze zou de simpele houten vloer, het turquoise houtwerk en de keuken met zijn houten aanrechtblad niets vinden.
Wat zij wou, waren zuiltjes, glimmende goudkleurige deurknoppen en marmer op de vloer. Dat die zuiltjes van geplamuurd piepschuim zijn, het goud slechts namaak en ook het marmer niet echt, deert dan niet.
Haar inkomen was niet hoog genoeg om zich een van de luxe nouveau riche paleizen in de buurt te kunnen veroorloven, maar wel om rond te kijken in het twaalfde district. Wat ze zoekt, was op zijn minst een aftreksel van die nouveau riche droom. Dat geldt niet alleen voor haar. Het geldt voor alle Hongaarse kopers die zich in de afgelopen weken bij ons hebben gemeld om ons huis te bezichtigen.
Zelden ben ik me zo bewust geworden van het feit dat volkeren, in ieder geval de doorsnee van die volkeren, echt in smaak verschillen. Iedere Nederlander die ik ken in Budapest, klaagt erover hoe moeilijk het is een beetje aardig huis te vinden. Te veel badkamers, verkeerde indeling, verkeerde aankleding, kitsch: het zijn keer op keer terugkerende klachten. Bijna allemaal zijn ze enthousiast als ze ons huis binnenkomen. De indeling klopt, het ziet er niet overdreven uit, en dan dat uitzicht...
Het is uiteraard niet voor het eerst dat me die verschillen opvallen. Ieder kledingwinkel in de binnenstad is er een bewijs van: tussen de frutsels en fratsels, de ruches en kantjes die Hongaarse vrouwen uit de rekken trekken, kan ik zelden iets vinden.
Ik zal de eerste zijn om te erkennen dat de benedenverdiepingen van onze woning nog wel een opknapbeurt kunnen gebruiken, en dat veel niet zo perfect is als het zou kunnen zijn. Maar er is een behoorlijk verschil tussen het Nederlandse 'goh, wat gezellig hier' en het Hongaarse beleefde, maar zeer afstandelijke 'Köszönöm szépen'.
De eerste buitenlanders die we binnenkregen, niet eens Nederlanders, maar een Engels-Amerikaans echtpaar, veerden helemaal op toen ze ons huis zagen. Ze waren dagenlang op huizenjacht geweest en al dagen liepen ze rond tussen de zuiltjes, de goudkleurige deurknoppen en de met rood fluweel beklede slaapkamermuren.
Zoals ik bij de Hongaarse met de naaldhakken na één minuut al wist dat het niets zou worden, wist ik in dit geval na vijf minuten vrijwel zeker dat we ons huis hadden verkocht.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
zaterdag 29 september 2007
donderdag 20 september 2007
ZOENEN
,,Hè jakkes. Dat vind ik toch zo'n rotgewoonte'', zei een kennis en ik wist meteen wat ze bedoelde. Even verderop stond een jong stel te zoenen. Wat heet zoenen, ze stonden elkaar volkomen af te lebberen en de jongen zat met zijn tong vermoedelijk ergens achter in de keel van het meisje. Dat we midden op straat stonden en de hele wereld het kon zien, schenen ze volkomen vergeten te zijn.
Ze waren bepaald geen uitzondering. In de metro, de bus, op de bushalte, op de roltrap: overal waar Hongaarse verliefde stellen even moeten wachten, zoenen ze elkaar met een passie dat je je steeds loopt af te vragen of ze het wel bij zoenen zullen laten.
Vroeger dacht ik dat het misschien te maken had met de kleine woningen waarin mensen leefden. Je moet als verliefde jongere toch wat, en bij je ouders in de huiskamer voel je je misschien gegeneerd. Maar ik geloof toch niet dat het daaraan ligt. Hongaren zijn gewoon minder gegeneerd om te tonen dat ze verliefd zijn.
Dat heeft ook zijn positieve kanten. Ik kan iedere keer weer ontroerd raken als ik een bejaard stel, beiden niet de mooisten, maar vermoedelijk al decennia lang gelukkig getrouwd, hand in hand over straat zie lopen. Daar zijn veel Nederlanders te terughoudend voor, maar zo wil ik ook oud worden, denk ik dan.
In een termaalbad zag ik een keer een ouder echtpaar, beiden vele kilo´s te dik, hij zittend op een trap in het water, zij drijvend op haar rug met haar bebadmutste hoofd in zijn schoot. De hele tijd streek liefdevol hij over haar gezicht. De wereld om hen heen scheen niet te bestaan. Domweg gelukkig, samen.
Ze waren bepaald geen uitzondering. In de metro, de bus, op de bushalte, op de roltrap: overal waar Hongaarse verliefde stellen even moeten wachten, zoenen ze elkaar met een passie dat je je steeds loopt af te vragen of ze het wel bij zoenen zullen laten.
Vroeger dacht ik dat het misschien te maken had met de kleine woningen waarin mensen leefden. Je moet als verliefde jongere toch wat, en bij je ouders in de huiskamer voel je je misschien gegeneerd. Maar ik geloof toch niet dat het daaraan ligt. Hongaren zijn gewoon minder gegeneerd om te tonen dat ze verliefd zijn.
Dat heeft ook zijn positieve kanten. Ik kan iedere keer weer ontroerd raken als ik een bejaard stel, beiden niet de mooisten, maar vermoedelijk al decennia lang gelukkig getrouwd, hand in hand over straat zie lopen. Daar zijn veel Nederlanders te terughoudend voor, maar zo wil ik ook oud worden, denk ik dan.
In een termaalbad zag ik een keer een ouder echtpaar, beiden vele kilo´s te dik, hij zittend op een trap in het water, zij drijvend op haar rug met haar bebadmutste hoofd in zijn schoot. De hele tijd streek liefdevol hij over haar gezicht. De wereld om hen heen scheen niet te bestaan. Domweg gelukkig, samen.
dinsdag 18 september 2007
THUIS BEVALLEN
Afgelopen zaterdag is een baby bij de geboorte gestorven in een 'bevallingshuis' in Budapest. Dat is vreselijk tragisch voor de moeder. Het erste is dat het grootste deel van de bevalling prima verliep. Het hoofd was er zelfs al uit, maar de schouders van de baby bleven steken. De moeder werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar er twee artsen en een vroedvrouw aan te pas moesten komen om het kind eruit te halen, maar toen was het al te laat.
Maar het is ook tragisch voor Agnes Gereb, de vrouwenarts die zich al sinds jaar en dag inzet voor het recht van vrouwen om thuis te bevallen. Naar aanleiding van de dood van de baby afgelopen zaterdag is de politie een onderzoek gestart. Formeel kan Gereb doodslag ten laste worden gelegd en kan ze de gevangenis is gaan.
Helemaal tragisch is het dat er vorige week net meer ruimte leek te komen op de mogelijkheid om je kind legaal thuis te krijgen. Op verzoek van de minister van gezondheidszorg pucliceerde het college van vakartsen namelijk een voorstel voor richtlijnen voor thuisbevallingen. De nieuwe richtlijnen maken thuis bevallen mogelijk, maar raden het af in geval van een tweeling, een te kleine of the grote baby, een verkeerde ligging of bij een moeder boven de 35.
Als een thuisbevalling misgaat, loopt een arts volgens de richtlijn bovendien het risico de gevangenis in te draaien. Dat lijkt me een echte aansporing voor artsen en vroedvrouwen om thuisbevallingen te gaan doen.
Hongaarse gyneacologen grijpen de tragische gebeurtenis van afgelopen zaterdag dankbaar aan om hun betoog dat thuisbevallingen sowieso onverantwoord zijn, nogmaals te onderstrepen. Wat ze er niet bijzeggen is dat jaarlijks in Hongaarse ziekenhuizen zo'n vijf baby's te sterven om precies dezelfde reden als de baby afgelopen zaterdag. Maar dat haalt de krant niet, net zo min als andere baby's die tijdens een ziekenhuisbevalling overlijden.
Een paar jaar geleden werd in Hongarije een enorme discussie over het zogenaamde dankbaarheidsgeld gevoerd. Die begon na klachten over een gyneacoloog die in zijn gretigheid om héél veel dankbaarheidsgeld binnen te halen, liefst een paar bevallingen gelijktijdig deed. Daar ging het dan ook wel eens mis.
De verhalen van Hongaarse vrouwen die in het ziekenhuis bevielen, maken niet echt vrolijk. Zo worden vrijwel alle baby's in dit land van maandag tot en met vrijdag, tussen acht uur 's ochtends en vijf uur 's middags geboren.
Fijn dat pasgeborenen zo netjes de kantoortijden aanhouden. Jammer alleen dat moeder natuur zich spontaan zelden aan de klok houdt, zodat er of onnodig naar het mes wordt gegrepen of moeders worden volgestopt met medicijnen die de bevalling opwekken, met alle risico's die bij dat soort ingrepen horen. Maar daar hoor je artsen zelden over.
Gyneacologen behoren tot de rijkste artsen van het land, en dat verklaart mede waarom de lobby tegen thuisbevallingen zo sterk is. Vroeger was het zelfs regelrecht verboden, tegenwoordig schijnt de situatie wat onduidelijk te zijn. De wet verbiedt het niet expliciet, maar staat het ook niet expliciet toe, en dat betekent in een land waar eigenlijk alles per wet wordt vastgelegd, dat het feitelijk niet toegestaan is.
Jaarlijks worden er in Hongarije zo'n 9000 kinderen geboren, waarvan slechts 300 thuis ter wereld komen, veelal, omdat de bevalling simpelweg te snel ging om de moeder nog naar het ziekenhuis te brengen. In communistische tijden moesten die kinderen, en de 'kleine moeders' zoals vrouwen met een baby worden genoemd, dan alsnog naar het ziekenhuis. Daar werden ze geacht vijf dagen te blijven. Iedereen weet immers dat een ziekenhuis met al zijn bacteriën een veel gezondere omgeving is voor een pasgeboren baby dan het eigen huis.
Agnes Gereb runt al jaren een bevallingshuis, dat het vrouwen mogelijk maakt zich in ieder geval te onttrekken aan de routine van het ziekenhuis. Ze heeft in 18 jaar zo'n 3300 kinderen ter wereld geholpen. Minder dan een duizendste procent van die baby's overleed bij de geboorte en alle vrouwen overleefden de bevalling. Natuurlijk zijn haar resultaten beter dan die van ziekenhuizen, omdat zij vrouwen die een risico lopen, doorstuurt. Maar geen arts kan volhouden, dat zij onverantwoordelijk bezig is.
Maar het is ook tragisch voor Agnes Gereb, de vrouwenarts die zich al sinds jaar en dag inzet voor het recht van vrouwen om thuis te bevallen. Naar aanleiding van de dood van de baby afgelopen zaterdag is de politie een onderzoek gestart. Formeel kan Gereb doodslag ten laste worden gelegd en kan ze de gevangenis is gaan.
Helemaal tragisch is het dat er vorige week net meer ruimte leek te komen op de mogelijkheid om je kind legaal thuis te krijgen. Op verzoek van de minister van gezondheidszorg pucliceerde het college van vakartsen namelijk een voorstel voor richtlijnen voor thuisbevallingen. De nieuwe richtlijnen maken thuis bevallen mogelijk, maar raden het af in geval van een tweeling, een te kleine of the grote baby, een verkeerde ligging of bij een moeder boven de 35.
Als een thuisbevalling misgaat, loopt een arts volgens de richtlijn bovendien het risico de gevangenis in te draaien. Dat lijkt me een echte aansporing voor artsen en vroedvrouwen om thuisbevallingen te gaan doen.
Hongaarse gyneacologen grijpen de tragische gebeurtenis van afgelopen zaterdag dankbaar aan om hun betoog dat thuisbevallingen sowieso onverantwoord zijn, nogmaals te onderstrepen. Wat ze er niet bijzeggen is dat jaarlijks in Hongaarse ziekenhuizen zo'n vijf baby's te sterven om precies dezelfde reden als de baby afgelopen zaterdag. Maar dat haalt de krant niet, net zo min als andere baby's die tijdens een ziekenhuisbevalling overlijden.
Een paar jaar geleden werd in Hongarije een enorme discussie over het zogenaamde dankbaarheidsgeld gevoerd. Die begon na klachten over een gyneacoloog die in zijn gretigheid om héél veel dankbaarheidsgeld binnen te halen, liefst een paar bevallingen gelijktijdig deed. Daar ging het dan ook wel eens mis.
De verhalen van Hongaarse vrouwen die in het ziekenhuis bevielen, maken niet echt vrolijk. Zo worden vrijwel alle baby's in dit land van maandag tot en met vrijdag, tussen acht uur 's ochtends en vijf uur 's middags geboren.
Fijn dat pasgeborenen zo netjes de kantoortijden aanhouden. Jammer alleen dat moeder natuur zich spontaan zelden aan de klok houdt, zodat er of onnodig naar het mes wordt gegrepen of moeders worden volgestopt met medicijnen die de bevalling opwekken, met alle risico's die bij dat soort ingrepen horen. Maar daar hoor je artsen zelden over.
Gyneacologen behoren tot de rijkste artsen van het land, en dat verklaart mede waarom de lobby tegen thuisbevallingen zo sterk is. Vroeger was het zelfs regelrecht verboden, tegenwoordig schijnt de situatie wat onduidelijk te zijn. De wet verbiedt het niet expliciet, maar staat het ook niet expliciet toe, en dat betekent in een land waar eigenlijk alles per wet wordt vastgelegd, dat het feitelijk niet toegestaan is.
Jaarlijks worden er in Hongarije zo'n 9000 kinderen geboren, waarvan slechts 300 thuis ter wereld komen, veelal, omdat de bevalling simpelweg te snel ging om de moeder nog naar het ziekenhuis te brengen. In communistische tijden moesten die kinderen, en de 'kleine moeders' zoals vrouwen met een baby worden genoemd, dan alsnog naar het ziekenhuis. Daar werden ze geacht vijf dagen te blijven. Iedereen weet immers dat een ziekenhuis met al zijn bacteriën een veel gezondere omgeving is voor een pasgeboren baby dan het eigen huis.
Agnes Gereb runt al jaren een bevallingshuis, dat het vrouwen mogelijk maakt zich in ieder geval te onttrekken aan de routine van het ziekenhuis. Ze heeft in 18 jaar zo'n 3300 kinderen ter wereld geholpen. Minder dan een duizendste procent van die baby's overleed bij de geboorte en alle vrouwen overleefden de bevalling. Natuurlijk zijn haar resultaten beter dan die van ziekenhuizen, omdat zij vrouwen die een risico lopen, doorstuurt. Maar geen arts kan volhouden, dat zij onverantwoordelijk bezig is.
dinsdag 11 september 2007
EMIGRATIEWONDER
Hongaren zouden wat meer moeten emigreren. Dat doet namelijk wonderen voor je economie, zo leert het voorbeeld van Polen en Roemenië. Beide landen behoren tot de Centraal-Europese economische wonderkinderen. De Poolse werkloosheid is in één jaar met vier procent gedaald en nadert de tien procent. Een paar jaar geleden was dat nog 16 á 17 procent.
Roemenië heeft een werkloosheid van niet meer dan 4,5 procent. Beide landen kennen ook een forse economische groei. Roemenië behoort met 7,7 procent zelfs tot de top van Europa. De Roemeense huishoudelijke consumptie, een belangrijke groeifactor, stijgt van dag tot dag en ook de salarissen stijgen in ras tempo.
Heel fraai, zeker. Maar de vraag is natuurlijk hoe de Roemeense werkloosheidscijfers er uit zouden zien als de 2 miljoen Roemenen die nu in het buitenland werken, allemaal thuis een baan zochten. En hoe zou die indrukwekkende economische groei er voor staan als die 2 miljoen mensen niet ieder jaar pakweg 3,5 miljard euro naar huis stuurden? En de groei van de consumptie?
Met de verkiezingen in aantocht pochen de Poolse Kaczynski-broers over de enorme economische vooruitgang die Polen onder hun bewind heeft geboekt, maar, zoals de Poolse oppositiepoliticus Donald Tusk opmerkte na een speech van de premier over de economische vooruitgang: ,,Meneer de premier, tijdens uw speech van tien minuten hebben 11 Polen het land verlaten.'' Gemiddeld is de Poolse bevolking het afgelopen jaar drie jaar ouder geworden, want jonge en goedopgeleide Polen verlaten massaal het land.
Stel je voor dat 1 miljoen Hongaren naar het buitenland zouden vertrekken. Dat is een cijfer dat pakweg overeenkomt met de Roemeense emigratie van 2 miljoen. Als die jaarlijks 1,5 miljard euro naar huis zouden sturen, zouden de Hongaarse ecomomische cijfers er ook heel anders uitzien.
Dan zou de werkloosheid niet rond de 7 procent schommelen, maar heel wat lager. Dan zou de consumptie nog steeds stijgen, net als in de omringende landen. En dan zou de economische groei niet zo dramatisch terug zijn gevallen dat economische analysten voor het gevaar van stagnatie waarschuwen.
Er is overigens iets geks aan de hand met die groeicijfers. Terwijl de Hongaarse economische machine als geheel pas op de plaats maakt, gaat het met de investeringen namelijk helemaal niet zo slecht. Sterker nog, de investeringen in productiebedrijven, fabrieken dus, zijn het afgelopen half jaar met 30 tot 40 procent gestegen. Dat is een absolute topper en gelijktijdig een verklaring van het feit dat de Hongaarse werkloosheid ondanks de tegenvallende economie niet gigantisch aan het stijgen is.
Eén procent groei is uiteraard een verontrustend cijfer. Maar dat komt geheel voor rekening van de overheid, die moet bezuinigen en die dat - voor het eerst - daadwerkelijk doet door in te krimpen. Zo hebben begin dit schooljaar ruim 7000 leraren een baan verloren, een persoonlijk drama voor elk van hen, maar met een jaarlijks krimpend leerlingenbestand een operatie die eigenlijk al veel eerder plaats had moeten vinden.
Er wordt dit jaar in Hongarije voor 4 miljard euro aan buitenlandse investeringen verwacht, of waarschijnlijk nog meer, want alleen tussen januari en juni werd er vanuit het buitenland voor 2,5 miljard euro geïnvesteerd. Ter vergelijking: In Polen, een land dat het dus goed doet, wordt dit jaar voor 12 miljard aan buitenlandse investeringen verwacht. Dat is drie keer zoveel als in Hongarije. Toevallig is de Poolse bevolking ook drie keer zo groot als de Hongaarse.
Een feit is dat de gewone Hongaar van dat lichtpuntje op dit moment weinig merkt. Naast bezuinigingen dicht de regering het gat vooral door hogere belastingen en de meeste mensen hebben hun inkomen dit jaar dan ook achteruit zien gaan. Mensen in de overheidssector, en dat zijn er velen, zien zich bedreigd in een bestaan dat tot voor kort het toppunt van zekerheid leek.
Maar of die moeilijkere tijden hen tot emigratie zal bewegen, is overigens twijfelachtig. Hongaren verhuizen nu eenmaal niet graag. Dat verklaart ook, waarom de werkloosheid in Oost-Hongarije ruim 20 procent is, terwijl in Boedapest niet meer dan 4,5 procent van de mensen een baan zoekt en de autofabrieken in Györ hun arbeiders per bus uit de verre omgeving moeten aanslepen omdat rond de stad zelf nauwelijks een werkloze te vinden is.
Roemenië heeft een werkloosheid van niet meer dan 4,5 procent. Beide landen kennen ook een forse economische groei. Roemenië behoort met 7,7 procent zelfs tot de top van Europa. De Roemeense huishoudelijke consumptie, een belangrijke groeifactor, stijgt van dag tot dag en ook de salarissen stijgen in ras tempo.
Heel fraai, zeker. Maar de vraag is natuurlijk hoe de Roemeense werkloosheidscijfers er uit zouden zien als de 2 miljoen Roemenen die nu in het buitenland werken, allemaal thuis een baan zochten. En hoe zou die indrukwekkende economische groei er voor staan als die 2 miljoen mensen niet ieder jaar pakweg 3,5 miljard euro naar huis stuurden? En de groei van de consumptie?
Met de verkiezingen in aantocht pochen de Poolse Kaczynski-broers over de enorme economische vooruitgang die Polen onder hun bewind heeft geboekt, maar, zoals de Poolse oppositiepoliticus Donald Tusk opmerkte na een speech van de premier over de economische vooruitgang: ,,Meneer de premier, tijdens uw speech van tien minuten hebben 11 Polen het land verlaten.'' Gemiddeld is de Poolse bevolking het afgelopen jaar drie jaar ouder geworden, want jonge en goedopgeleide Polen verlaten massaal het land.
Stel je voor dat 1 miljoen Hongaren naar het buitenland zouden vertrekken. Dat is een cijfer dat pakweg overeenkomt met de Roemeense emigratie van 2 miljoen. Als die jaarlijks 1,5 miljard euro naar huis zouden sturen, zouden de Hongaarse ecomomische cijfers er ook heel anders uitzien.
Dan zou de werkloosheid niet rond de 7 procent schommelen, maar heel wat lager. Dan zou de consumptie nog steeds stijgen, net als in de omringende landen. En dan zou de economische groei niet zo dramatisch terug zijn gevallen dat economische analysten voor het gevaar van stagnatie waarschuwen.
Er is overigens iets geks aan de hand met die groeicijfers. Terwijl de Hongaarse economische machine als geheel pas op de plaats maakt, gaat het met de investeringen namelijk helemaal niet zo slecht. Sterker nog, de investeringen in productiebedrijven, fabrieken dus, zijn het afgelopen half jaar met 30 tot 40 procent gestegen. Dat is een absolute topper en gelijktijdig een verklaring van het feit dat de Hongaarse werkloosheid ondanks de tegenvallende economie niet gigantisch aan het stijgen is.
Eén procent groei is uiteraard een verontrustend cijfer. Maar dat komt geheel voor rekening van de overheid, die moet bezuinigen en die dat - voor het eerst - daadwerkelijk doet door in te krimpen. Zo hebben begin dit schooljaar ruim 7000 leraren een baan verloren, een persoonlijk drama voor elk van hen, maar met een jaarlijks krimpend leerlingenbestand een operatie die eigenlijk al veel eerder plaats had moeten vinden.
Er wordt dit jaar in Hongarije voor 4 miljard euro aan buitenlandse investeringen verwacht, of waarschijnlijk nog meer, want alleen tussen januari en juni werd er vanuit het buitenland voor 2,5 miljard euro geïnvesteerd. Ter vergelijking: In Polen, een land dat het dus goed doet, wordt dit jaar voor 12 miljard aan buitenlandse investeringen verwacht. Dat is drie keer zoveel als in Hongarije. Toevallig is de Poolse bevolking ook drie keer zo groot als de Hongaarse.
Een feit is dat de gewone Hongaar van dat lichtpuntje op dit moment weinig merkt. Naast bezuinigingen dicht de regering het gat vooral door hogere belastingen en de meeste mensen hebben hun inkomen dit jaar dan ook achteruit zien gaan. Mensen in de overheidssector, en dat zijn er velen, zien zich bedreigd in een bestaan dat tot voor kort het toppunt van zekerheid leek.
Maar of die moeilijkere tijden hen tot emigratie zal bewegen, is overigens twijfelachtig. Hongaren verhuizen nu eenmaal niet graag. Dat verklaart ook, waarom de werkloosheid in Oost-Hongarije ruim 20 procent is, terwijl in Boedapest niet meer dan 4,5 procent van de mensen een baan zoekt en de autofabrieken in Györ hun arbeiders per bus uit de verre omgeving moeten aanslepen omdat rond de stad zelf nauwelijks een werkloze te vinden is.
zaterdag 8 september 2007
CADEAUTJES
Sinds jaar en dag komt zo pakweg één keer per week de zwerver. Hij ziet er al jaren uit alsof hij ieder moment het loodje kan leggen, en als hij een tijdje niet opduikt, denk ik dat dat daadwerkelijk is gebeurd.
Hoe hij heet, weet ik niet, maar toch hebben we in de loop der jaren een soort relatie opgebouwd. Ik kwam hem ooit ergens op straat tegen, samen met een andere zwerver, en hoorde hem de ander vermanen mij niet lastig te vallen: 'Dat is een aardige vrouw, die behandelt me altijd fatsoenlijk.' Ik was gevleid.
Ik weet wel waar hij woont: ergens in een zelfgebouwd hutje in de bossen bij Normafá, op de heuvel boven ons, in een stuk waar veel meer zwervers verscholen tussen de bomen een onderdak hebben. Dat weet ik, omdat ik hem daar ook wel eens tegen ben gekomen en omdat ik het heb gevraagd. Als hij langer afwezig is geweest, was dat meestal omdat hij ziek was.
Als hij komt, krijgt hij van mij een zak met lege flessen voor het statiegeld en steeds vaker ook wat geld. Hij is altijd beleefd, informeert naar de gezondheid van man en kinderen en geeft de hond een aai over het hoofd.
Zo om de zoveel maanden informeert hij of we geen belangstelling hebben voor een puppie, dan weet ik dat zijn teefje weer eens heeft geworpen. Als ik hem alleen flessen geef, vraagt hij soms om geld: voor hondenvoer, of voor medicijnen. Voor mensen als hem is de eigen bijdrage voor medicijnen een fors obstakel.
Ik schat hem op een jaar of veertig, misschien wat ouder, maar zwervers zien er altijd ouder uit dan ze zijn. Hij heeft, of had, een vriendin, op wiens gezicht het ruwe leven nog veel meer sporen achter heeft gelaten. Ze stond ooit, totaal bezopen, met een van de puppies voor het hek en wilde het beest persé bij ons achterlaten. Een dag later stond hijzelf voor het hek, boordevol verontschuldigingen over haar gedrag.
Ondanks het ruwe leven heeft hij eergevoel, en af en toe vraagt hij of hij een klusje mag doen. Dan wiedt hij het onkruid in onze voortuin en weet ik achteraf nooit precies hoeveel ik hem daar nu voor moet betalen, ook al omdat er meestal meer planten zijn verdwenen dan mijn bedoeling was.
Maar meestal compenseert hij mijn goedgeefsheid met cadeautjes: bosjes narcissen of seringen in de tijd dat die bloemen bloeien, een enorme paddenstoel die ik toen niet durfde op te eten, maar die ik inmiddels als eetbaar heb geïdentificeerd, een zak walnoten (met daarbij de vraag of hij volgende week terug kan komen met meer noten, gepeld en tegen betaling).
Deze week kwam hij met een handvol euromunten en een stapel schaaltjes. Het was mijn smaak niet, maar dat deed er niet toe. Wat er toe doet, is de wil om ook aan de zelfkant een fatsoenlijk mens te blijven. Zelfs als de seringen vermoedelijk bij mijn buren uit de heg zijn geplukt.
Hoe hij heet, weet ik niet, maar toch hebben we in de loop der jaren een soort relatie opgebouwd. Ik kwam hem ooit ergens op straat tegen, samen met een andere zwerver, en hoorde hem de ander vermanen mij niet lastig te vallen: 'Dat is een aardige vrouw, die behandelt me altijd fatsoenlijk.' Ik was gevleid.
Ik weet wel waar hij woont: ergens in een zelfgebouwd hutje in de bossen bij Normafá, op de heuvel boven ons, in een stuk waar veel meer zwervers verscholen tussen de bomen een onderdak hebben. Dat weet ik, omdat ik hem daar ook wel eens tegen ben gekomen en omdat ik het heb gevraagd. Als hij langer afwezig is geweest, was dat meestal omdat hij ziek was.
Als hij komt, krijgt hij van mij een zak met lege flessen voor het statiegeld en steeds vaker ook wat geld. Hij is altijd beleefd, informeert naar de gezondheid van man en kinderen en geeft de hond een aai over het hoofd.
Zo om de zoveel maanden informeert hij of we geen belangstelling hebben voor een puppie, dan weet ik dat zijn teefje weer eens heeft geworpen. Als ik hem alleen flessen geef, vraagt hij soms om geld: voor hondenvoer, of voor medicijnen. Voor mensen als hem is de eigen bijdrage voor medicijnen een fors obstakel.
Ik schat hem op een jaar of veertig, misschien wat ouder, maar zwervers zien er altijd ouder uit dan ze zijn. Hij heeft, of had, een vriendin, op wiens gezicht het ruwe leven nog veel meer sporen achter heeft gelaten. Ze stond ooit, totaal bezopen, met een van de puppies voor het hek en wilde het beest persé bij ons achterlaten. Een dag later stond hijzelf voor het hek, boordevol verontschuldigingen over haar gedrag.
Ondanks het ruwe leven heeft hij eergevoel, en af en toe vraagt hij of hij een klusje mag doen. Dan wiedt hij het onkruid in onze voortuin en weet ik achteraf nooit precies hoeveel ik hem daar nu voor moet betalen, ook al omdat er meestal meer planten zijn verdwenen dan mijn bedoeling was.
Maar meestal compenseert hij mijn goedgeefsheid met cadeautjes: bosjes narcissen of seringen in de tijd dat die bloemen bloeien, een enorme paddenstoel die ik toen niet durfde op te eten, maar die ik inmiddels als eetbaar heb geïdentificeerd, een zak walnoten (met daarbij de vraag of hij volgende week terug kan komen met meer noten, gepeld en tegen betaling).
Deze week kwam hij met een handvol euromunten en een stapel schaaltjes. Het was mijn smaak niet, maar dat deed er niet toe. Wat er toe doet, is de wil om ook aan de zelfkant een fatsoenlijk mens te blijven. Zelfs als de seringen vermoedelijk bij mijn buren uit de heg zijn geplukt.
woensdag 5 september 2007
KOFFIEDIK KIJKEN
Wat moet je met Hongaarse opiniepeilingen? Neem de meest recente. Daaruit blijkt, zoals al maanden, dat de conservatieve oppositiepartij Fidesz in populariteit voorligt op de regerende socialisten. Van alle Hongaren zou 26 procent Fidesz stemmen als er nu verkiezingen waren, en 17 procent MSzP. Overigens is de voorsprong van Fidesz wat gekrompen ten opzichte van eerdere peilingen.
Het is voor beide partijen geen vrolijkmakend cijfer, want als er één ding zonneklaar uit blijkt, is dat het grootste deel van de Hongaren van de politiek weinig moet hebben. Je kunt als oppositie nauwelijks beweren de meerderheid achter je te hebben als je gesteund wordt door 26 procent van de bevolking. Volgens de peilingen wordt het aantal mensen dat zegt niét te gaan stemmen, steeds groter. Het vertrouwen van de Hongaren in de politiek, van welke kleur dan ook, is buitengewoon laag.
Natuurlijk, als er echt verkiezingen zijn, gaan veel van die mensen alsnog naar de stembus en kiezen in meerderheid toch voor een van de twee grote partijen. Maar hoe dat uitpakt, is koffiedik kijken.
Uit dezelfde peilingen blijkt namelijk ook dat de meerderheid van de bevolking (dus stemmers en niet-stemmers) denkt dat de MSzP beter in staat is om 's lands problemen op te lossen dan Fidesz. En hoewel Fidesz dus de grootste aanhang heeft, vindt een - weliswaar zeer krappe - meerderheid van 43 procent dat deze regering gewoon moet blijven zitten. 42 procent is het daar niet mee eens.
Gooi het allemaal maar in mijn pet. Maar waarom premier Gyurcsány niet aan opiniepeilingen hecht en ook niet aan populariteitscijfers, dat wordt in ieder geval wel duidelijk.
Het is voor beide partijen geen vrolijkmakend cijfer, want als er één ding zonneklaar uit blijkt, is dat het grootste deel van de Hongaren van de politiek weinig moet hebben. Je kunt als oppositie nauwelijks beweren de meerderheid achter je te hebben als je gesteund wordt door 26 procent van de bevolking. Volgens de peilingen wordt het aantal mensen dat zegt niét te gaan stemmen, steeds groter. Het vertrouwen van de Hongaren in de politiek, van welke kleur dan ook, is buitengewoon laag.
Natuurlijk, als er echt verkiezingen zijn, gaan veel van die mensen alsnog naar de stembus en kiezen in meerderheid toch voor een van de twee grote partijen. Maar hoe dat uitpakt, is koffiedik kijken.
Uit dezelfde peilingen blijkt namelijk ook dat de meerderheid van de bevolking (dus stemmers en niet-stemmers) denkt dat de MSzP beter in staat is om 's lands problemen op te lossen dan Fidesz. En hoewel Fidesz dus de grootste aanhang heeft, vindt een - weliswaar zeer krappe - meerderheid van 43 procent dat deze regering gewoon moet blijven zitten. 42 procent is het daar niet mee eens.
Gooi het allemaal maar in mijn pet. Maar waarom premier Gyurcsány niet aan opiniepeilingen hecht en ook niet aan populariteitscijfers, dat wordt in ieder geval wel duidelijk.
dinsdag 4 september 2007
HUIS MET UITZICHT TE KOOP
Voor éénmaal iets dat ik helaas alleen maar als een advertentie kan omschrijven, maar dan wel een advertentie voor mijzelf: wij gaan verhuizen en ons huis, een twee-onder-één-kap in een stil, groen, doodlopend straatje in het twaalfde district van Budapest, met een prachtig uitzicht over de hele stad, staat te koop. Wie meer wil weten of misschien iemand kent die belangstelling heeft, moet even kijken op http://panorama-haz.blogspot.com/.
En waarom we gaan verhuizen? Goede vraag, want ons terras is echt net zo plezierig als het op de foto uitziet. Maar om eerlijk te zijn, we zijn verliefd geworden op Vác, dertig kilometer noordelijk van Budapest. Op het stadje, en op een huis dat we daar hebben gevonden. En aangezien ook tot de Hongaarse Spoorwegen is doorgedrongen dat er iets moet gebeuren, wil het treinennet blijven functioneren, heeft Vác sinds een jaar of zo een snelle treinverbinding met het Nyugatistation in Budapest. Dat gaf de doorslag.
Abonneren op:
Posts (Atom)