Het aardige als je een minister interviewt, is dat je nog eens een idee kwijt kunt. Vooral in het geval van Tibor Draskovics, de minister die verantwoordelijk is voor de hervorming van het Hongaarse overheidsapparaat. Hij zit namelijk te springen om goede ideeën. ‘Best practices’ heet dat tegenwoordig in het bedrijfsleven, dat daar dure adviseurs voor inhuurt. De best practices waar Draskovics naar zoekt, zijn ervaringen van andere landen die hun ambtenaren met succes zover hebben gekregen dat ze de burger, niet zichzelf centraal stellen.
Een simpele oplossing, leek mij, is de Nederlandse regel dat ambtenaren verplicht zijn binnen dertig dagen uitsluitsel over een vergunning te geven, anders wordt die automatisch verleend. Dat zou een aardige doorbreking zijn van de Hongaarse praktijk, waarin je als burger geacht wordt binnen acht dagen na dagtekening te reageren op ambtelijke verzoeken, als je pech hebt nog op straffe van bepaalde boetes ook, terwijl diezelfde ambtenaren máááánden de tijd nemen om hun werk te doen.
Goed nieuws: dit idee had de Hongaarse regering ook zonder mijn hulp al bereikt. Sterker nog: vanaf het najaar gaat ook in Hongarije voor ambtelijke beslissingen een maximum termijn gelden. Ik ben benieuwd.
Over een andere Nederlandse praktijk was Draskovics ook te spreken, alleen had hij er zijn twijfels over of die zomaar in te voeren zou zijn. Dat is het streven om ambtelijke schrijvens zoveel mogelijk in gewone mensentaal te stellen. In Hongarije plegen ambtenaren bij voorkeur simpelweg het wetboek te citeren (misschien omdat ze zelf ook geen idee hebben wat er eigenlijk instaat) en dan sta je als burger voor de onmogelijke opgave een tekst te begrijpen die eigenlijk voor juristen geschreven is.
De meeste mensen doen die moeite waarschijnlijk niet eens. Die kijken vermoedelijk vooral of er een gele cheque bij zit die betaald moet worden. Het is mij meer dan eens overkomen dat onze Hongaarse buurvrouw, een vrouw die doceert aan de universiteit, op de vraag of zij kon zeggen wat in een ambtelijke brief stond, glazig begon te kijken en mompelde dat ze het ook niet precies wist.
Draskovics vreesde echter dat helder taalgebruik zo’n culturele omslag in de Hongaarse ambtelijke wereld vereist dat de uitvoering van dat idee wel jaren kan duren. Maar fantastisch zou het wel zijn, verzuchtte hij, en bekende dat het hem ook was overkomen dat hij naar aanleiding van een brief van de belastingdienst geen idee had gehad of hij nu eigenlijk moest betalen, of juist geld terugkreeg. Wat voor een ex-minister van financiën een opmerkelijke bekentenis mag heten.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
woensdag 27 juni 2007
dinsdag 26 juni 2007
VINEX-WONINGEN
Starters en woningzoekenden uit de lagere middenklasse. Dat zijn de beoogde doelgroepen voor de woningen die de Nederlander Marco Hop in het Hongaarse Tatá en de buurgemeente Tatábanya gaat bouwen. ,,Een deel worden echte rijtjeshuizen, heel on-Hongaars’’, zegt hij. Toch zijn het juist die huizen waar bij het eerste project, dat in september gebouwd gaat worden, de meeste vraag naar is. ,,De voorverkoop moet nog beginnen, maar we hebben nu al een lijst met belangstellenden’’, zegt Hop.
De woningen zijn bestemd voor ‘gewone Hongaren’ en dat blijkt ook uit de locatiekeuze. Tatábanya is een wat treurige voormalige mijnstad, zo’n vijftig kilometer westelijk van Boedapest, vol hoogbouwflats, vervallen fabrieken en discountwinkels. De stad telt ruim 70000 inwoners. Dat waren er zo’n 15 jaar geleden nog 10000 meer, maar de sluiting van mijnen en fabrieken leidde tot hoge werkloosheid en groeiende leegstand.
Die negatieve ontwikkeling is gekeerd met de komst van een nieuwe bandenfabriek en andere buitenlandse investeerders.... De werkloosheid, niet zo lang geleden zo’n 11 procent, is inmiddels gedaald naar 4 procent. Maar rijk zijn de inwoners van Tatábanya nog steeds niet, en de vraag naar betaalbare woningen is groot. ,,Een hypotheek van 15 á 20 miljoen forint (zestig- tot tachtigduizend euro) is voor de meeste mensen het maximaal haalbare, dus duurder moeten de woningen niet zijn.’’
Het idee van een soort Vinex-lokatie met identieke rijtjeswoningen past daar prima bij. De woningen sluiten, heeft Hop gemerkt, ook aan bij wat veel jonge Hongaren willen. ,,Een van onze bouwprojecten in Felsögalla, een deel van Tatábanya met dorpshuizen met grote tuinen eromheen. Maar jongere mensen willen dat niet meer, want ze hebben geen tijd voor tuinonderhoud,’’ zegt hij.
Daarom trekken veel jongeren weg naar andere delen van de stad en vergrijst Felsögalla en raakt in verval. ,,Vroeger was het een echte goede wijk, maar nu lopen de scholen lopen leeg, winkels trekken weg, het station is gesloten, het is een beetje een achterbuurt aan het worden. Maar eigenlijk is het het mooiste deel van de stad. Ons project, met 270 woningen, ligt vlak naast een natuurgebied in de heuvels. Als die nieuwbouw jonge mensen aantrekt, kan dat de hele wijk weer een duwtje omhoog geven’’’, verwacht hij.
Ook een ander project in Tatábanya moet volgens hem bijdragen aan de revitalisering van de stad. Het gaat om 224 appartementen in andere wijk die Hop als ‘rampengebied’ omschrijft: veel communistische hoogbouw, vlak tegen het industriegebied aan. ,,Als wij daar gaan bouwen, is de bedoeling dat de gemeente de naburige flats renoveert, zodat die wijk echt verbetert’’, vertelt hij.
In die wijk gaat het om kleine appartementen van 40 tot 60 vierkante meter, echt gericht op de starters op de woningmarkt en ook geschikt voor de buitenlandse managers van een van de nieuwe industrieën die zich de laatste jaren bij de stad hebben gevestigd. ,,Die blijven vaak een jaar en wonen dan in een hotel. Zo’n kleine flat kan een goed alternatief zijn, want het gaat om goede woningen. We besteden bijvoorbeeld veel meer dan Hongaarse projectontwikkelaars aandacht aan energiebesparende maatregelen.’’
Hop was eerder betrokken bij de bouw van vakantieparken in Hongarije, maar uit die sector heeft hij zich helemaal teruggetrokken. De huidige woningbouwprojecten financiert hij samen met kennissen, allemaal Nederlandse bouwondernemers. De groep investeerders heeft momenteel plannen voor vier projecten, in diverse stadia van ontwikkeling, al met al een kleine duizend woningen.
,,Het zijn allemaal mensen die op één of andere manier een band met Hongarije hebben, omdat ze mensen kennen die in 1956 zijn gevlucht, of omdat ze na de omwentelingen hulpgoederen hebben gebracht’’, zegt Hop, die zelf sinds tien jaar in Hongarije woont en getrouwd is met een Hongaarse vrouw.
De woningen zijn bestemd voor ‘gewone Hongaren’ en dat blijkt ook uit de locatiekeuze. Tatábanya is een wat treurige voormalige mijnstad, zo’n vijftig kilometer westelijk van Boedapest, vol hoogbouwflats, vervallen fabrieken en discountwinkels. De stad telt ruim 70000 inwoners. Dat waren er zo’n 15 jaar geleden nog 10000 meer, maar de sluiting van mijnen en fabrieken leidde tot hoge werkloosheid en groeiende leegstand.
Die negatieve ontwikkeling is gekeerd met de komst van een nieuwe bandenfabriek en andere buitenlandse investeerders.... De werkloosheid, niet zo lang geleden zo’n 11 procent, is inmiddels gedaald naar 4 procent. Maar rijk zijn de inwoners van Tatábanya nog steeds niet, en de vraag naar betaalbare woningen is groot. ,,Een hypotheek van 15 á 20 miljoen forint (zestig- tot tachtigduizend euro) is voor de meeste mensen het maximaal haalbare, dus duurder moeten de woningen niet zijn.’’
Het idee van een soort Vinex-lokatie met identieke rijtjeswoningen past daar prima bij. De woningen sluiten, heeft Hop gemerkt, ook aan bij wat veel jonge Hongaren willen. ,,Een van onze bouwprojecten in Felsögalla, een deel van Tatábanya met dorpshuizen met grote tuinen eromheen. Maar jongere mensen willen dat niet meer, want ze hebben geen tijd voor tuinonderhoud,’’ zegt hij.
Daarom trekken veel jongeren weg naar andere delen van de stad en vergrijst Felsögalla en raakt in verval. ,,Vroeger was het een echte goede wijk, maar nu lopen de scholen lopen leeg, winkels trekken weg, het station is gesloten, het is een beetje een achterbuurt aan het worden. Maar eigenlijk is het het mooiste deel van de stad. Ons project, met 270 woningen, ligt vlak naast een natuurgebied in de heuvels. Als die nieuwbouw jonge mensen aantrekt, kan dat de hele wijk weer een duwtje omhoog geven’’’, verwacht hij.
Ook een ander project in Tatábanya moet volgens hem bijdragen aan de revitalisering van de stad. Het gaat om 224 appartementen in andere wijk die Hop als ‘rampengebied’ omschrijft: veel communistische hoogbouw, vlak tegen het industriegebied aan. ,,Als wij daar gaan bouwen, is de bedoeling dat de gemeente de naburige flats renoveert, zodat die wijk echt verbetert’’, vertelt hij.
In die wijk gaat het om kleine appartementen van 40 tot 60 vierkante meter, echt gericht op de starters op de woningmarkt en ook geschikt voor de buitenlandse managers van een van de nieuwe industrieën die zich de laatste jaren bij de stad hebben gevestigd. ,,Die blijven vaak een jaar en wonen dan in een hotel. Zo’n kleine flat kan een goed alternatief zijn, want het gaat om goede woningen. We besteden bijvoorbeeld veel meer dan Hongaarse projectontwikkelaars aandacht aan energiebesparende maatregelen.’’
Hop was eerder betrokken bij de bouw van vakantieparken in Hongarije, maar uit die sector heeft hij zich helemaal teruggetrokken. De huidige woningbouwprojecten financiert hij samen met kennissen, allemaal Nederlandse bouwondernemers. De groep investeerders heeft momenteel plannen voor vier projecten, in diverse stadia van ontwikkeling, al met al een kleine duizend woningen.
,,Het zijn allemaal mensen die op één of andere manier een band met Hongarije hebben, omdat ze mensen kennen die in 1956 zijn gevlucht, of omdat ze na de omwentelingen hulpgoederen hebben gebracht’’, zegt Hop, die zelf sinds tien jaar in Hongarije woont en getrouwd is met een Hongaarse vrouw.
Labels:
woningbouw
woensdag 20 juni 2007
GOEDE DAAD
De meeste mensen lopen waarschijnlijk gewoon door als ze twee wat donker gekleurde jongens wat ongelukkig kijkend naast twee Hongaarse agenten zien staan. Zo niet onze vriend D., een Nederlander die getrouwd is met een Hongaarse vrouw en sinds jaren n Budapest woont. Toen hij onlangs twee zeer bedrukt kijkende Roma in gesprek zag met twee agenten, stapte hij erop af. Hij vermoedde onrecht, en wilde helpen.
De situatie bleek een iets andere dan hij dacht. Het was geen kwestie van zigeunertje-pesten. De twee jongens, die afkomstig waren uit Roemenie, waren zelf naar de agenten toegestapt, omdat ze waren beroofd. Alles waren ze kwijt: hun papieren, en ook hun zuurverdiende geld, bij elkaar gezwoegd tijdens een paar weken onder slavenomstandigheden onkruid wieden tin de maisvleden van een Hongaarse boer. Die had hen na afloop van de klus in Budapest gedumpt, en verder moesten ze het zelf maar uitzoeken....
De agenten ware niet eens kwaadwillend. Ze raadden de jongens aan om bij het politiebureau aangifte te doen en daarna naar de Roemeense ambassade te gaan. Een van de twee jongens sprak Hongaars, maar ze maakten zo’n onbeholpen indruk dat D. spontaan aanbood met hen mee te gaan.
Het was, zegt hij, de laatste keer dat hij vrijwillig een Hongaars politiebureau binnen is gestapt. Bij binnenkomst werden ze opgewacht door vier nietsdoende agenten die deze inbreuk op hun geluier duidelijk niet op prijs stelden. Toen de jongens vertelden de avond daarvoor beroofd te zijn, kregen ze de vraag waarom het hen zolang had gekost om de weg naar het bureau te vinden.
Uiteindelijk kwam er een vrouw in burger die de jongens zo begon uit te kafferen over het feit dat ze niet de vorige avond waren gekomen, dat een van de twee bijna huilend naar buiten ging. De dame vond het eerst niet nodig proces-verbaal op te maken.
Pas toen haar duidelijk werd gemaakt dat de Roemeense ambassade zonder dat papier geen nieuw paspoort zou verstrekken, gaf ze toe. D. mocht er overigens niet bij zijn. Toen hij daartegen protesteerde, werd hij door vier agenten hardhandig naar een andere kamer gebracht.
Dat er goede reden was waarom D. er wel bij had moeten zijn toen de jongens aangifte deden, werd duidelijk toen het papier eenmaal was uit de tikmachine was gedraaid en hij erbij werd geroepen om het document voor te lezen aan ‘zijn cliënt’, omdat die analfabeet bleek te zijn. Het opmerkelijkste was wel dat de dame consequent had geschreven dat de jongens beroofd waren van een envelop van 100 forint (40 eurocent), inplaats van 100.000 forint (400 euro). Blijkbaar was het r onwaarschijnlijk voorgekomen dat een paar Roma zo’n bedrag bij elkaar zouden hebben gewerkt.
Daarna verlangden de agenten van de jongens dat ze de plaats van de misdaad zouden aanwijzen. Een opmerkelijk voortvarende stap in wat niet meer dan een simpele beroving was geweest, van het doort dat normaal in een diepe bureaula verdwijnt. De ene jongen barstte in huilen uit toen hij hoorde dat het allemaal nog langer ging duren. D. mocht er niet bij zijn, maar toen hij zei dat de jongens echt niet meer wisten waar het precies was gebeurd, konden ze gaan.
Het was inmiddels laat geworden, en D. nam de jongens mee naar huis. Hij heeft een kleine woning, maar in zijn schuurtje was wel onderdak. De ene jongen vertelde hem dat hij getrouwd was en een klein kindje had. Ze waren naar Hongarije gekomen om wat geld te verdienen in de landbouw. En nu wilden ze alleen maar naar huis, naar Salonta, net over de Roemeense grens.
Toen D. hen de volgende ochtend met voldoende geld naar het station wilde sturen, doemde een nieuw probleem op: ze konden niet lezen en hadden echt geen idee hoe ze naar de trein moesten komen. Uiteindelijk heeft hij hen daar persoonlijk afgeleverd, en dat voelde alsof hij zijn kleine dochtertje naar het station bracht. Dit is de metro, nu gaan we de trap op, en hier naar rechts, dan kopen we hier kaartjes, en dit is het perron, en nu wachten we op de trein.
Uiteindelijk heeft hij hen aan de zorgen van een schooljuf toevertrouwd, en die moet haar werk goed hebben gedaan, want een van de twee jongens belde twee dagen later op dat ze veilig thuis waren aangekomen. D. heeft hem laten beloven dat hij zou leren lezen en schrijven. In ruil daarvoor heeft hij voor deze zomer een baantje bij een Hongaarse boer voor hen gevonden.
De situatie bleek een iets andere dan hij dacht. Het was geen kwestie van zigeunertje-pesten. De twee jongens, die afkomstig waren uit Roemenie, waren zelf naar de agenten toegestapt, omdat ze waren beroofd. Alles waren ze kwijt: hun papieren, en ook hun zuurverdiende geld, bij elkaar gezwoegd tijdens een paar weken onder slavenomstandigheden onkruid wieden tin de maisvleden van een Hongaarse boer. Die had hen na afloop van de klus in Budapest gedumpt, en verder moesten ze het zelf maar uitzoeken....
De agenten ware niet eens kwaadwillend. Ze raadden de jongens aan om bij het politiebureau aangifte te doen en daarna naar de Roemeense ambassade te gaan. Een van de twee jongens sprak Hongaars, maar ze maakten zo’n onbeholpen indruk dat D. spontaan aanbood met hen mee te gaan.
Het was, zegt hij, de laatste keer dat hij vrijwillig een Hongaars politiebureau binnen is gestapt. Bij binnenkomst werden ze opgewacht door vier nietsdoende agenten die deze inbreuk op hun geluier duidelijk niet op prijs stelden. Toen de jongens vertelden de avond daarvoor beroofd te zijn, kregen ze de vraag waarom het hen zolang had gekost om de weg naar het bureau te vinden.
Uiteindelijk kwam er een vrouw in burger die de jongens zo begon uit te kafferen over het feit dat ze niet de vorige avond waren gekomen, dat een van de twee bijna huilend naar buiten ging. De dame vond het eerst niet nodig proces-verbaal op te maken.
Pas toen haar duidelijk werd gemaakt dat de Roemeense ambassade zonder dat papier geen nieuw paspoort zou verstrekken, gaf ze toe. D. mocht er overigens niet bij zijn. Toen hij daartegen protesteerde, werd hij door vier agenten hardhandig naar een andere kamer gebracht.
Dat er goede reden was waarom D. er wel bij had moeten zijn toen de jongens aangifte deden, werd duidelijk toen het papier eenmaal was uit de tikmachine was gedraaid en hij erbij werd geroepen om het document voor te lezen aan ‘zijn cliënt’, omdat die analfabeet bleek te zijn. Het opmerkelijkste was wel dat de dame consequent had geschreven dat de jongens beroofd waren van een envelop van 100 forint (40 eurocent), inplaats van 100.000 forint (400 euro). Blijkbaar was het r onwaarschijnlijk voorgekomen dat een paar Roma zo’n bedrag bij elkaar zouden hebben gewerkt.
Daarna verlangden de agenten van de jongens dat ze de plaats van de misdaad zouden aanwijzen. Een opmerkelijk voortvarende stap in wat niet meer dan een simpele beroving was geweest, van het doort dat normaal in een diepe bureaula verdwijnt. De ene jongen barstte in huilen uit toen hij hoorde dat het allemaal nog langer ging duren. D. mocht er niet bij zijn, maar toen hij zei dat de jongens echt niet meer wisten waar het precies was gebeurd, konden ze gaan.
Het was inmiddels laat geworden, en D. nam de jongens mee naar huis. Hij heeft een kleine woning, maar in zijn schuurtje was wel onderdak. De ene jongen vertelde hem dat hij getrouwd was en een klein kindje had. Ze waren naar Hongarije gekomen om wat geld te verdienen in de landbouw. En nu wilden ze alleen maar naar huis, naar Salonta, net over de Roemeense grens.
Toen D. hen de volgende ochtend met voldoende geld naar het station wilde sturen, doemde een nieuw probleem op: ze konden niet lezen en hadden echt geen idee hoe ze naar de trein moesten komen. Uiteindelijk heeft hij hen daar persoonlijk afgeleverd, en dat voelde alsof hij zijn kleine dochtertje naar het station bracht. Dit is de metro, nu gaan we de trap op, en hier naar rechts, dan kopen we hier kaartjes, en dit is het perron, en nu wachten we op de trein.
Uiteindelijk heeft hij hen aan de zorgen van een schooljuf toevertrouwd, en die moet haar werk goed hebben gedaan, want een van de twee jongens belde twee dagen later op dat ze veilig thuis waren aangekomen. D. heeft hem laten beloven dat hij zou leren lezen en schrijven. In ruil daarvoor heeft hij voor deze zomer een baantje bij een Hongaarse boer voor hen gevonden.
dinsdag 19 juni 2007
GASREKENING
Rekeningen betaal je in Hongarije met een gele check, in het postkantoor. Dat kan een tijdrovend karwei zijn. Een iets groter postkantoor heeft meerdere loketten, maar rekeningen kun je niet zomaar overal voldoen, daarvoor moet je in de juiste rij gaan staan.
Tegenwoordig is de betaling van die checks gecomputeriseerd, maar dat betekent persé niet dat het sneller gaat. Iedere check moet apart worden gescand en dat duurt een tijdje. Als je meer rekeningen tegelijk wilt betalen, vinden de lokettistes het erg prettig als je zelf thuis al hebt opgeteld hoeveel je hen in het totaal schuldig bent en als je hen dat zo mogelijk gepast betaalt. Ik ben kreeg ooit een stuk papier en een pen in mijn handen gedrukt toen ik dat niet had gedaan. Maar ik geef toe, dat is een tijdje geleden.
Tegenwoordig betalen we onze rekeningen namelijk via de bank. Makkelijk, zou je denken, maar dat gaat zomaar niet. Zelfs als het bedrijf zij rekeningnummer op de rekening vermeldt, zijn administraties lang niet altijd ingesteld op dit soort klantvriendelijke nieuwigheid. Het is ons al gebeurd dat we ons bankafschrift moesten faxen om aan te tonen dat we echt hadden betaald.
Nou geef ik toe: Hongaarse bankafschriften zijn zo onoverzichtelijk, dat ik er als administratie ook de voorkeur aan zou geven ze niet te hoeven lezen. Dat is vermoedelijk de reden waarom het gezondheidsfonds waar we lid van zijn, ons vraagt iedere maand door te geven op welke dag we de premie hebben gestort. Hoeven ze zelf minder te zoeken.
Laatst kregen we een aanmaning voor het gas van ons weekendhuis. Dat hadden we al meer dan een half jaar niet betaald. Ik was net in de bankafschriften alle afrekeningen aan het opzoeken, toen me iets opviel: iedere maand was het bedrag dat we aan gasbedrijf Tigaz hadden betaald, een week later weer keurig teruggekomen. Al ruim een half jaar lang. Ze hadden daar op die administratie dus gelijk en ongelijk met hun opmerking dat we een achterstand hadden.
Ja, zei de mevrouw die we daarover opbelden, maar er staat bij ons nergens genoteerd dat u per bank betaalt en dan kan dat niet. Bij Tigaz kun je namelijk alleen per bank betalen, als je het bedrij een machtiging geeft het geld direct van je rekening af te schrijven. Ik ben niet zo dol op machtigingen, dus daar voelde ik weinig voor. Maar het kan echt niet anders, meldde de chef van deze mevrouw ons per e-mail.
Maar wat bij Tigaz niet kan, kan bij Tigaz wel. We betalen ook de gasrekening van Nederlandse vrienden van ons die elders een buitenhuis hebben. Ook via Tigaz, alleen, via een ander kantoor van Tigaz. En daar doen ze helemaal niet moeilijk over directe betaling. Althans, ze storten het geld nooit terug en hebben ook nog nooit geklaagd dat de rekening niet betaald wordt.
Dat hebben we onze afdeling van Tigaz ook gemeld. Ik ben benieuwd hoe dat afloopt: of we straks alsnog beide rekeningen via de bank kunnen betalen, of dat we straks voor beide rekeningen met de check naar het postkantoor moeten. Want vermoedelijk heeft dat het ene kantoor het helemaal gedaan door ons geld zomaar via de bank aannemen.
Tegenwoordig is de betaling van die checks gecomputeriseerd, maar dat betekent persé niet dat het sneller gaat. Iedere check moet apart worden gescand en dat duurt een tijdje. Als je meer rekeningen tegelijk wilt betalen, vinden de lokettistes het erg prettig als je zelf thuis al hebt opgeteld hoeveel je hen in het totaal schuldig bent en als je hen dat zo mogelijk gepast betaalt. Ik ben kreeg ooit een stuk papier en een pen in mijn handen gedrukt toen ik dat niet had gedaan. Maar ik geef toe, dat is een tijdje geleden.
Tegenwoordig betalen we onze rekeningen namelijk via de bank. Makkelijk, zou je denken, maar dat gaat zomaar niet. Zelfs als het bedrijf zij rekeningnummer op de rekening vermeldt, zijn administraties lang niet altijd ingesteld op dit soort klantvriendelijke nieuwigheid. Het is ons al gebeurd dat we ons bankafschrift moesten faxen om aan te tonen dat we echt hadden betaald.
Nou geef ik toe: Hongaarse bankafschriften zijn zo onoverzichtelijk, dat ik er als administratie ook de voorkeur aan zou geven ze niet te hoeven lezen. Dat is vermoedelijk de reden waarom het gezondheidsfonds waar we lid van zijn, ons vraagt iedere maand door te geven op welke dag we de premie hebben gestort. Hoeven ze zelf minder te zoeken.
Laatst kregen we een aanmaning voor het gas van ons weekendhuis. Dat hadden we al meer dan een half jaar niet betaald. Ik was net in de bankafschriften alle afrekeningen aan het opzoeken, toen me iets opviel: iedere maand was het bedrag dat we aan gasbedrijf Tigaz hadden betaald, een week later weer keurig teruggekomen. Al ruim een half jaar lang. Ze hadden daar op die administratie dus gelijk en ongelijk met hun opmerking dat we een achterstand hadden.
Ja, zei de mevrouw die we daarover opbelden, maar er staat bij ons nergens genoteerd dat u per bank betaalt en dan kan dat niet. Bij Tigaz kun je namelijk alleen per bank betalen, als je het bedrij een machtiging geeft het geld direct van je rekening af te schrijven. Ik ben niet zo dol op machtigingen, dus daar voelde ik weinig voor. Maar het kan echt niet anders, meldde de chef van deze mevrouw ons per e-mail.
Maar wat bij Tigaz niet kan, kan bij Tigaz wel. We betalen ook de gasrekening van Nederlandse vrienden van ons die elders een buitenhuis hebben. Ook via Tigaz, alleen, via een ander kantoor van Tigaz. En daar doen ze helemaal niet moeilijk over directe betaling. Althans, ze storten het geld nooit terug en hebben ook nog nooit geklaagd dat de rekening niet betaald wordt.
Dat hebben we onze afdeling van Tigaz ook gemeld. Ik ben benieuwd hoe dat afloopt: of we straks alsnog beide rekeningen via de bank kunnen betalen, of dat we straks voor beide rekeningen met de check naar het postkantoor moeten. Want vermoedelijk heeft dat het ene kantoor het helemaal gedaan door ons geld zomaar via de bank aannemen.
dinsdag 12 juni 2007
STRAATNAMEN TE KOOP
De naam van het dorpsplein is niet te koop, zegt burgemeester Gábor Ivády. Maar wie er geld voor over heeft, is meer dan welkom om zijn naam te geven aan een van de acht dorpsstraten in Ivád die vernoemd zijn naar beroemde Hongaren als dichter Petöfi of de revolutionair Kossuth. Het dorp van 480 inwoners heeft zijn straatnamen in de verkoop gedaan.
Ivád is straatarm. Het ligt in Noordoost-Hongarije, in een van de armste regio’s van het land. Veel inwoners werkten vroeger in de inmiddels gesloten mijnen en zijn afhankelijk van een gemeentelijke uitkering. Bedrijven die gemeentebelasting betalen, zijn er niet en de rijksbijdragen aan de gemeente gaan ieder jaar omlaag. Toen het dak van de kleuterschool lekte, meldde zich gelukkig iemand met een stapel tweedehands dakpannen, want geld voor reparatie was er niet. Twee weken sloeg de bliksem in het gemeentehuis....
Hoe dat gerepareerd moet worden, is nog onduidelijk.
Ieder jaar moet Ivád bij het rijk aankloppen voor extra steun, simpelweg om de lopende kosten te dekken. Geld voor renovatie van de straten, laat staan voor de bouw van stoepen of een riolering is er niet. Maar wat het dorp wel heeft, is een creatieve burgemeester. Gábor Ivády liet een carrière bij een internationaal reclamebureau schieten voor het burgemeesterschap, nadat hij verliefd raakte op het dorp waar zijn grootmoeder woonde. Hij behandelt Ivád nu als nieuw PR-project. ,,Hoe kleiner een gemeente is, hoe inventiever je als bestuurder moet zijn’’, zegt hij.
En zo kwam hij op het idee om de lokale straatnamen te verkopen. Alleen de naam het dorpsplein is onaantastbaar, want dat is vernoemd naar wijlen Sándor Ivády, Olympisch kampioen waterpolo en daarnaast familie van de burgemeester en van pakweg de helft van de overige inwoners, die allemaal Ivády heten en allemaal familie van elkaar zijn. ,,Om de grond in de familie te houden, zijn de Ivády’s eeuwenlang onderling getrouwd,’’ zegt Ivády, ,,Er zijn meer dan dit soort dorpen in Hongarije. Dat leidt vaak tot inteeltproblemen, maar gelukkig zijn we in Ivád allemaal gezond.’’
De prijs van een Ivádse straat hangt af van de lengte. Met 400 euro per strekkende meter moeten belangstellenden tussen de 96000 en de 242000 euro neertellen om zich de komende 300 jaar te verzekeren van een straat met hun naam. Aanvankelijk hoopte de burgemeester hij dat internationale sterren geïnteresseerd zouden zijn. Maar afgezien Alain Delon reageerde geen van de aangeschreven beroemdheden, en de Franse filmster had geen belangstelling.
Nu denkt Ivády eerder aan grote bedrijven als klanten. Dat biedt ook andere mogelijkheden, zegt hij. ,,Als Philips bijvoorbeeld een Philipsstraat zou willen, zou ik daar waarschijnlijk niet eens geld voor vragen, maar de elektronica die nodig is om ons dorp van een goede webcam te voorzien en zo meer naamsbekendheid te bezorgen. Voor zo’n bedrijf zou het een stunt zijn, net zoiets als bijvoorbeeld een kantoor openen in Second Life: dat trekt publiciteit, voor een veel lager bedrag dan welke reclamecampagne dan ook.’’
Het stratenplan is maar een van zijn vele ideeën. Om de kleuterschool van een nieuwe speeltuin te voorzien, startte hij eind vorig jaar op het internet een ruilactie, geïnspireerd door een nieuwsbericht over een jongen die via internetveilingsite eBay een paperclip had weten te ruilen voor een huis. Ivády bood een vlaggetje met een gemeentewapen ter waarde van 2 euro aan, kreeg daarvoor een door Belgische bonbons, die hij weer ruilde voor een klok, een thermoskan, een modem, een tafel…
Op zeker moment kreeg een radiostation lucht van zijn actie. De daaropvolgende publiciteit zorgde voor steun van een aantal grote bedrijven, zodat Ivád er een speeltuin van 7 miljoen forint (zo’n 27500 euro) aan overhield.
Zijn idee om als dorp biologische groente voor de verkoop te gaan verbouwen, is minder exotisch, maar zijn wens om een parachutistenbrevet te halen maakt onderdeel uit van zijn wildere plannen. Springen lijkt hem eigenlijk wel eng, zegt hij, maar hij denkt dat het dorp er geld mee kan verdienen.
,,Als burgemeester mag ik mensen trouwen en veel bruidsparen willen iets bijzonders van hun huwelijk maken. Je hebt parachutisten die in een vliegtuig trouwen, vlak voor de sprong, of net na de landing. Als ik meespring, kan ik het huwelijk in de lucht voltrekken. Dat wordt nergens gedaan en dat moet toch belangstelling trekken. En als we als dorp dan ook nog het huwelijksfeest kunnen organiseren, dan hebben we tenminste een bron van inkomsten.’’
Hij wordt door andere burgemeesters vaak bekritiseerd omdat hij zijn functie te commercieel zou aanpakken. Onzin, vindt hij. ,,Wat is er tegen om commercieel te denken bij het besturen van een dorp in geldnood? Dat is gewoon jaloezie.’’
Ivád is straatarm. Het ligt in Noordoost-Hongarije, in een van de armste regio’s van het land. Veel inwoners werkten vroeger in de inmiddels gesloten mijnen en zijn afhankelijk van een gemeentelijke uitkering. Bedrijven die gemeentebelasting betalen, zijn er niet en de rijksbijdragen aan de gemeente gaan ieder jaar omlaag. Toen het dak van de kleuterschool lekte, meldde zich gelukkig iemand met een stapel tweedehands dakpannen, want geld voor reparatie was er niet. Twee weken sloeg de bliksem in het gemeentehuis....
Hoe dat gerepareerd moet worden, is nog onduidelijk.
Ieder jaar moet Ivád bij het rijk aankloppen voor extra steun, simpelweg om de lopende kosten te dekken. Geld voor renovatie van de straten, laat staan voor de bouw van stoepen of een riolering is er niet. Maar wat het dorp wel heeft, is een creatieve burgemeester. Gábor Ivády liet een carrière bij een internationaal reclamebureau schieten voor het burgemeesterschap, nadat hij verliefd raakte op het dorp waar zijn grootmoeder woonde. Hij behandelt Ivád nu als nieuw PR-project. ,,Hoe kleiner een gemeente is, hoe inventiever je als bestuurder moet zijn’’, zegt hij.
En zo kwam hij op het idee om de lokale straatnamen te verkopen. Alleen de naam het dorpsplein is onaantastbaar, want dat is vernoemd naar wijlen Sándor Ivády, Olympisch kampioen waterpolo en daarnaast familie van de burgemeester en van pakweg de helft van de overige inwoners, die allemaal Ivády heten en allemaal familie van elkaar zijn. ,,Om de grond in de familie te houden, zijn de Ivády’s eeuwenlang onderling getrouwd,’’ zegt Ivády, ,,Er zijn meer dan dit soort dorpen in Hongarije. Dat leidt vaak tot inteeltproblemen, maar gelukkig zijn we in Ivád allemaal gezond.’’
De prijs van een Ivádse straat hangt af van de lengte. Met 400 euro per strekkende meter moeten belangstellenden tussen de 96000 en de 242000 euro neertellen om zich de komende 300 jaar te verzekeren van een straat met hun naam. Aanvankelijk hoopte de burgemeester hij dat internationale sterren geïnteresseerd zouden zijn. Maar afgezien Alain Delon reageerde geen van de aangeschreven beroemdheden, en de Franse filmster had geen belangstelling.
Nu denkt Ivády eerder aan grote bedrijven als klanten. Dat biedt ook andere mogelijkheden, zegt hij. ,,Als Philips bijvoorbeeld een Philipsstraat zou willen, zou ik daar waarschijnlijk niet eens geld voor vragen, maar de elektronica die nodig is om ons dorp van een goede webcam te voorzien en zo meer naamsbekendheid te bezorgen. Voor zo’n bedrijf zou het een stunt zijn, net zoiets als bijvoorbeeld een kantoor openen in Second Life: dat trekt publiciteit, voor een veel lager bedrag dan welke reclamecampagne dan ook.’’
Het stratenplan is maar een van zijn vele ideeën. Om de kleuterschool van een nieuwe speeltuin te voorzien, startte hij eind vorig jaar op het internet een ruilactie, geïnspireerd door een nieuwsbericht over een jongen die via internetveilingsite eBay een paperclip had weten te ruilen voor een huis. Ivády bood een vlaggetje met een gemeentewapen ter waarde van 2 euro aan, kreeg daarvoor een door Belgische bonbons, die hij weer ruilde voor een klok, een thermoskan, een modem, een tafel…
Op zeker moment kreeg een radiostation lucht van zijn actie. De daaropvolgende publiciteit zorgde voor steun van een aantal grote bedrijven, zodat Ivád er een speeltuin van 7 miljoen forint (zo’n 27500 euro) aan overhield.
Zijn idee om als dorp biologische groente voor de verkoop te gaan verbouwen, is minder exotisch, maar zijn wens om een parachutistenbrevet te halen maakt onderdeel uit van zijn wildere plannen. Springen lijkt hem eigenlijk wel eng, zegt hij, maar hij denkt dat het dorp er geld mee kan verdienen.
,,Als burgemeester mag ik mensen trouwen en veel bruidsparen willen iets bijzonders van hun huwelijk maken. Je hebt parachutisten die in een vliegtuig trouwen, vlak voor de sprong, of net na de landing. Als ik meespring, kan ik het huwelijk in de lucht voltrekken. Dat wordt nergens gedaan en dat moet toch belangstelling trekken. En als we als dorp dan ook nog het huwelijksfeest kunnen organiseren, dan hebben we tenminste een bron van inkomsten.’’
Hij wordt door andere burgemeesters vaak bekritiseerd omdat hij zijn functie te commercieel zou aanpakken. Onzin, vindt hij. ,,Wat is er tegen om commercieel te denken bij het besturen van een dorp in geldnood? Dat is gewoon jaloezie.’’
vrijdag 8 juni 2007
OF THE RECORD
Dit is 'of the record', krijg je als journalist wel eens te horen van een geïnterviewde, als hij iets kwijt wil wat hij jou wel wel vertellen, maar anderen niet. Als je een goede relatie wilt houden met zo'n geïnterviewde, respecteer je die opmerking en schrijf je het niet op.
'Of the record' wilde Antal Rogan, vice-voorzitter van de parlementaire fractie van oppositiepartij Fidesz vandaag tegenover een groep buitenlandse journalisten wel kwijt dat Hongarije teveel ziekenhuizen heeft, en een aantal moet sluiten. 'Of the record' willen Fidesz-politici wel vaker zaken kwijt die ze hun kiezers nooit vertellen.
Natúúrlijk vertel je als oppositiepartij de kiezers tijdens een verkiezingscampagne niet dat je na de verkiezingen zult moeten bezuinigen, zei Rogan (niet eens of the record). Na enige druk was hij trouwens ook bereid om 'on the record' te verklaren dat er ziekenhuizen dicht moeten. Vandaar dat ik het nu opschrijf.
Natúúrlijk vond Rogan de huidige regering illegitiem, vanwege het feit dat premier Gyurcsány heeft toegegeven dat hij tijdens de verkiezingscampagne vorig jaar gelogen heeft. Hoe noem je dat in goed Nederlands? Met twee maten meten?
'Of the record' wilde Antal Rogan, vice-voorzitter van de parlementaire fractie van oppositiepartij Fidesz vandaag tegenover een groep buitenlandse journalisten wel kwijt dat Hongarije teveel ziekenhuizen heeft, en een aantal moet sluiten. 'Of the record' willen Fidesz-politici wel vaker zaken kwijt die ze hun kiezers nooit vertellen.
Natúúrlijk vertel je als oppositiepartij de kiezers tijdens een verkiezingscampagne niet dat je na de verkiezingen zult moeten bezuinigen, zei Rogan (niet eens of the record). Na enige druk was hij trouwens ook bereid om 'on the record' te verklaren dat er ziekenhuizen dicht moeten. Vandaar dat ik het nu opschrijf.
Natúúrlijk vond Rogan de huidige regering illegitiem, vanwege het feit dat premier Gyurcsány heeft toegegeven dat hij tijdens de verkiezingscampagne vorig jaar gelogen heeft. Hoe noem je dat in goed Nederlands? Met twee maten meten?
vrijdag 1 juni 2007
MEDISCHE MYTHES
Een staaroperatie, liesbreuk of simpele plastische chirurgie. Allemaal geen redenen om voor dagen in het ziekenhuis te belanden. Behalve dan in Hongarije. Terwijl in de rest van Europa 40 tot 70 procent van de patiënten na veel operaties dezelfde dag naar huis gaat, zijn één-dags operatie in Hongarije een absolute uitzondering. Negentig procent van de patiënten blijft, vaak geheel onnodig, meerdere dagen in het ziekenhuis.
Het zijn niet de patiënten die daarop staan, maar de ziekenhuizen, want die verdienen goed aan die praktijk. Voor iedere dag dat een patiënt in het ziekenhuis ligt, vangt de instelling liggeld. En veel verpleegsters en artsen verwachten voor diezelfde dagen ook nog eens 'dankbaarheidsgeld', de beruchte praktijk die maakt dat de zogenaamde gratis gezondheidszorg in Hongarije van geen kant gratis is.
Volgens onderzoek van de OEP, het Hongaarse ziekenfonds, zijn er talloze zieken die twee, drie dagen in het ziekenhuis liggen, en in die tijd al met al een half uur aandacht krijgen van artsen en verpleging. Als je bedenkt dat Hongaarse patiënten ook nog voor hun eigen beddengoed, wc-papier en eten moeten zorgen, is duidelijk dat ze erg veel reden hebben om dankbaar te zijn.
Daar komt ook nog eens bij dat een groot deel van de patiënten volkomen onnodig is geopereerd. In Hongarije heb je meer dan vier keer zoveel kans om onder het mes te gaan als in Nederland of andere West-Europese landen. De conclusie kan alleen maar zijn dat er ontzettend veel mensen volkomen onterecht in het ziekenhuis liggen, met alle risico's van dien, want iedere goede arts weet dat overbodige operaties voor een patiënt alleen maar gevaarlijk zijn.
Wat dat betreft zouden bezuiniging en hervorming van de gezondheidszorg helemaal niet zo moeilijk moeten zijn. Als al het geld dat nu in onzinnige operaties en onterechte ziekenhuisopenames gaat zitten, voor vernieuwing en verbetering werd gebruikt, zouden ziekenhuizen en artsen met hetzelfde budget waarschijnlijk veel betere resultaten boeken.
Artsen hebben alle reden om de hand in eigen boezem te steken. Zo blijkt uit onderzoek dat 20 procent van de eerste diagnoses in Hongarije foutief is. Nu is het bij eerste diagnoses niet ongewoon, daarvoor wordt er ook vervolgonderzoek gedaan. Maar twintig procent is hoog, binnen Europa variëren de cijfers van acht tot 25 procent.
Opmerkelijk was dat toen de nieuwe minister van gezondheidszorg Agnes Horvath deze cijfers onlangs bekend maakte, ze de oppositie in het parlement en de hele artsengemeenschap over zich heen kreeg. Niet omdat die het cijfer ontkenden, maar de minister ondermijnde zo het vertrouwen in de artsenstand, vond men.
De artsen houden begrijpelijkerwijs liever vast aan de mythe dat ze allemaal zo capabel zijn. Want dat is vaak het verhaal dat je in de gezondheidszorg te horen krijgt: aan de artsen ligt het niet, hun kennis is goed, maar de omstandigheden zijn het probleem.
Als het huidige debat over de Hongaarse gezondheidszorg één ding duidelijk maakt, is dat patiënten vaak de dupe worden van een medische stand die doodsbang is dat de eigen privileges worden aangetast. De klachten van chirurgen over lange operatiedagen komen in een ander licht te staan als je weet dat het merendeel van die operaties niet plaats had hoeven vinden en vooral worden uitgevoerd omdat de chirurg zelf er beter van wordt.
Momenteel schijnen de wachtlijsten in rap tempo te groeien, zodat je sinds kort jaren moet wachten op een operatie voor bijvoorbeeld een kunstknie op -heup. Behalve, en dat is ook opmerkelijk, als je bereid bent zelf voor die operatie te dokken en de arts contant te betalen: dan kun je zo aan de beurt zijn.
Dat 'gelijke gezondheidszorg voor iedereen' in Hongarije een fabel is, is zonneklaar. Geen politicus in dit land laat zich opnemen in het eerste het beste streekziekenhuis en gaat dat gewoon met twintig man op een zaal liggen waar je je eigen wc-papier moet meenenem en er geen gordijnen om de bedden zijn, zodat iedereen mee kan lijken als je gewassen moet worden.
Wie geld en de juiste contacten heeft, wijkt uit naar privéklinieken, private ziekenhuizen of gaat zelfs naar het buitenland om zich daar te laten behandelen. Of hij gaat op zoek naar de beste arts en betaalt dus privaat om op de wachtlijst voor te dringen. Dat maakt het extra cru dat oppositiepolitici over de ruggen van de patiënten heen een gezondheidszorg blijven verdedigen die zo duidelijk faalt.
Het zijn niet de patiënten die daarop staan, maar de ziekenhuizen, want die verdienen goed aan die praktijk. Voor iedere dag dat een patiënt in het ziekenhuis ligt, vangt de instelling liggeld. En veel verpleegsters en artsen verwachten voor diezelfde dagen ook nog eens 'dankbaarheidsgeld', de beruchte praktijk die maakt dat de zogenaamde gratis gezondheidszorg in Hongarije van geen kant gratis is.
Volgens onderzoek van de OEP, het Hongaarse ziekenfonds, zijn er talloze zieken die twee, drie dagen in het ziekenhuis liggen, en in die tijd al met al een half uur aandacht krijgen van artsen en verpleging. Als je bedenkt dat Hongaarse patiënten ook nog voor hun eigen beddengoed, wc-papier en eten moeten zorgen, is duidelijk dat ze erg veel reden hebben om dankbaar te zijn.
Daar komt ook nog eens bij dat een groot deel van de patiënten volkomen onnodig is geopereerd. In Hongarije heb je meer dan vier keer zoveel kans om onder het mes te gaan als in Nederland of andere West-Europese landen. De conclusie kan alleen maar zijn dat er ontzettend veel mensen volkomen onterecht in het ziekenhuis liggen, met alle risico's van dien, want iedere goede arts weet dat overbodige operaties voor een patiënt alleen maar gevaarlijk zijn.
Wat dat betreft zouden bezuiniging en hervorming van de gezondheidszorg helemaal niet zo moeilijk moeten zijn. Als al het geld dat nu in onzinnige operaties en onterechte ziekenhuisopenames gaat zitten, voor vernieuwing en verbetering werd gebruikt, zouden ziekenhuizen en artsen met hetzelfde budget waarschijnlijk veel betere resultaten boeken.
Artsen hebben alle reden om de hand in eigen boezem te steken. Zo blijkt uit onderzoek dat 20 procent van de eerste diagnoses in Hongarije foutief is. Nu is het bij eerste diagnoses niet ongewoon, daarvoor wordt er ook vervolgonderzoek gedaan. Maar twintig procent is hoog, binnen Europa variëren de cijfers van acht tot 25 procent.
Opmerkelijk was dat toen de nieuwe minister van gezondheidszorg Agnes Horvath deze cijfers onlangs bekend maakte, ze de oppositie in het parlement en de hele artsengemeenschap over zich heen kreeg. Niet omdat die het cijfer ontkenden, maar de minister ondermijnde zo het vertrouwen in de artsenstand, vond men.
De artsen houden begrijpelijkerwijs liever vast aan de mythe dat ze allemaal zo capabel zijn. Want dat is vaak het verhaal dat je in de gezondheidszorg te horen krijgt: aan de artsen ligt het niet, hun kennis is goed, maar de omstandigheden zijn het probleem.
Als het huidige debat over de Hongaarse gezondheidszorg één ding duidelijk maakt, is dat patiënten vaak de dupe worden van een medische stand die doodsbang is dat de eigen privileges worden aangetast. De klachten van chirurgen over lange operatiedagen komen in een ander licht te staan als je weet dat het merendeel van die operaties niet plaats had hoeven vinden en vooral worden uitgevoerd omdat de chirurg zelf er beter van wordt.
Momenteel schijnen de wachtlijsten in rap tempo te groeien, zodat je sinds kort jaren moet wachten op een operatie voor bijvoorbeeld een kunstknie op -heup. Behalve, en dat is ook opmerkelijk, als je bereid bent zelf voor die operatie te dokken en de arts contant te betalen: dan kun je zo aan de beurt zijn.
Dat 'gelijke gezondheidszorg voor iedereen' in Hongarije een fabel is, is zonneklaar. Geen politicus in dit land laat zich opnemen in het eerste het beste streekziekenhuis en gaat dat gewoon met twintig man op een zaal liggen waar je je eigen wc-papier moet meenenem en er geen gordijnen om de bedden zijn, zodat iedereen mee kan lijken als je gewassen moet worden.
Wie geld en de juiste contacten heeft, wijkt uit naar privéklinieken, private ziekenhuizen of gaat zelfs naar het buitenland om zich daar te laten behandelen. Of hij gaat op zoek naar de beste arts en betaalt dus privaat om op de wachtlijst voor te dringen. Dat maakt het extra cru dat oppositiepolitici over de ruggen van de patiënten heen een gezondheidszorg blijven verdedigen die zo duidelijk faalt.
Labels:
gezondheidszorg
Abonneren op:
Posts (Atom)