Een van de dingen die het Hongaars zo moeilijk maken, is dat ze geen voorzetsels en voornaamwoorden hebben, maar achtervoegsels. Zo'n woord waar van alles achter wordt geplakt, dat is knap verwarrend.
Maar Hongaren draaien meer om. Namen natuurlijk. Dat delen ze trouwens met veel Aziatische volkeren. Het is een andere manier van tegen de mens aan kijken. De Nederlandse volgorde gaat uit van het individu: Piet, welke Piet, nou die van Jansen. De Hongaarse gaat uit van de familie, of clan: de Varga's, welke Varga, nou, János.
Het kost me af en toe nog steeds moeite me voor te stellen als Hellinga Runa, maar het went. Maar het kan ook tot misverstanden leiden om je aan te passen. Een kennis die vaker in het buitenland was geweest en wist dat men het daar andersom doet, noemt me consequent Hellinga. Eerst dacht ik dat hij me simpelweg met mijn achternaam aansprak. Nu ik me van zijn fout bewust ben, heb ik het hart niet meer om hem te corrigeren.
Helemaal verwarrend wordt het als bereisde Hongaren ten behoeve van buitenlanders hun eigen naam gaan omdraaien. Dat geldt vooral als beide namen ook een voornaam kunnen zijn, wat regelmatig voorkomt. Er zijn bijvoorbeeld twee economen (de ene was ook nog een tijdlang minister). De ene heet Csaba László en de andere László Csaba. Maar vraag mij niet meer welke van de twee nu precies hoe heet, ik ben de draad wat dat betreft echt kwijt.
Er is nog een kwestie die Hongaren consequent omdraaien: data. Eerst het jaar, dan de maand, dan de dag. Zo leer je het op school, zo staat het op alle formulieren. Maar ook daar slaat de verwarring steeds vaker toe, want mooi dat de houdbaarheiddatum op pakken melk tegenwoordig vaak in ónze volgorde staat. Geïmporteerde verpakkingsmachines weten nu eenmaal niet beter.
Dat is vooral lastig bij data waar geen jaartal wordt genoemd. Is iets dat houdbaar is tot 07-08 nou goed tot 7 augustus of tot 8 juli? Het enige dat je kunt doen is je gezonde verstand gebruiken. Het moet bij heel wat mensen tot enorme verwarring leiden, want ik heb gemerkt dat veel Hongaren met omgekeerde data niet uit de voeten kunnen.
Onlangs werd ik gebeld door een school waar we onze zoon hadden ingeschreven. Wat zijn geboortedatum nu precies was. Ik bleek me vergist te hebben en had de maand en dag in de Nederlandse volgorde neergezet. Maar een 21ste maand, die bestond toch helemaal niet, zei de secretaresse wat verward.
Korte tijd later stond ik in de supermarkt gebogen over een bak met voorverpakte pakjes paté. Aan de andere kant stond een keurige oudere dame die me hulpzoekend aankeek. Waar de champignonpaté was die er volgens de prijskaartjes bij zou moeten zitten? Ik gaf haar een pakje mushroompaté. Er zat inderdaad geen Hongaarse sticker op.
Ze schoof haar bril wat naar voren en tuurde op het etiket. Tot wanneer was het goed, vroeg ze. Ik wees op de datum: 1-17-2008. Ze bleef puzzelend kijken en kwam er echt niet uit. Pas toen ik zei dat dat volgend jaar januari was, lichtte haar gezicht op. Dat was lang genoeg. Tegen die tijd was het pakje wel op, zei ze.
Nieuws en achtergronden over Hongarije van correspondenten Runa Hellinga en Henk Hirs
dinsdag 25 december 2007
maandag 17 december 2007
STAKINGEN
Het personeel van de Hongaarse Spoorwegen staakt vandaag. Tegen de nieuwe ziektenkostenverzekering en tegen de hervormingen in de gezondheidszorg. Althans, dat is de officiële reden, maar het is geen toeval dat juist bij een bedrijf als de MÁV wordt gestaakt. MÁV zelf staat ook voor enorme hervormingen, als het tenminste aan MÁV-directeur Istvan Heitczinger ligt. En alles wat naar hervormingen riekt, valt bij het MÁV-personeel slecht.
Er is sinds 1990 bar weinig veranderd bij de Hongaarse Spoorwegen. Treinen zijn verouderd en ogen vies, ze rijden vaak niet op tijd en hebben zon hoge instap dat je er als bejaarde niet of nauwelijks inkomt. Als je een station binnenrijdt, moet je als een havik opletten om het bordje te zien waar de stationsnaam op vermeld wordt. Op grote delen van het spoor kruipt de trein voort, hetzij, omdat het door de verouderde rails niet mogelijk is om sneller te rijden of omdat het seinensysteem verouderd is. Kaartjes kopen is een tergend trage bezigheid.
De afgelopen zeventien jaar heeft de MÁV dertien (!) directeuren versleten die geprobeerd hebben om iets aan de problemen te doen. Op deelterreinen zijn er wat successen geboekt, maar het totale beeld van de MÁv blijft dat van een bedrijf waar niets verandert.
Heitczinger ziet daar twee duidelijke redenen voor. Ten eerste is de post van MÁV-directeur een politieke benoeming. Zodra er een andere regering komt, komt er een andere directeur. En als een directeur de minister niet kan beloven dat er binnen één of twee jaar mooie dingen gebeuren bij de MÁV, zodat die er publicitair mooie sier mee kan maken, vliegt hij er weer uit.
En dan is er het personeel van MÁV zelf. Dat, zegt Heitczinger, is de hoofdreden waarom moderniseringen geen kans van slagen hebben. Op alle niveaus worden vernieuwingen tegengewerkt, in de wetenschap dat het slechts een kwestie van afwachten is tot een directeur wordt afgevoerd en zijn opvolger zijn tanden op de MÁV stuk mag bijten.
Het MÁV-personeel beschouwt de klant, de passagier, als een lastige factor, is zijn ervaring. "Een tijd geleden kwam het hoofd klantenservice naar mij toe en kankerde: 'wat wil die passagier nou van me?' Ik heb hem geantwoord dat die passagier gewoon wil waar hij recht op heeft, service en een fatsoenlijke behandeling. Zo iemand hoort natuurlijk gewoon niet op die positie," aldus Heitczinger.
Het MÁV-personeel vindt het volgens hem vanzelfsprekend dat de regering jaar na jaar na jaar het gat in de begroting dicht, maar verder dan dat komt het normaal niet. Minister van economische zaken János Kóka heeft in 2007 echter 1,2 miljard euro uitgetrokken voor de modernisering van het bedrijf. "Dat is meer geld dan de MÁV ooit heeft gehad en meer geld dan het kabinet bespaart met de totale bezuiningen op de gezondheidszorg, onderwijs en pensioenen," zegt Heitczinger.
De regering ziet volgens hem duidelijk dat het nu of nooit is voor het bedrijf: "Als we dit geld niet goed gebruiken, heb je grote kans dat over een aantal jaren de hele MÁV simpelweg dicht moet, omdat de financiering van het bedrijf onbetaalbaar is geworden, zonder dat er ook maar iets is veranderd."
Heitczinger ontkent niet dat sommige veranderingen onplezierig kunnen uitpakken voor het personeel, maar dat is onvermijdelijk. "We moeten onze kosten verlagen en onze inkomsten verhogen." Dat betekent bezuinigingen, en dus het verlies van onnodige functies. Zo zijn er constant twaalf man bezig met de bediening van het uit 1907 stammende handmatige wisselsysteem bij het Nyugatistation in Boedapest. Bepaalde diensten, zoals het schoonmaken van stations en treinen, zullen in toekomst worden uitbesteed aan schoonmaakbedrijven.
Als het om inkomsten verhogen gaat, ziet Heitczinger goede mogelijkheden. Zonder de kaartjes duurder te maken, is er zo twintig procent te verdienen met het aanpakken van zwartrijders, zegt hij. Hij wil de stations gaan voorzien van een electronisch controlesysteem dat passagiers zowel bij vertrek als bij aankomst controleert. Wie verder is gereden dan zijn kaartje toelaat, moet dan alsnog dokken.
Maar het eerste streven is toch wel, dat passagiers het gevoel moeten krijgen dat er iets verandert bij de MÁV. Goede informatie op de stations ziet hij als een eerste doel. Zodat mensen in toekomst weten waar ze zijn, waar ze heenrijden en wanneer ze uit moeten stappen.
Of hij het voor elkaar krijgt? Heitczinger haalt zijn schouders op. De kans dat hij over twee jaar naar een andere baan kan omkijken, is enorm, dat weet hij. Als het personeel de hervormingen tot dan weet tegen te houden, kunnen de passagiers waarschijnlijk nog jaren wachten tot er iets simpels als een goed informatiesysteem op de stations komt. "Mijn enige hoop is dat ik de oppositie ook achter me weet te krijgen, doordat ik hen duidelijk weet te maken dat het hun eigen kiezers zijn die de dupe zijn van de huidige situatie."
Er is sinds 1990 bar weinig veranderd bij de Hongaarse Spoorwegen. Treinen zijn verouderd en ogen vies, ze rijden vaak niet op tijd en hebben zon hoge instap dat je er als bejaarde niet of nauwelijks inkomt. Als je een station binnenrijdt, moet je als een havik opletten om het bordje te zien waar de stationsnaam op vermeld wordt. Op grote delen van het spoor kruipt de trein voort, hetzij, omdat het door de verouderde rails niet mogelijk is om sneller te rijden of omdat het seinensysteem verouderd is. Kaartjes kopen is een tergend trage bezigheid.
De afgelopen zeventien jaar heeft de MÁV dertien (!) directeuren versleten die geprobeerd hebben om iets aan de problemen te doen. Op deelterreinen zijn er wat successen geboekt, maar het totale beeld van de MÁv blijft dat van een bedrijf waar niets verandert.
Heitczinger ziet daar twee duidelijke redenen voor. Ten eerste is de post van MÁV-directeur een politieke benoeming. Zodra er een andere regering komt, komt er een andere directeur. En als een directeur de minister niet kan beloven dat er binnen één of twee jaar mooie dingen gebeuren bij de MÁV, zodat die er publicitair mooie sier mee kan maken, vliegt hij er weer uit.
En dan is er het personeel van MÁV zelf. Dat, zegt Heitczinger, is de hoofdreden waarom moderniseringen geen kans van slagen hebben. Op alle niveaus worden vernieuwingen tegengewerkt, in de wetenschap dat het slechts een kwestie van afwachten is tot een directeur wordt afgevoerd en zijn opvolger zijn tanden op de MÁV stuk mag bijten.
Het MÁV-personeel beschouwt de klant, de passagier, als een lastige factor, is zijn ervaring. "Een tijd geleden kwam het hoofd klantenservice naar mij toe en kankerde: 'wat wil die passagier nou van me?' Ik heb hem geantwoord dat die passagier gewoon wil waar hij recht op heeft, service en een fatsoenlijke behandeling. Zo iemand hoort natuurlijk gewoon niet op die positie," aldus Heitczinger.
Het MÁV-personeel vindt het volgens hem vanzelfsprekend dat de regering jaar na jaar na jaar het gat in de begroting dicht, maar verder dan dat komt het normaal niet. Minister van economische zaken János Kóka heeft in 2007 echter 1,2 miljard euro uitgetrokken voor de modernisering van het bedrijf. "Dat is meer geld dan de MÁV ooit heeft gehad en meer geld dan het kabinet bespaart met de totale bezuiningen op de gezondheidszorg, onderwijs en pensioenen," zegt Heitczinger.
De regering ziet volgens hem duidelijk dat het nu of nooit is voor het bedrijf: "Als we dit geld niet goed gebruiken, heb je grote kans dat over een aantal jaren de hele MÁV simpelweg dicht moet, omdat de financiering van het bedrijf onbetaalbaar is geworden, zonder dat er ook maar iets is veranderd."
Heitczinger ontkent niet dat sommige veranderingen onplezierig kunnen uitpakken voor het personeel, maar dat is onvermijdelijk. "We moeten onze kosten verlagen en onze inkomsten verhogen." Dat betekent bezuinigingen, en dus het verlies van onnodige functies. Zo zijn er constant twaalf man bezig met de bediening van het uit 1907 stammende handmatige wisselsysteem bij het Nyugatistation in Boedapest. Bepaalde diensten, zoals het schoonmaken van stations en treinen, zullen in toekomst worden uitbesteed aan schoonmaakbedrijven.
Als het om inkomsten verhogen gaat, ziet Heitczinger goede mogelijkheden. Zonder de kaartjes duurder te maken, is er zo twintig procent te verdienen met het aanpakken van zwartrijders, zegt hij. Hij wil de stations gaan voorzien van een electronisch controlesysteem dat passagiers zowel bij vertrek als bij aankomst controleert. Wie verder is gereden dan zijn kaartje toelaat, moet dan alsnog dokken.
Maar het eerste streven is toch wel, dat passagiers het gevoel moeten krijgen dat er iets verandert bij de MÁV. Goede informatie op de stations ziet hij als een eerste doel. Zodat mensen in toekomst weten waar ze zijn, waar ze heenrijden en wanneer ze uit moeten stappen.
Of hij het voor elkaar krijgt? Heitczinger haalt zijn schouders op. De kans dat hij over twee jaar naar een andere baan kan omkijken, is enorm, dat weet hij. Als het personeel de hervormingen tot dan weet tegen te houden, kunnen de passagiers waarschijnlijk nog jaren wachten tot er iets simpels als een goed informatiesysteem op de stations komt. "Mijn enige hoop is dat ik de oppositie ook achter me weet te krijgen, doordat ik hen duidelijk weet te maken dat het hun eigen kiezers zijn die de dupe zijn van de huidige situatie."
zondag 16 december 2007
TEVREDEN IN HET ZIEKENHUIS
Alles is betrekkelijk, ook de kwaliteit van ziekenhuizen. Het Roemeense dagblad Adevarul had afgelopen week een verhaal over Roemeense aanstaande moeders die in de grensstreek met Hongarije wonen. Als ze het zich enigszinds kunnen veroorloven, bevallen ze bij voorkeur... in Hongarije.
En waarom? Ze voelen zich veiliger bij Hongaarse artsen en de kwaliteit van de ziekenhuizen is veel beter. Er zit vlees bij de maaltijd. Er zijn badkamers bij iedere kamer. Het beddengoed wordt regelmatig verschoond. De verpleegsters zijn hulpvaardig en het ziekenhuis is patiëntgericht.
Een paar jaar geleden waren het vooral Hongaars-talige vrouwen die voor een bevalling over de grens kozen, maar inmiddels zijn er meer en meer Roemeens-sprekende zwangeren die de voorkeur aan een Hongaarse bevalling geven. De grensziekenhuizen schijnen er al helemaal op ingesteld te zijn. Voor wie het nodig heeft, zijn voor 7500 forint per dag tolken beschikbaar.
Eén van de vrouwen vertelde Adevarul dat ze besloten had naar Hongarije te gaan, nadat haar arts haar al in de eerste maanden van de zwangerschap probeerde over te halen tot een keizernsede, omdat hij veel patiënten had en niet kon garanderen dat hij er bij een natuurlijke bevalling zou zijn. Een andere vrouw besloot in Debrecen te bevallen, omdat haar eerste baby als gevolg van een ziekenhuisinfectie was overleden.
Zelfs de vrouw van de burgemeester van Arad, waarvan je toch zou verwachten die in het plaatselijke ziekenhuis met alle égards zou worden behandeld, besloot naar Szeged te gaan, toen er tijdens de zwangerschap complicaties optraden, waar de lokale artsen geen raad mee wisten.
De vrouwen moeten er wel wat voor neertellen. Een eerste consult kost tussen de 5000 en de 12000 forint, een gewone bevalling 200.000 tot 300.000 forint, terwijl een keizersnede al snel 300.000 forint meer kost. Zoals gezegd, alles is relatief, ook het oordeel over de kwaliteit van de Hongaarse ziekenhuizen.
En waarom? Ze voelen zich veiliger bij Hongaarse artsen en de kwaliteit van de ziekenhuizen is veel beter. Er zit vlees bij de maaltijd. Er zijn badkamers bij iedere kamer. Het beddengoed wordt regelmatig verschoond. De verpleegsters zijn hulpvaardig en het ziekenhuis is patiëntgericht.
Een paar jaar geleden waren het vooral Hongaars-talige vrouwen die voor een bevalling over de grens kozen, maar inmiddels zijn er meer en meer Roemeens-sprekende zwangeren die de voorkeur aan een Hongaarse bevalling geven. De grensziekenhuizen schijnen er al helemaal op ingesteld te zijn. Voor wie het nodig heeft, zijn voor 7500 forint per dag tolken beschikbaar.
Eén van de vrouwen vertelde Adevarul dat ze besloten had naar Hongarije te gaan, nadat haar arts haar al in de eerste maanden van de zwangerschap probeerde over te halen tot een keizernsede, omdat hij veel patiënten had en niet kon garanderen dat hij er bij een natuurlijke bevalling zou zijn. Een andere vrouw besloot in Debrecen te bevallen, omdat haar eerste baby als gevolg van een ziekenhuisinfectie was overleden.
Zelfs de vrouw van de burgemeester van Arad, waarvan je toch zou verwachten die in het plaatselijke ziekenhuis met alle égards zou worden behandeld, besloot naar Szeged te gaan, toen er tijdens de zwangerschap complicaties optraden, waar de lokale artsen geen raad mee wisten.
De vrouwen moeten er wel wat voor neertellen. Een eerste consult kost tussen de 5000 en de 12000 forint, een gewone bevalling 200.000 tot 300.000 forint, terwijl een keizersnede al snel 300.000 forint meer kost. Zoals gezegd, alles is relatief, ook het oordeel over de kwaliteit van de Hongaarse ziekenhuizen.
vrijdag 7 december 2007
ZIEKENHUISETEN
Met een beetje geluk zult u in toekomst niet verhongeren in een Hongaars ziekenhuis, zelfs als u geen familie heeft die af en toe met lekkere hapjes voorbijkomt. Dat klinkt belachelijk, maar het is vandaag de dag wel de situatie: patiënten die niemand hebben die voor hen zorgt, liggen letterlijk verhongeren in het ziekenhuis.
Of verdorsten. Een Nederlandse die ooit een paar dagen in het ziekenhuis lag, zag met ontzetting dat een oudere, bedlegerige medepatiënte alleen te drinken kreeg als een van de andere patiënten haar een beker tegen de lippen drukte. De verpleging dacht er niet aan.
Dat heeft niets met de zoveel bekritiseerde hervormingen van de gezondheidszorg te maken. Voeding is sinds jaar en dag een zwaar ondergeschoven kindje in het Hongaarse ziekenhuiswezen. Er zijn ziekenhuizen die per patiënt dagelijks niet meer dan 300 forint voor dit doel uittrekken. Vers fruit en verse groente komen er niet aan te pas. Een snee brood met margarine is in veel gevallen het enige dat ziekenhuizen hun patiënten verstrekken.
Uit onderzoek blijkt dat er ziekenhuizen zijn waar iedere tweede of derde patiënt ondervoed is. Minister van gezondheidszorg Agnes Horváth startte twee maanden geleden een actie tegen ondervoeding in ziekenhuizen. Zij wil de opbrengst van de eigen bijdrage die patiënten sinds kort moeten betalen, gaan gebruiken om de voedselsituatie te verbeteren.
Deze week opende ze een 'roadshow' die ziekenhuizen moet tonen hoe het ook kan. Ze wil vastleggen dat er dagelijks minimaal 550 forint per persoon aan voeding wordt uitgetrokken. Dat is ruim twee euro, ook al geen wereldbedrag, maar het schijnt voldoende te zijn voor een menu, waar in ieder geval alles inzit wat een normaal mens nodig heeft. Haute cuisine wordt het nog steeds niet: bij de demonstratie in het Szent-Imre ziekenhuis in Boedapest konden mensen kiezen tussen kool met tomaat en gehaktbal of gestoomde groente met gepaneerd vlees. Maar dat is beter dan niets.
Persoonlijk ongaat me de logica om iemand voor veel geld te operen om hem vervolgens in zijn bed aan zijn lot over te laten, maar dat is wel het geval. Niemand maakt mij wijs dat dat echt met geld te maken heeft. Op de totale kosten van een behandeling zijn een dagelijke portie verse groente of een appel echt niet de kosten. Net zo min als de aanschaf van rietjes, zodat bedlegerige patiënten wél kunnen drinken.
Dit voorjaar wil de oppositiepartij Fidesz een referendum organiseren dat tot doel heeft de hervormingen in de gezondheidszorg feitelijk af te schieten en zo de regering ten val te brengen. Dat is hun goed recht. De vraag is alleen voor alternatief Fidesz te bieden heeft. Eigen voorstellen voor de hervorming van de gezondheidszorg heeft de partij namelijk nog nooit naar buiten gebracht.
Er zijn vast betere oplossingen te verzinnen dan de huidige hervormingen, maar alles bij het oude laten, lijkt me niet het juiste antwoord. Niemand kan beweren dat een systeem waarin patiënten in het ziekenhuis liggen te verhongeren, het beste is dat we ons kunnen wensen.
Of verdorsten. Een Nederlandse die ooit een paar dagen in het ziekenhuis lag, zag met ontzetting dat een oudere, bedlegerige medepatiënte alleen te drinken kreeg als een van de andere patiënten haar een beker tegen de lippen drukte. De verpleging dacht er niet aan.
Dat heeft niets met de zoveel bekritiseerde hervormingen van de gezondheidszorg te maken. Voeding is sinds jaar en dag een zwaar ondergeschoven kindje in het Hongaarse ziekenhuiswezen. Er zijn ziekenhuizen die per patiënt dagelijks niet meer dan 300 forint voor dit doel uittrekken. Vers fruit en verse groente komen er niet aan te pas. Een snee brood met margarine is in veel gevallen het enige dat ziekenhuizen hun patiënten verstrekken.
Uit onderzoek blijkt dat er ziekenhuizen zijn waar iedere tweede of derde patiënt ondervoed is. Minister van gezondheidszorg Agnes Horváth startte twee maanden geleden een actie tegen ondervoeding in ziekenhuizen. Zij wil de opbrengst van de eigen bijdrage die patiënten sinds kort moeten betalen, gaan gebruiken om de voedselsituatie te verbeteren.
Deze week opende ze een 'roadshow' die ziekenhuizen moet tonen hoe het ook kan. Ze wil vastleggen dat er dagelijks minimaal 550 forint per persoon aan voeding wordt uitgetrokken. Dat is ruim twee euro, ook al geen wereldbedrag, maar het schijnt voldoende te zijn voor een menu, waar in ieder geval alles inzit wat een normaal mens nodig heeft. Haute cuisine wordt het nog steeds niet: bij de demonstratie in het Szent-Imre ziekenhuis in Boedapest konden mensen kiezen tussen kool met tomaat en gehaktbal of gestoomde groente met gepaneerd vlees. Maar dat is beter dan niets.
Persoonlijk ongaat me de logica om iemand voor veel geld te operen om hem vervolgens in zijn bed aan zijn lot over te laten, maar dat is wel het geval. Niemand maakt mij wijs dat dat echt met geld te maken heeft. Op de totale kosten van een behandeling zijn een dagelijke portie verse groente of een appel echt niet de kosten. Net zo min als de aanschaf van rietjes, zodat bedlegerige patiënten wél kunnen drinken.
Dit voorjaar wil de oppositiepartij Fidesz een referendum organiseren dat tot doel heeft de hervormingen in de gezondheidszorg feitelijk af te schieten en zo de regering ten val te brengen. Dat is hun goed recht. De vraag is alleen voor alternatief Fidesz te bieden heeft. Eigen voorstellen voor de hervorming van de gezondheidszorg heeft de partij namelijk nog nooit naar buiten gebracht.
Er zijn vast betere oplossingen te verzinnen dan de huidige hervormingen, maar alles bij het oude laten, lijkt me niet het juiste antwoord. Niemand kan beweren dat een systeem waarin patiënten in het ziekenhuis liggen te verhongeren, het beste is dat we ons kunnen wensen.
maandag 3 december 2007
TRAPPEN
Je ziet opvallend weinig kinderwagens in Budapest. Uiteraard vanwege het lage geboortecijfer, maar dat is niet de enige reden. Je ziet namelijk wel kinderen. Maar opvallend veel Budapester baby's worden gedragen in een draagzak, op de rug, of zelfs gewoon op de arm.
Twee moeders organiseerden vorige week een kleine actie om journalisten duidelijk te maken waarom. Ze gingen met kroost en kinderwagens van de binnenstad naar een park in een buitenwijk. Trap op, trap af. Trap af, trap op. Rennen over zebrapaden, omdat het voetgangerslicht zo kort op groen stond, dat ze alleen in draf veilig naar de overkant konden komen.
Ooit geprobeerd met een kinderwagen een bus in de stad in te komen? Laat staan een oude Ganz-tram of een Hongaarse trein? Alleen de nieuwe Combinotram, door velen zo verketterd, veroorzaakte geen problemen. Tenminste, het is niet moeilijk om er met de kinderwagen in te komen. Dat ding vervolgens parkeren is een andere kwestie. Maar dat is natuurlijk altijd een heikel punt met kinderwagens.
Het zijn natuurlijk niet alleen moeders die er last van hebben dat het openbaar vervoer eigenlijk alleen toegankelijk is voor mensen die goed ter been zijn. Dat geldt net zozeer voor invaliden, of ouden van dagen. Meer nog misschien, want een baby neem je nog op de arm. Maar Opa?
Budapest is een prima voetgangersstad. Op de heuvel waar ikzelf woon, zijn er voor voetganger allemaal trappen en doorsteekjes waar je als automobilist een forse omweg moet maken. In de binnenstad komen meer en meer autovrije stukken waar je met plezier wandelt. Het openbaar vervoer is uitstekend, al beweren geboren Budapesters iets anders. Maar dat geldt allemaal alleen zolang je goed ter been bent.
Het schijnt dat volgens de wet het openbaar vervoer en de openbare gebouwen vanaf 2010 in heel Hongarije toegankelijk moeten zijn voor invaliden. Nog drie jaar... dat wordt hard doorbouwen. En dat, terwijl ik tot mijn verbazing zag dat net als in veel oude metrostations de nieuwe, vierde metrolijn ook lang niet overal roltrappen krijgt. Je zou verwachten dat beleidsmakers hun eigen voorschriften toch wel kennen.
Twee moeders organiseerden vorige week een kleine actie om journalisten duidelijk te maken waarom. Ze gingen met kroost en kinderwagens van de binnenstad naar een park in een buitenwijk. Trap op, trap af. Trap af, trap op. Rennen over zebrapaden, omdat het voetgangerslicht zo kort op groen stond, dat ze alleen in draf veilig naar de overkant konden komen.
Ooit geprobeerd met een kinderwagen een bus in de stad in te komen? Laat staan een oude Ganz-tram of een Hongaarse trein? Alleen de nieuwe Combinotram, door velen zo verketterd, veroorzaakte geen problemen. Tenminste, het is niet moeilijk om er met de kinderwagen in te komen. Dat ding vervolgens parkeren is een andere kwestie. Maar dat is natuurlijk altijd een heikel punt met kinderwagens.
Het zijn natuurlijk niet alleen moeders die er last van hebben dat het openbaar vervoer eigenlijk alleen toegankelijk is voor mensen die goed ter been zijn. Dat geldt net zozeer voor invaliden, of ouden van dagen. Meer nog misschien, want een baby neem je nog op de arm. Maar Opa?
Budapest is een prima voetgangersstad. Op de heuvel waar ikzelf woon, zijn er voor voetganger allemaal trappen en doorsteekjes waar je als automobilist een forse omweg moet maken. In de binnenstad komen meer en meer autovrije stukken waar je met plezier wandelt. Het openbaar vervoer is uitstekend, al beweren geboren Budapesters iets anders. Maar dat geldt allemaal alleen zolang je goed ter been bent.
Het schijnt dat volgens de wet het openbaar vervoer en de openbare gebouwen vanaf 2010 in heel Hongarije toegankelijk moeten zijn voor invaliden. Nog drie jaar... dat wordt hard doorbouwen. En dat, terwijl ik tot mijn verbazing zag dat net als in veel oude metrostations de nieuwe, vierde metrolijn ook lang niet overal roltrappen krijgt. Je zou verwachten dat beleidsmakers hun eigen voorschriften toch wel kennen.
vrijdag 23 november 2007
KEURING
Een Nederlandse kennis die in een klein dorp een pension heeft, kreeg gisteren in één klap de brandweer en de hygiënedienst over de vloer. Ze waren elders in het dorp voor een keuring en zijn meteen even bij haar langsgewipt.
De brandweer had geen noemenswaardige klachten, al moesten de Nederlandse brandblussers wel vervangen worden door Hongaarse. Anders wist de brandweer niet zeker of het wel goedgekeurde apparaten waren.
De hygiënemeneer, dat was een andere kwestie. Ze was bijvoorbeeld ernstig in gebreke vanwege het feit dat ze het linnengoed niet ter plekke wast, en vooral niet ter plekke, in een afgesloten kast, opslaat. Ook moest er meer kastruimte komen in de slaapkamers, en moest in iedere kamer een tafel met stoelen worden geplaatst (het is een heel eenvoudig pension, meer op groepen dan op individuen gericht, en zitten kun je in de gemeenschappelijke ruimte, dat is althans de bedoeling).
Zover, zo goed. Maar waar ze echt niet bij kon, was zijn opmerking over het drinkwater. Dat had ze laten keuren, maar niet bij de goede dienst, zo bleek. Wat meer is: ze heeft gewoon leidingwater in het pension.
Leidingwater dat het hele dorp drinkt. Leidingwater waarvan ik toch altijd heb aangenomen, dat het regelmatig gekeurd wordt en dat het aan alle veiligheidseisen voldoet.
Leidingwater, dat ooit ondermeer werd aangelegd, omdat het putwater daadwerkelijk niet gezond was. Vanwege het gebruik van kunstmest en vanwege de ouderwetse wc's in de tuinen (een gat in de grond met een plank erboven) was het nitraatgehalte in de grond zo hoog, dat het water met name voor babies en peuters riskant was.
Ik verzeker gasten altijd dat je bij ons gewoon uit de kraan kunt drinken (al waarschuw ik erbij dat het water niet vreselijk lekker is vanwege de sterke chloosmaak). Maar misschien vergis ik me.
De brandweer had geen noemenswaardige klachten, al moesten de Nederlandse brandblussers wel vervangen worden door Hongaarse. Anders wist de brandweer niet zeker of het wel goedgekeurde apparaten waren.
De hygiënemeneer, dat was een andere kwestie. Ze was bijvoorbeeld ernstig in gebreke vanwege het feit dat ze het linnengoed niet ter plekke wast, en vooral niet ter plekke, in een afgesloten kast, opslaat. Ook moest er meer kastruimte komen in de slaapkamers, en moest in iedere kamer een tafel met stoelen worden geplaatst (het is een heel eenvoudig pension, meer op groepen dan op individuen gericht, en zitten kun je in de gemeenschappelijke ruimte, dat is althans de bedoeling).
Zover, zo goed. Maar waar ze echt niet bij kon, was zijn opmerking over het drinkwater. Dat had ze laten keuren, maar niet bij de goede dienst, zo bleek. Wat meer is: ze heeft gewoon leidingwater in het pension.
Leidingwater dat het hele dorp drinkt. Leidingwater waarvan ik toch altijd heb aangenomen, dat het regelmatig gekeurd wordt en dat het aan alle veiligheidseisen voldoet.
Leidingwater, dat ooit ondermeer werd aangelegd, omdat het putwater daadwerkelijk niet gezond was. Vanwege het gebruik van kunstmest en vanwege de ouderwetse wc's in de tuinen (een gat in de grond met een plank erboven) was het nitraatgehalte in de grond zo hoog, dat het water met name voor babies en peuters riskant was.
Ik verzeker gasten altijd dat je bij ons gewoon uit de kraan kunt drinken (al waarschuw ik erbij dat het water niet vreselijk lekker is vanwege de sterke chloosmaak). Maar misschien vergis ik me.
maandag 19 november 2007
EURO
Niemand weet wanneer Hongarije de euro in gaat voeren. Ik ben al een analyst tegengekomen die zei dat het niet voor 2017 zal zijn. Dat was koffiedik kijken, maar hij baseerde zijn veronderstelling daarop dat 2014, een vaak genoemde datum, niet waarschijnlijk is omdat geen regering zo gek zal zijn om de nieuwe munt in een verkiezingsjaar in te voeren.
Daarvoor veroorzaakt de euro teveel maatschappelijke onrust. Niemand wil in een verkiezingsjaar (en dat is 2014 dus) verantwoordelijk gesteld worden voor koppen koffie die in prijs verdubbeld zijn. Althans, dat was zijn redenering.
Waarom het dan pas in 2017 werd, ben ik eerlijk gezegd vergeten. Zijn hele betoog was vooral bedoeld om aan te duiden hoe zeer Hongarije wat betreft de euro achterloopt op de rest van Centraal-Europa. Die bewering hoor je wel vaker, vooral van oppositiepolitici. Maar echt kloppen doet het niet.
De Tsjechische premier Topolánek heeft net gezegd dat hij invoering van de euro in 2012 zeer onwaarschijnlijk acht, ondermeer omdat dat vereist dat Tsjechië dan op korte termijn een aantal hervormingsmaatregelen doorvoert die volgens hem op dit moment niet goed zouden zijn voor de economie. Volgens veel Tsjechische economen zou een snelle invoering van de euro de huidige economische inhaalslag van Tsjechië ten opzichte van de oude EU-landen in gevaar brengen.
Ook in Polen hebben ze niet echt haast om het land euro-geschikt te maken, dus kan het nog wel tot het midden van het volgende decennium duren voor het er echt van komt. Wel is het zo dat de nieuwe premier Donald Tusk iets happiger op invoering van de euro is dan zijn voorganger Jaroslaw Kaczynski. De Poolse bevolking is op zijn minst aarzelend. Volgens een opiniepeiling eerder dit jaar was 47 procent van de bevolking tegen afschaffing van de zloty en slechts 36 procent voor.
Niet dat de Polen een keuze hebben, overigens. Hoewel er binnen de oude EU een aantal landen is dat weigert de euro in te voeren, zijn alle nieuwe toetreders verplicht zich bij de nieuwe munt aan te sluiten. Op een of ander moment zullen ze door de zure appel heen moeten bijten.
Roemenië doet het op dit moment economisch erg goed, te goed misschien wel, en dat maakt de invoering van de euro niet makkelijk. Het land kampt met een ernstig tekort aan werknemers, en als gevolg daarvan zijn de salarissen peilsnel aan het stijgen.
Het minimumloon is onlangs haast dertig procent omhoog gegaan. De inflatie ligt dik over de zes procent, en het lijkt onwaarschijnlijk dat de Roemenen dat op korte termijn in de greep krijgen. De Roemeense regering verwacht een euro-introductie niet voor 2014, maar de president van de Europese Centrale Bank zei eerder dit jaar dat 'Roemenië nog veel huiswerk te doen heeft voor het zover is'.
Alleen Slowakije lijkt serieus op weg naar introductie van de euro op korte termijn, hoewel het ook daar nog lang niet vaststaat dat het land daar ook in slaagt. Net als Roemenië doet Slowakije het economisch zeer goed, met groeicijfers waar ieder land jaloers op kan zijn. Tot nu toe heeft de regering de bijbehorende dreiging van economische oververhitting nog kunnen afwentelen.
De salarissen stijgen, maar lang zo snel niet als in Roemenië, en de inflatie ligt weliswaar iets te hoog, maar niet zorgwekkend. De vraag is natuurlijk, of dat te handhaven is. In Bratislava is een enorm tekort aan arbeidskrachten, en dat dat druk gaat uitoefenen op het salarisniveau is overduidelijk. En snel stijgende salarissen leiden onvermijdelijk tot meer inflatie, een belangrijk criterium voor de euro. Kortom, ook in Slowakije is het laatste woord over de euro waarschijnlijk nog niet gesproken.
Daarvoor veroorzaakt de euro teveel maatschappelijke onrust. Niemand wil in een verkiezingsjaar (en dat is 2014 dus) verantwoordelijk gesteld worden voor koppen koffie die in prijs verdubbeld zijn. Althans, dat was zijn redenering.
Waarom het dan pas in 2017 werd, ben ik eerlijk gezegd vergeten. Zijn hele betoog was vooral bedoeld om aan te duiden hoe zeer Hongarije wat betreft de euro achterloopt op de rest van Centraal-Europa. Die bewering hoor je wel vaker, vooral van oppositiepolitici. Maar echt kloppen doet het niet.
De Tsjechische premier Topolánek heeft net gezegd dat hij invoering van de euro in 2012 zeer onwaarschijnlijk acht, ondermeer omdat dat vereist dat Tsjechië dan op korte termijn een aantal hervormingsmaatregelen doorvoert die volgens hem op dit moment niet goed zouden zijn voor de economie. Volgens veel Tsjechische economen zou een snelle invoering van de euro de huidige economische inhaalslag van Tsjechië ten opzichte van de oude EU-landen in gevaar brengen.
Ook in Polen hebben ze niet echt haast om het land euro-geschikt te maken, dus kan het nog wel tot het midden van het volgende decennium duren voor het er echt van komt. Wel is het zo dat de nieuwe premier Donald Tusk iets happiger op invoering van de euro is dan zijn voorganger Jaroslaw Kaczynski. De Poolse bevolking is op zijn minst aarzelend. Volgens een opiniepeiling eerder dit jaar was 47 procent van de bevolking tegen afschaffing van de zloty en slechts 36 procent voor.
Niet dat de Polen een keuze hebben, overigens. Hoewel er binnen de oude EU een aantal landen is dat weigert de euro in te voeren, zijn alle nieuwe toetreders verplicht zich bij de nieuwe munt aan te sluiten. Op een of ander moment zullen ze door de zure appel heen moeten bijten.
Roemenië doet het op dit moment economisch erg goed, te goed misschien wel, en dat maakt de invoering van de euro niet makkelijk. Het land kampt met een ernstig tekort aan werknemers, en als gevolg daarvan zijn de salarissen peilsnel aan het stijgen.
Het minimumloon is onlangs haast dertig procent omhoog gegaan. De inflatie ligt dik over de zes procent, en het lijkt onwaarschijnlijk dat de Roemenen dat op korte termijn in de greep krijgen. De Roemeense regering verwacht een euro-introductie niet voor 2014, maar de president van de Europese Centrale Bank zei eerder dit jaar dat 'Roemenië nog veel huiswerk te doen heeft voor het zover is'.
Alleen Slowakije lijkt serieus op weg naar introductie van de euro op korte termijn, hoewel het ook daar nog lang niet vaststaat dat het land daar ook in slaagt. Net als Roemenië doet Slowakije het economisch zeer goed, met groeicijfers waar ieder land jaloers op kan zijn. Tot nu toe heeft de regering de bijbehorende dreiging van economische oververhitting nog kunnen afwentelen.
De salarissen stijgen, maar lang zo snel niet als in Roemenië, en de inflatie ligt weliswaar iets te hoog, maar niet zorgwekkend. De vraag is natuurlijk, of dat te handhaven is. In Bratislava is een enorm tekort aan arbeidskrachten, en dat dat druk gaat uitoefenen op het salarisniveau is overduidelijk. En snel stijgende salarissen leiden onvermijdelijk tot meer inflatie, een belangrijk criterium voor de euro. Kortom, ook in Slowakije is het laatste woord over de euro waarschijnlijk nog niet gesproken.
zondag 18 november 2007
EEN OVERVLOED AAN VOLKSRAADPLEGINGEN
Wekelijks krijgt de Hongaarse Kiesraad enkele tientallen voorstellen voor referenda voorgelegd. Meestal zijn het vragen van het caliber: 'Bent u ervoor dat alle parlementariërs in de gevangenis worden opgesloten', of, 'Vindt u dat bier gratis moet worden'.
Constitutioneel jurist Gábor Halmai behoort tot de mensen die erover moeten oordelen of dergelijke vragen wettelijk aan het volk voorgelegd kunnen worden in een referendum. Let wel: als de kiesraad besluit dat een vraag inderdaad aan de eisen voldoet, zegt dat nog niet dat daar ook een referendum over komt.
Om er echt een referendum van de maken, moeten naast de kiesraad 200.000 burgers je voorstel met hun handtekening ondersteunen. Als je Pista bácsi bent die met een paar palinka's op dacht leuk te zijn, is de kans dat je dat voor elkaar krijgt, niet zo groot. Zelfs een kleine actiegroep die echt wat wil bereiken via een volksraadpleging zal er nog moeite mee hebben om aan die eis te voldoen.
Maar in de meeste gevallen sneuvelen de voorstellen al meteen bij de kiesraad, omdat ze hoe dan ook niet voldoen aan de eisen die de wet stelt. 'Alleen,'zegt Halmai, 'Zijn we wel verplicht om iedere afwijzing netjes te motiveren, dus het betekent hoe dan ook een behoorlijke hoop werk'.
Een paar jaar geleden was dat anders. Toen kwamen er in een maand misschien vijf voorstellen binnen, en de meeste daarvan waren in ieder geval nog enigszins serieus te nemen.
Dat dat veranderd is, vindt Halmai een veeg teken: 'Het getuigt er niet van dat mensen het referendum als middel hebben ontdekt, het getuigt er eerder van dat ze het niet meer serieus nemen, omdat ze hun vertrouwen in de politiek kwijt zijn.'
Het referendum was ooit bedoeld om het volk een stem in de politiek te geven, maar die functie heeft het in Hongarije al lang niet meer. De politieke partijen zijn ermee vandoor gegaan.
Oppositiepartij Fidesz wil komend voorjaar een referendum organiseren over de eigen bijdrage in de gezondheidszorg en de invoering van collegegeld voor studenten, twee maatregelen die de regering afgelopen jaar nam om het gat in de begroting te dichten.
Dat lijkt een schot voor open doel, want als je mensen vraagt of ze hun geld liever in hun zak houden, is het antwoord vrijwel zeker ja. Niet voor niets is het Fidesz gelukt om in luttele tijd één miljoen handtekeningen op te halen. Daarom mag er volgens de Hongaarse wet ook geen referendum over belastingsmaatregelen worden georganiseerd.
Ondanks die miljoen ondertekenaars geven opiniepeilingen overigens aan dat het referendum een mislukking wordt, omdat er niet voldoende mensen naar de stembus zullen gaan om het rechtsgeldig te laten zijn. Dat is een algemeen probleem met referenda in Hongarije: er komen altijd te weinig mensen.
De enige uitzonderingen waren de referenda waarin besloten werd over het NAVO- en het EU-lidmaatschap. En die werden alleen een succes, omdat de wet vooraf was aangepast. De eis dat de helft van de kiezers naar de stembus moest gaan, was ook voor die volksraadplegingen te hoog gegrepen. Sindsdien is de regel dat een referendum geldig is als minsters 25 procent van alle kiezers zich voor (of tegen) de vraag heeft uitgesproken. In principe hoeft dus niet meer dan een kwart van de bevolking naar de stembus te gaan, als die mensen maar allemaal hetzelfde stemmen.
Wat niemand zich ongetwijfeld zal realiseren is, dat zelfs als het referendum wél rechtsgeldig is, er voor de regering nog weinig aan de hand is. 'In de referendumtekst is geen termijn vastgelegd hoe lang zo'n eigen bijdrage in de gezondheidszorg verboden wordt,' aldus Halmai.
Het gevolg daarvan is niet, zoals je zou verwachten, dat er nóóit meer een eigen bijdrage kan worden ingevoerd. Het gevolg is precies het omgekeerde: de regering kan de wet afschaffen en de volgende dag in een nieuwe wet opnieuw een eigen bijdrage introduceren. Of misschien iets dat een beetje anders heet: een doktersbezoekbelasting, bijvoorbeeld. Dat zal de regering niet populairder maken bij de kiezer, maar eerlijk is eerlijk, populair is ze op dit moment toch al niet.
Volgens Halmai zouden politieke partijen zich eigenlijk verre moeten houden van referenda. Zij hebben het parlement als platform om hun mening te spuien en politiek te bedrijven. Nu is het referendum simpelweg een onderdeel geworden van het politieke spel, en wat het extra kwalijk maakt, is dat er een sluis is opengezet.
Wat Fidesz nu doet, kunnen de socialisten over een paar jaar ook als ze in de oppositie zitten. Maar als politieke partijen elkaar in de komende decennia op die wijze dwars gaan zitten, zal dat alleen maar betekenen dat de kiezer minder de politiek minder dan ooit serieus zal nemen. De volksraadpleging die een middel had moeten zijn om de democratie te bevorderen, dreigt zo te verworden tot een instrument dat de democratie ondermijnt.
Constitutioneel jurist Gábor Halmai behoort tot de mensen die erover moeten oordelen of dergelijke vragen wettelijk aan het volk voorgelegd kunnen worden in een referendum. Let wel: als de kiesraad besluit dat een vraag inderdaad aan de eisen voldoet, zegt dat nog niet dat daar ook een referendum over komt.
Om er echt een referendum van de maken, moeten naast de kiesraad 200.000 burgers je voorstel met hun handtekening ondersteunen. Als je Pista bácsi bent die met een paar palinka's op dacht leuk te zijn, is de kans dat je dat voor elkaar krijgt, niet zo groot. Zelfs een kleine actiegroep die echt wat wil bereiken via een volksraadpleging zal er nog moeite mee hebben om aan die eis te voldoen.
Maar in de meeste gevallen sneuvelen de voorstellen al meteen bij de kiesraad, omdat ze hoe dan ook niet voldoen aan de eisen die de wet stelt. 'Alleen,'zegt Halmai, 'Zijn we wel verplicht om iedere afwijzing netjes te motiveren, dus het betekent hoe dan ook een behoorlijke hoop werk'.
Een paar jaar geleden was dat anders. Toen kwamen er in een maand misschien vijf voorstellen binnen, en de meeste daarvan waren in ieder geval nog enigszins serieus te nemen.
Dat dat veranderd is, vindt Halmai een veeg teken: 'Het getuigt er niet van dat mensen het referendum als middel hebben ontdekt, het getuigt er eerder van dat ze het niet meer serieus nemen, omdat ze hun vertrouwen in de politiek kwijt zijn.'
Het referendum was ooit bedoeld om het volk een stem in de politiek te geven, maar die functie heeft het in Hongarije al lang niet meer. De politieke partijen zijn ermee vandoor gegaan.
Oppositiepartij Fidesz wil komend voorjaar een referendum organiseren over de eigen bijdrage in de gezondheidszorg en de invoering van collegegeld voor studenten, twee maatregelen die de regering afgelopen jaar nam om het gat in de begroting te dichten.
Dat lijkt een schot voor open doel, want als je mensen vraagt of ze hun geld liever in hun zak houden, is het antwoord vrijwel zeker ja. Niet voor niets is het Fidesz gelukt om in luttele tijd één miljoen handtekeningen op te halen. Daarom mag er volgens de Hongaarse wet ook geen referendum over belastingsmaatregelen worden georganiseerd.
Ondanks die miljoen ondertekenaars geven opiniepeilingen overigens aan dat het referendum een mislukking wordt, omdat er niet voldoende mensen naar de stembus zullen gaan om het rechtsgeldig te laten zijn. Dat is een algemeen probleem met referenda in Hongarije: er komen altijd te weinig mensen.
De enige uitzonderingen waren de referenda waarin besloten werd over het NAVO- en het EU-lidmaatschap. En die werden alleen een succes, omdat de wet vooraf was aangepast. De eis dat de helft van de kiezers naar de stembus moest gaan, was ook voor die volksraadplegingen te hoog gegrepen. Sindsdien is de regel dat een referendum geldig is als minsters 25 procent van alle kiezers zich voor (of tegen) de vraag heeft uitgesproken. In principe hoeft dus niet meer dan een kwart van de bevolking naar de stembus te gaan, als die mensen maar allemaal hetzelfde stemmen.
Wat niemand zich ongetwijfeld zal realiseren is, dat zelfs als het referendum wél rechtsgeldig is, er voor de regering nog weinig aan de hand is. 'In de referendumtekst is geen termijn vastgelegd hoe lang zo'n eigen bijdrage in de gezondheidszorg verboden wordt,' aldus Halmai.
Het gevolg daarvan is niet, zoals je zou verwachten, dat er nóóit meer een eigen bijdrage kan worden ingevoerd. Het gevolg is precies het omgekeerde: de regering kan de wet afschaffen en de volgende dag in een nieuwe wet opnieuw een eigen bijdrage introduceren. Of misschien iets dat een beetje anders heet: een doktersbezoekbelasting, bijvoorbeeld. Dat zal de regering niet populairder maken bij de kiezer, maar eerlijk is eerlijk, populair is ze op dit moment toch al niet.
Volgens Halmai zouden politieke partijen zich eigenlijk verre moeten houden van referenda. Zij hebben het parlement als platform om hun mening te spuien en politiek te bedrijven. Nu is het referendum simpelweg een onderdeel geworden van het politieke spel, en wat het extra kwalijk maakt, is dat er een sluis is opengezet.
Wat Fidesz nu doet, kunnen de socialisten over een paar jaar ook als ze in de oppositie zitten. Maar als politieke partijen elkaar in de komende decennia op die wijze dwars gaan zitten, zal dat alleen maar betekenen dat de kiezer minder de politiek minder dan ooit serieus zal nemen. De volksraadpleging die een middel had moeten zijn om de democratie te bevorderen, dreigt zo te verworden tot een instrument dat de democratie ondermijnt.
dinsdag 13 november 2007
GEEN THUISBEVALLINGEN MEER
Thuisbevallingen in Hongarije liggen totaal stil, sinds gyneacologe Agnes Gereb een driejarige ontzegging van haar bevoegdheid heeft gekregen, niet vanwege de baby die in september tijdens de bevalling stierf (zie een eerdere blog hierover), maar vanwege een kwestie een jaar eerder, waarbij een op het oog gezonde baby een uur na de bevalling plotseling overleden bleek te zijn.
Als Gereb zich niet aan het verbod houdt, loopt ze het risico voor de rest van haar leven haar licentie kwijt te raken. De gyneacologe heeft weliswaar de afgelopen jaren een aantal vroedvrouwen opgeleid die in staat zijn zelf een bevalling te leiden, maar om begrijpelijke redenen durven die het niet aan om dat op eigen houtje te doen. Volgens de wet mag het niet en als het misgaat, hangt hen zeker gevangenisstraf boven het hoofd. Bovendien worden de verloskundigen al weken min of meer achtervolgd door het boulevardblad Blikk, dat een campagne gestart is om thuisbevallingen zo veel mogelijk zwart te maken. Journalisten van het blad staan bijvoorbeeld voor het geboortehuis dat Gereb in Boedapest heeft opgericht om foto's te maken van één ieder die in en uitgaat.
Ondertussen zijn zo'n vijftig vrouwen die zielsgraag thuis zouden willen bevallen en die daar door Gereb uitvoerig op worden voorbereid met zwangerschapsgymnastiek en een hele informatiecursus, gedwongen om naar het ziekenhuis te gaan.
Daarmee lijkt er een feitelijk einde te komen aan de mogelijkheden om thuis te bevallen. Weliswaar is minister van gezondheidszorg Agnes Horvath bezig met een richtlijn die thuisbevallingen mogelijk zouden moeten maken, maar ze laat die richtlijn opstellen door de vakorganisatie van verloskundige artsen, een beroepsgroep waarvan veel leden zich met hand en tand tegen thuisbevallingen verzetten.
Een van de opstellers van de richtlijn behoort bovendien tot de verklaarde tegenstanders van thuisbevallingen, en het is dan ook niet verwonderlijk dat de voorstellen voor de richtlijnen zo streng zijn dat uiteindelijk maar weinig vrouwen ooit de kans zullen krijgen thuis te bevallen en je als verloskundige straks wel heel gemotiveerd moet zijn om een thuisbevalling mee te werken.
Wat de meest natuurlijke oplossing zou moeten zijn, namelijk je kind thuiskrijgen tenzij er een dringende medische reden is om naar het ziekenhuis te gaan, is zo in een semi-crimineel verdomhoekje terechtgekomen.
En dan te bedenken dat de Hongaarse verloskundige arts Ignaz Semmelweis anderhalve eeuw geleden vrouwen op straat aanklampte met het dringende advies om hun kind thuis te krijgen. De reden? Semmelweis had ontdekt dat het belangrijk was dat artsen voor een bevalling hun handen echt goed - met chloor - wasten. In een ziekenhuis waar hij die regel invoerde, bracht die simpele maatregel het aantal vrouwen dat aan kraamvrouwenkoort stierf terug van dertig (!) procent tot praktisch nul.
Zijn geachte collega's waren niet geïnteresseerd in zijn bevindingen. Wat dat betreft is er niet veel veranderd, want nog steeds zijn ze niet geïnteresseerd in onderzoeken, waaruit blijkt dat het wel eens veiliger kon zijn om niet in het ziekenhuis te bevallen, ondermeer vanwege de kans op gevaarlijke bacteriën.
Als Gereb zich niet aan het verbod houdt, loopt ze het risico voor de rest van haar leven haar licentie kwijt te raken. De gyneacologe heeft weliswaar de afgelopen jaren een aantal vroedvrouwen opgeleid die in staat zijn zelf een bevalling te leiden, maar om begrijpelijke redenen durven die het niet aan om dat op eigen houtje te doen. Volgens de wet mag het niet en als het misgaat, hangt hen zeker gevangenisstraf boven het hoofd. Bovendien worden de verloskundigen al weken min of meer achtervolgd door het boulevardblad Blikk, dat een campagne gestart is om thuisbevallingen zo veel mogelijk zwart te maken. Journalisten van het blad staan bijvoorbeeld voor het geboortehuis dat Gereb in Boedapest heeft opgericht om foto's te maken van één ieder die in en uitgaat.
Ondertussen zijn zo'n vijftig vrouwen die zielsgraag thuis zouden willen bevallen en die daar door Gereb uitvoerig op worden voorbereid met zwangerschapsgymnastiek en een hele informatiecursus, gedwongen om naar het ziekenhuis te gaan.
Daarmee lijkt er een feitelijk einde te komen aan de mogelijkheden om thuis te bevallen. Weliswaar is minister van gezondheidszorg Agnes Horvath bezig met een richtlijn die thuisbevallingen mogelijk zouden moeten maken, maar ze laat die richtlijn opstellen door de vakorganisatie van verloskundige artsen, een beroepsgroep waarvan veel leden zich met hand en tand tegen thuisbevallingen verzetten.
Een van de opstellers van de richtlijn behoort bovendien tot de verklaarde tegenstanders van thuisbevallingen, en het is dan ook niet verwonderlijk dat de voorstellen voor de richtlijnen zo streng zijn dat uiteindelijk maar weinig vrouwen ooit de kans zullen krijgen thuis te bevallen en je als verloskundige straks wel heel gemotiveerd moet zijn om een thuisbevalling mee te werken.
Wat de meest natuurlijke oplossing zou moeten zijn, namelijk je kind thuiskrijgen tenzij er een dringende medische reden is om naar het ziekenhuis te gaan, is zo in een semi-crimineel verdomhoekje terechtgekomen.
En dan te bedenken dat de Hongaarse verloskundige arts Ignaz Semmelweis anderhalve eeuw geleden vrouwen op straat aanklampte met het dringende advies om hun kind thuis te krijgen. De reden? Semmelweis had ontdekt dat het belangrijk was dat artsen voor een bevalling hun handen echt goed - met chloor - wasten. In een ziekenhuis waar hij die regel invoerde, bracht die simpele maatregel het aantal vrouwen dat aan kraamvrouwenkoort stierf terug van dertig (!) procent tot praktisch nul.
Zijn geachte collega's waren niet geïnteresseerd in zijn bevindingen. Wat dat betreft is er niet veel veranderd, want nog steeds zijn ze niet geïnteresseerd in onderzoeken, waaruit blijkt dat het wel eens veiliger kon zijn om niet in het ziekenhuis te bevallen, ondermeer vanwege de kans op gevaarlijke bacteriën.
zondag 4 november 2007
BUS
Regelmatig komt onze overbuurman Jani met de bus naar huis. Niet, zoals de meeste mensen, als passagier, maar als chauffeur. Jani is buschauffeur en als hij klaar is met zijn dienst, parkeert hij zijn bus in de straat. Een echte, grote lijnbus.
Hij is de enige niet. In het buurdorp staat ook altijd een bus geparkeerd, en in een ander dorp staat 's avonds altijd een cementauto van Vaci Cement voor de deur. Het leek me altijd een wat merkwaardige manier om het vervoersprobleem van je personeel op te lossen, ze met een enorme bedrijfswagen naar huis sturen, maar de zaak ligt toch wat anders, heb ik inmiddels ontdekt. Het is een zeer praktische oplossing voor een praktisch probleem.
Jani is niet de enige buschauffeur in het dorp. Er zijn er drie, en ze rijden allemaal op dezelfde lijn. "Als ik late dienst heb, eindigt mijn laatste rit om twaalf uur en mijn collega moet 's ochtends om vijf uur beginnen. Dan is het een beetje onzin om met een lege bus naar Vác te rijden en dan met de auto naar huis, terwijl hij vier uur later op moet om die bus dan weer op te halen," legt Jani uit.
En dus doet het pleintje naast de klokkentoren bij ons huis als een dependance van de busremise. Logisch, energiebewust en werknemersvriendelijk. Verrassend onburocratisch ook in een land dat toch van regels en papiertjes aan elkaar hangt. Maar ook wel typerend voor de soepele wijze waarop Hongaren met die regels en papiertjes omgaan. Ik zie het Connection in Nederland nog niet zo snel doen.
donderdag 1 november 2007
BELASTINGINSPECTIE
Fidesz is boos, omdat de Hongaarse belastingdienst APEH de belastingopgave van Viktor Orban wil controleren. Zo’n controle is op zich niet ongewoon. Een vriend van ons klaagde erover dat vrienden van hem ook bij de APEH op het matje waren geroepen, en daar waren gevraagd om verantwoording af te leggen over iedere grotere overschrijving op hun bankrekening.
Maar volgens Fidesz-woordvoerder Peter Szijjarto is de controle van Orban een bewuste aanval, die gestuurd zou worden vanuit het kantoor van de premier. Volgens Fidesz gehoorzamen belastinginspecteurs namelijk politieke orders.
Zoals het economische weekblad HVG schrijft, Fidesz kan het weten. Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. Toen Viktor Orban aan de macht kwam, benoemde hij Lajos Simicska, de voormalige commerciële directeur van Fidesz, tot voorzitter van de APEH. Het gebeurde in die jaren opmerkelijk vaak dat kritici, of politieke tegenstanders, door de APEH werden gecontroleerd op een moment dat dat voor Fidesz goed uitkwam.
Dat gold voor de voorzitter van de Hongaarse voetbalbond, nadat die in conflict was geraakt met Fideszpoliticus Tamas Deutsch, dat gold voor het bouwbedrijf DOM Rt, dat de villa van de socialistische voorman Gyula Horn bouwde, en dat gold voor de MDF-politicus Tibor Viniczai, bij wie de APEH aanklopte op het moment dat hij in tussentijdse verkiezingen uitkwam tegen een Fidesz-politicus.
Opmerkelijk in die jaren was ook het ontslag van het hoofd van het onderzoeksbureau van APEH en zeven van zijn ondergeschikten. Het gerucht ging dat zij hadden geprotesteerd dat de nieuwe APEH-voorzitter Ildikó Vida, die Simicska in 2000 opvolgde, dossiers van allerlei mensen opvroeg. Ikzelf herinner mij uit die dagen ook dat mensen die zich kritisch uitlieten over de regering, regelmatig – al dan niet terecht – erover speculeerden dat dat hun op een bezoek van de belastingdienst kon komen te staan.
Natuurlijk moet je niet uitsluiten dat de huidige regering zich ook aan zulke praktijken schuldig maakt. Zolang er geen wetgeving is die alle politici verplicht inzicht in hun financiën te geven, blijf je een situatie houden waarin die verdenking kan rijzen.
Aan de andere kant, volgens de APEH is Orbán’s naam door de computer opgehoest omdat er fouten in zijn belastingopgave blijken te zitten. Er is iets vreemds aan om als politicus te claimen dat je niét gecontroleerd mag worden, puur omdat je politicus bent. En als er niets te verbergen is, hoéf je dat als politicus ook helemaal niet te claimen. Het zou voor Orbán dé kans zijn om voor altijd het morele recht te claimen zijn tegenstanders hard op corrupte praktijken aan te pakken. Tenzij, natuurlijk, de APEH goede redenen heeft om hem nader te willen onderzoeken.
Maar volgens Fidesz-woordvoerder Peter Szijjarto is de controle van Orban een bewuste aanval, die gestuurd zou worden vanuit het kantoor van de premier. Volgens Fidesz gehoorzamen belastinginspecteurs namelijk politieke orders.
Zoals het economische weekblad HVG schrijft, Fidesz kan het weten. Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. Toen Viktor Orban aan de macht kwam, benoemde hij Lajos Simicska, de voormalige commerciële directeur van Fidesz, tot voorzitter van de APEH. Het gebeurde in die jaren opmerkelijk vaak dat kritici, of politieke tegenstanders, door de APEH werden gecontroleerd op een moment dat dat voor Fidesz goed uitkwam.
Dat gold voor de voorzitter van de Hongaarse voetbalbond, nadat die in conflict was geraakt met Fideszpoliticus Tamas Deutsch, dat gold voor het bouwbedrijf DOM Rt, dat de villa van de socialistische voorman Gyula Horn bouwde, en dat gold voor de MDF-politicus Tibor Viniczai, bij wie de APEH aanklopte op het moment dat hij in tussentijdse verkiezingen uitkwam tegen een Fidesz-politicus.
Opmerkelijk in die jaren was ook het ontslag van het hoofd van het onderzoeksbureau van APEH en zeven van zijn ondergeschikten. Het gerucht ging dat zij hadden geprotesteerd dat de nieuwe APEH-voorzitter Ildikó Vida, die Simicska in 2000 opvolgde, dossiers van allerlei mensen opvroeg. Ikzelf herinner mij uit die dagen ook dat mensen die zich kritisch uitlieten over de regering, regelmatig – al dan niet terecht – erover speculeerden dat dat hun op een bezoek van de belastingdienst kon komen te staan.
Natuurlijk moet je niet uitsluiten dat de huidige regering zich ook aan zulke praktijken schuldig maakt. Zolang er geen wetgeving is die alle politici verplicht inzicht in hun financiën te geven, blijf je een situatie houden waarin die verdenking kan rijzen.
Aan de andere kant, volgens de APEH is Orbán’s naam door de computer opgehoest omdat er fouten in zijn belastingopgave blijken te zitten. Er is iets vreemds aan om als politicus te claimen dat je niét gecontroleerd mag worden, puur omdat je politicus bent. En als er niets te verbergen is, hoéf je dat als politicus ook helemaal niet te claimen. Het zou voor Orbán dé kans zijn om voor altijd het morele recht te claimen zijn tegenstanders hard op corrupte praktijken aan te pakken. Tenzij, natuurlijk, de APEH goede redenen heeft om hem nader te willen onderzoeken.
donderdag 25 oktober 2007
OP ZOEK NAAR EEN SCHOOL
"Het T.gymnasium? Zou ik niet doen, dat is behoorlijk rechts." waarschuwt de ene kennis. "Het T.gymnasium? De directeur is een MIÉP-man en hij benoemt alleen maar extreem rechtse leraren," zegt een ander overtuigd. De sfeer is er goed, maar het is wel heel rechts, vooral het geschiedenisonderwijs, zegt een derde. Goed, het T.gymnasium valt dus af, besluiten we.
Omdat onze zoon komend jaar naar de middelbare school moet, zijn we op zoek naar een goed gymnasium. En dat is zo simpel nog niet. Niet voor ons, maar ook niet voor Hongaarse ouders, heb ik gemerkt. De ouders van klasgenoten lopen even verbijsterd rond als wijzelf.
Dat een school om politieke redenen afvalt, gaat ver, maar het is niet anders. Maar er zijn nog hele andere beoordelingskriteria. Sommige scholen worden bijvoorbeeld aangeduid als 'wedstrijdstallen', waar ontzettend veel nadruk op prestatie en competitie wordt gelegd. Dat moeten jij en je kind maar net willen, anders wordt dat natuurlijk niets.
Andere scholen gelden simpelweg als 'sterk' of juist als 'zwak'. In beide gevallen leiden ze in principe op voor een eindexamen dat toegang geeft tot de universiteit, maar uiteindelijk gaat het erom op welk niveau je in de verschillende vakken eindexamen doet. Alleen als je voldoende vakken op topniveau hebt gedaan (en bovendien de juiste vakken) word je toegelaten tot de studie van je keuze. En sterke scholen geven uiteraard meer kans op een sterk eindexamenresultaat.
Bovendien heeft iedere school zo zijn eigen specialiteit. De ene legt zich toe op talen, de andere is juist gespecialiseerd in wis- en natuurkunde en absoluut niet geschikt voor kinderen die het niet leuk vinden om in de achtste klas al de lesstof van de tiende klas te krijgen. En dan waarschuwt iedereen je ook nog hoe belangrijk het is wie de klassenleraar wordt, want daar kan zoveel vanaf hangen.
De meeste scholen hebben een open dag waar je naar wat lessen kunt gaan kijken. Maar dat zegt natuurlijk vrij weinig. De eerste school waar we zijn geweest, staat algemeen bekend als een 'wedstrijdstal'. Maar met de drie lessen die we hebben gezien was helemaal niets mis, sterker nog, mijn zoon vond ze zo interessant dat hij meteen wel wilde blijven.
Naar wat voor school een kind uiteindelijk gaat, wordt voor een groot deel bepaald door een landelijk toelatingsexamen in de vakken rekenen en taal. Een Cito-toets, maar dan totaal anders.
Het is meer een intelligentietest, waarbij kinderen van rekensom ABC plus ABC plus ABC is DDCC moeten uitpuzzelen om welke getallen het gaat. Omdat velen dat nog nooit gedaan hebben, geven veel scholen speciale trainingen en roept een moeder van een klasgenootje nu al dat haar maag zich omdraait bij de gedachte aan dat examen.
Want er hangt nogal wat vanaf. Hoewel de meeste scholen met een tekort aan leerlingen kampen, zijn er een paar die zo'n goede naam hebben, dat ze de leerlingen voor het kiezen hebben. En dan maken alleen de besten een kans, want met goede leerlingen krijgt een school goede eindexamenresultaten en dus een nog betere naam. Daarom moet je sowieso een lijstje van meerdere scholen opgeven, die je, als je verstandig bent, eerst allemaal hebt bezocht en bestudeerd.
Maar er spelen nog andere factoren behalve de toelatingstoets. Veel Budapestse gymnasia kunnen bogen op een traditie van anderhalve eeuw en zich beroemen op een hele reeks beroemde leerlingen. Die traditie straalt af van hun gevel, is tastbaar in de gangen vol standbeelden en portretten en wordt in stand gehouden door hele families aan de school te binden.
Leerlingen maken dan ook meer kans toegelaten te worden als de rest van hun familie ( ouders, ooms en tantes en liefst ook nog grootouders en overgrootouders) ook al naar die school gingen. Dat is wat lastig voor een kind van Nederlandse ouders. Aan de andere kant, bijzondere leerprestaties spelen ook een rol, en iedereen zegt dan ook dat we vooral moeten benadrukken dat hij drietalig is, want dat maakt hem weer interessant.
En om het helemaal gecompliceerd te maken, heb je ook nog vier-, zes- en achtjarige gymnasia, net zoals je vier, zes- en achtjarige lagere scholen hebt. Dus je kunt er ook altijd nog voor kiezen een kind gewoon nog twee jaar op de lagere school te laten zitten, waarbij de hoogste klassen van de lagere school al een beetje als een middelbare school werken, met vakleraren voor de verschillende vakken. Maar dat is uiteraard alleen maar uitstel van executie. Een van deze jaren moeten we het circus toch door.
ude
Omdat onze zoon komend jaar naar de middelbare school moet, zijn we op zoek naar een goed gymnasium. En dat is zo simpel nog niet. Niet voor ons, maar ook niet voor Hongaarse ouders, heb ik gemerkt. De ouders van klasgenoten lopen even verbijsterd rond als wijzelf.
Dat een school om politieke redenen afvalt, gaat ver, maar het is niet anders. Maar er zijn nog hele andere beoordelingskriteria. Sommige scholen worden bijvoorbeeld aangeduid als 'wedstrijdstallen', waar ontzettend veel nadruk op prestatie en competitie wordt gelegd. Dat moeten jij en je kind maar net willen, anders wordt dat natuurlijk niets.
Andere scholen gelden simpelweg als 'sterk' of juist als 'zwak'. In beide gevallen leiden ze in principe op voor een eindexamen dat toegang geeft tot de universiteit, maar uiteindelijk gaat het erom op welk niveau je in de verschillende vakken eindexamen doet. Alleen als je voldoende vakken op topniveau hebt gedaan (en bovendien de juiste vakken) word je toegelaten tot de studie van je keuze. En sterke scholen geven uiteraard meer kans op een sterk eindexamenresultaat.
Bovendien heeft iedere school zo zijn eigen specialiteit. De ene legt zich toe op talen, de andere is juist gespecialiseerd in wis- en natuurkunde en absoluut niet geschikt voor kinderen die het niet leuk vinden om in de achtste klas al de lesstof van de tiende klas te krijgen. En dan waarschuwt iedereen je ook nog hoe belangrijk het is wie de klassenleraar wordt, want daar kan zoveel vanaf hangen.
De meeste scholen hebben een open dag waar je naar wat lessen kunt gaan kijken. Maar dat zegt natuurlijk vrij weinig. De eerste school waar we zijn geweest, staat algemeen bekend als een 'wedstrijdstal'. Maar met de drie lessen die we hebben gezien was helemaal niets mis, sterker nog, mijn zoon vond ze zo interessant dat hij meteen wel wilde blijven.
Naar wat voor school een kind uiteindelijk gaat, wordt voor een groot deel bepaald door een landelijk toelatingsexamen in de vakken rekenen en taal. Een Cito-toets, maar dan totaal anders.
Het is meer een intelligentietest, waarbij kinderen van rekensom ABC plus ABC plus ABC is DDCC moeten uitpuzzelen om welke getallen het gaat. Omdat velen dat nog nooit gedaan hebben, geven veel scholen speciale trainingen en roept een moeder van een klasgenootje nu al dat haar maag zich omdraait bij de gedachte aan dat examen.
Want er hangt nogal wat vanaf. Hoewel de meeste scholen met een tekort aan leerlingen kampen, zijn er een paar die zo'n goede naam hebben, dat ze de leerlingen voor het kiezen hebben. En dan maken alleen de besten een kans, want met goede leerlingen krijgt een school goede eindexamenresultaten en dus een nog betere naam. Daarom moet je sowieso een lijstje van meerdere scholen opgeven, die je, als je verstandig bent, eerst allemaal hebt bezocht en bestudeerd.
Maar er spelen nog andere factoren behalve de toelatingstoets. Veel Budapestse gymnasia kunnen bogen op een traditie van anderhalve eeuw en zich beroemen op een hele reeks beroemde leerlingen. Die traditie straalt af van hun gevel, is tastbaar in de gangen vol standbeelden en portretten en wordt in stand gehouden door hele families aan de school te binden.
Leerlingen maken dan ook meer kans toegelaten te worden als de rest van hun familie ( ouders, ooms en tantes en liefst ook nog grootouders en overgrootouders) ook al naar die school gingen. Dat is wat lastig voor een kind van Nederlandse ouders. Aan de andere kant, bijzondere leerprestaties spelen ook een rol, en iedereen zegt dan ook dat we vooral moeten benadrukken dat hij drietalig is, want dat maakt hem weer interessant.
En om het helemaal gecompliceerd te maken, heb je ook nog vier-, zes- en achtjarige gymnasia, net zoals je vier, zes- en achtjarige lagere scholen hebt. Dus je kunt er ook altijd nog voor kiezen een kind gewoon nog twee jaar op de lagere school te laten zitten, waarbij de hoogste klassen van de lagere school al een beetje als een middelbare school werken, met vakleraren voor de verschillende vakken. Maar dat is uiteraard alleen maar uitstel van executie. Een van deze jaren moeten we het circus toch door.
ude
dinsdag 23 oktober 2007
DATABESCHERMING
Een paar jaar geleden wilden patiënten op het internet een lijst publiceren van gyneacologen en andere artsen die hun werk niet goed deden. Dat mocht niet, zei de Hongaarse ombudsman voor dataprotectie, Attila Péterfalvi. Dat tastte de persoonsbescherming van de betreffende artsen aan, en die ging voor de veiligheid van patiënten.
De Hongaarse belastingdienst kan niet zomaar beschikken over de Hongaarse bankgegevens als hulp in het opsporen van zwart geld. Dat gaat volgens Péterfalvi namelijk tegen de dataprotectiewet en die is belangrijker dat de strijd tegen zwart geld.
Hongarije's dataprotectiewet is streng, en dat is begrijpelijk gezien de geschiedenis van het land. Onder het communisme waren afluisteren, brieven lezen en bespioneren aan de orde van de dag, en dan wil je daarna wel wettelijk vastleggen dat dat nóóit meer kan, al lijkt de wet ietwat te ver doorgeschoten te zijn.
Het eerste, lijkt me, waar je gezien dat verleden de burgers tegen beschermt, is een te grote belangstelling van de politiek voor hun doen en laten. Péterfalvi, of de wet, blijkt daar echter anders over te denken.
Wie in de komende maanden zijn handtekening zet onder één van de lijsten waarmee Fidesz rond zal gaan om voldoende ondertekenaars te verzamelen voor zijn referendum over de gezondheidszorg, wordt volgens het radioprogramma Magyar Rádió Krónika in een databasis van die partij gestopt. Dat heeft Fidesz ook bij de volkstellingen van 2004 en de verkiezingen van 2006 gedaan.
Het databestand bevat behalve namen en adressen ook een korte aanduiding. Een 'sz' duidt op sympathisant, een + op een echte aanhanger en een - op een MSzP-stemmer die twijfelde over de juistheid van zijn keuze.
Dat kan dus, volgens Péterfalvi, want de politiek heeft nooit een wet aangenomen om zijn eigen politieke marketingmogelijkheden aan banden te leggen.
István Tarlos, de leider van de Fideszcampagne, reageerde op het radioverslag met de opmerking dat hij nog nooit zo'n lijst had gezien. En bovendien, voegde hij eraan toe, zag hij niet in waarom mensen er druk over zouden maken als zulke lijsten wel bestaan. De burger is gewaarschuwd.
De Hongaarse belastingdienst kan niet zomaar beschikken over de Hongaarse bankgegevens als hulp in het opsporen van zwart geld. Dat gaat volgens Péterfalvi namelijk tegen de dataprotectiewet en die is belangrijker dat de strijd tegen zwart geld.
Hongarije's dataprotectiewet is streng, en dat is begrijpelijk gezien de geschiedenis van het land. Onder het communisme waren afluisteren, brieven lezen en bespioneren aan de orde van de dag, en dan wil je daarna wel wettelijk vastleggen dat dat nóóit meer kan, al lijkt de wet ietwat te ver doorgeschoten te zijn.
Het eerste, lijkt me, waar je gezien dat verleden de burgers tegen beschermt, is een te grote belangstelling van de politiek voor hun doen en laten. Péterfalvi, of de wet, blijkt daar echter anders over te denken.
Wie in de komende maanden zijn handtekening zet onder één van de lijsten waarmee Fidesz rond zal gaan om voldoende ondertekenaars te verzamelen voor zijn referendum over de gezondheidszorg, wordt volgens het radioprogramma Magyar Rádió Krónika in een databasis van die partij gestopt. Dat heeft Fidesz ook bij de volkstellingen van 2004 en de verkiezingen van 2006 gedaan.
Het databestand bevat behalve namen en adressen ook een korte aanduiding. Een 'sz' duidt op sympathisant, een + op een echte aanhanger en een - op een MSzP-stemmer die twijfelde over de juistheid van zijn keuze.
Dat kan dus, volgens Péterfalvi, want de politiek heeft nooit een wet aangenomen om zijn eigen politieke marketingmogelijkheden aan banden te leggen.
István Tarlos, de leider van de Fideszcampagne, reageerde op het radioverslag met de opmerking dat hij nog nooit zo'n lijst had gezien. En bovendien, voegde hij eraan toe, zag hij niet in waarom mensen er druk over zouden maken als zulke lijsten wel bestaan. De burger is gewaarschuwd.
dinsdag 16 oktober 2007
REFERENDUM
Het Constitutionele Hof heeft gisteren drie vragen goedgekeurd die Fidesz in een referendum aan de bevolking wil voorleggen: of er een eigen bijdrage moet blijven voor doktersbezoek en bij opname in het ziekenhuis en of studenten collegegeld moeten betalen.
Zo'n referendum lijkt een schot voor open doel. Aangezien de meeste mensen hun geld liever in hun zak houden als het kan, lijkt me de kans behoorlijk groot dat de kiezer het met Fidesz eens zal zijn.
Aan de andere kant: ik hoor ook regelmatig mensen zeggen dat het tegenwoordig een stuk rustiger bij de dokter is en dat het prettig is dat ze geen uren meer hoeven te wachten op al die mensen die voor iedere onzinklacht naar de arts gaan. Dat voordeel zou uiteindelijk wel eens een stuk groter kunnen zijn dan het feit dat je tien, vijftien keer per jaar 300 forint in je zak houdt.
Maar het begint erop te lijken dat kiezers die zich tegen die tijd naar het stemhokje wagen, niet meer drie vragen, maar een heel boekwerk moeten gaan beantwoorden. Alleen gisteren al diende de MSzP maar liefst twintig eigen referendumvragen in en de Nationale Kiescommissie moet zich binnenkort maar liefst over 71 vragen buigen.
Daaronder zijn ook vragen met betrekking tot het eigen gedrag van de parlementariërs. Als het aan premier Gyurcsány ligt, komt er namelijk een einde aan het vermengen van functies en de mogelijkheid om bijvoorbeeld én burgemeester én parlementariër te zijn. Zo is de burgemeester van Debrecen, toch een stad van ruim 200.000 inwoners, en bovendien een paar uur rijden van Budapest, ook parlementslid. Je vraagt je af waar hij de tijd vandaan haalt.
Ook moeten parlementariërs hun echte vermogen (dus ook dat van hun vrouw) gaan opgeven, want nu doen ze zich vaak veel armlastiger voor dan ze in werkelijkheid zijn. Verder moeten partijen alle 'civiele organisaties' die ze opzetten in het vervolg maar zelf financieren en moet de financiering van verkiezingscampagnes een stuk helderder worden.
Het voorstel vereist een tweederde meerderheid in het parlement. Zijn eigen partij heeft de premier - aarzelend - meegekregen, maar om het voorstel erdoor te krijgen, zou ook Fidesz ermee moeten instemmen. Die partij loopt niet over van enthousiasme, nogal op opmerkelijk gezien het feit dat Fidesz zich toch zo druk maakt over alle gevallen van vermeende belangenverstrengeling bij de regeringspartijen.
Vandaar dat Gyurcsány het volk wil laten beslissen. Dat kan zonder problemen, zolang zijn eigen coalitie hem maar steunt, want een parlementaire meerderheid kan altijd beslissen een referendum uit te schrijven.
Persoonlijk ben ik geen voorstander van referenda. Als de vraag heel complex is, kan de kiezer er niets mee, of is hij makkelijk op het verkeerde been te zetten. En als de vraag de eigen portemonnaie betreft of iets dan in zijn achtertuin gebeurt, is het antwoord voorspelbaar. Eerlijk is eerlijk, ik wil liever ook geen gevangenis/daklozenopvang/tippelzone in de straat. Al ben ik in zijn algemeenheid wel van mening dat gevangenissen, daklozenopvang en tippelzones nuttige instellingen zijn.
Maar als je dan al referenda organiseert, waren die volgens mij oorspronkelijk bedoeld als middel om de gewone burger invloed te geven op de politiek, en niet als buitenparlementair propagandaplatform. Politieke partijen horen hun debat in het parlement te voeren en daar met goede argumenten slechte voorstellen van tafel te krijgen. Maar dat is natuurlijk wel veel moeilijker dan simpelweg de massa bespelen met de vraag of ze bij ieder doktersbezoek 300 forint willen betalen.
Zo'n referendum lijkt een schot voor open doel. Aangezien de meeste mensen hun geld liever in hun zak houden als het kan, lijkt me de kans behoorlijk groot dat de kiezer het met Fidesz eens zal zijn.
Aan de andere kant: ik hoor ook regelmatig mensen zeggen dat het tegenwoordig een stuk rustiger bij de dokter is en dat het prettig is dat ze geen uren meer hoeven te wachten op al die mensen die voor iedere onzinklacht naar de arts gaan. Dat voordeel zou uiteindelijk wel eens een stuk groter kunnen zijn dan het feit dat je tien, vijftien keer per jaar 300 forint in je zak houdt.
Maar het begint erop te lijken dat kiezers die zich tegen die tijd naar het stemhokje wagen, niet meer drie vragen, maar een heel boekwerk moeten gaan beantwoorden. Alleen gisteren al diende de MSzP maar liefst twintig eigen referendumvragen in en de Nationale Kiescommissie moet zich binnenkort maar liefst over 71 vragen buigen.
Daaronder zijn ook vragen met betrekking tot het eigen gedrag van de parlementariërs. Als het aan premier Gyurcsány ligt, komt er namelijk een einde aan het vermengen van functies en de mogelijkheid om bijvoorbeeld én burgemeester én parlementariër te zijn. Zo is de burgemeester van Debrecen, toch een stad van ruim 200.000 inwoners, en bovendien een paar uur rijden van Budapest, ook parlementslid. Je vraagt je af waar hij de tijd vandaan haalt.
Ook moeten parlementariërs hun echte vermogen (dus ook dat van hun vrouw) gaan opgeven, want nu doen ze zich vaak veel armlastiger voor dan ze in werkelijkheid zijn. Verder moeten partijen alle 'civiele organisaties' die ze opzetten in het vervolg maar zelf financieren en moet de financiering van verkiezingscampagnes een stuk helderder worden.
Het voorstel vereist een tweederde meerderheid in het parlement. Zijn eigen partij heeft de premier - aarzelend - meegekregen, maar om het voorstel erdoor te krijgen, zou ook Fidesz ermee moeten instemmen. Die partij loopt niet over van enthousiasme, nogal op opmerkelijk gezien het feit dat Fidesz zich toch zo druk maakt over alle gevallen van vermeende belangenverstrengeling bij de regeringspartijen.
Vandaar dat Gyurcsány het volk wil laten beslissen. Dat kan zonder problemen, zolang zijn eigen coalitie hem maar steunt, want een parlementaire meerderheid kan altijd beslissen een referendum uit te schrijven.
Persoonlijk ben ik geen voorstander van referenda. Als de vraag heel complex is, kan de kiezer er niets mee, of is hij makkelijk op het verkeerde been te zetten. En als de vraag de eigen portemonnaie betreft of iets dan in zijn achtertuin gebeurt, is het antwoord voorspelbaar. Eerlijk is eerlijk, ik wil liever ook geen gevangenis/daklozenopvang/tippelzone in de straat. Al ben ik in zijn algemeenheid wel van mening dat gevangenissen, daklozenopvang en tippelzones nuttige instellingen zijn.
Maar als je dan al referenda organiseert, waren die volgens mij oorspronkelijk bedoeld als middel om de gewone burger invloed te geven op de politiek, en niet als buitenparlementair propagandaplatform. Politieke partijen horen hun debat in het parlement te voeren en daar met goede argumenten slechte voorstellen van tafel te krijgen. Maar dat is natuurlijk wel veel moeilijker dan simpelweg de massa bespelen met de vraag of ze bij ieder doktersbezoek 300 forint willen betalen.
vrijdag 12 oktober 2007
DERWISJ
Moslims vieren vandaag Eid, het feest aan het einde van de ramadan. Dat zou ik nooit geweten hebben, als ik niet gisteren op het plein voor de basiliek in Budapest tegen een moslimorganisatie was aangelopen die voorbijgangers uitnodigde om deze feestelijke gelegenheid, het einde van de vastenmaand, mee te vieren. Het was een groep jonge Turken, die het feest hadden georganiseerd om Hongaren meer informatie over de islam te geven.
Binnen in de kerk was een priesterkoor aan het zingen, heel mooi trouwens, buiten op de trappen klonken oosterse muziek. Om de gelegenheid luister bij te zetten, had de groep een aantal derwisjen ingehuurd, aanhangers van een zeer specifieke secte binnen de islam die niet alleen op de koran, maar ook op ideeën binnen bijvoorbeeld het hindoeïsme teruggrijpen. Het is een beweging die vooral in Turkije aanhang heeft en die bij de meeste mensen vooral bekend zijn om hun wijde witte gewaden en de wervelende dans die bedoeld is om in trans te raken.
Hun aanwezigheid in Budapest is overigens minder vreemd dan het lijkt, want de Hongaarse hoofdstad is voor derwisjen en andere Turkse moslems een bedevaartsplaats. Op de Rozenheuvel staat namelijk de graftombe van Gül Baba (Vader der Rozen), een derwisj die met de Turkse sultan meekwam toen die Budapest veroverde. Hij stierf in de Matthiaskerk tijdens de dienst die sultan liet houden om Allah voor de overwinning te bedanken. Ongetwijfeld waren veel Hongaren die op daar op dat moment God's hand in zagen, maar het heeft niet voorkomen dat de Turken haast anderhalve eeuw in Buda bleven.
De bijeenkomst voor de basiliek deed me realiseren hoezeer Budapest in de laatste jaren veranderd is. Nederlandse bezoekers zeggen wel eens dat je geen enkel niet-Europees gezicht op straat ziet, maar vergeleken met zeventien jaar geleden is Budapest tegenwoordig ronduit kosmopolitisch. Persoonlijk bedoel ik dat positief, al realiseer ik me dat heel wat Hongaren daar anders over denken.
Moslims mogen in het huidige Budapest een opmerkelijk verschijnsel zijn, maar ook voor de Turken heeft de stad al moslimgemeenschappen gehad. Sterker nog, Budapest dankt de helft van zijn naam aan Bulgaarse moslims die zich in de tiende eeuw aan de oever van de Donau vestigden en de plek Pest doopten. Hetgeen maar weer aantoont hoe betrekkelijk de bewering is dat moslims in Europa niet thuishoren.
Binnen in de kerk was een priesterkoor aan het zingen, heel mooi trouwens, buiten op de trappen klonken oosterse muziek. Om de gelegenheid luister bij te zetten, had de groep een aantal derwisjen ingehuurd, aanhangers van een zeer specifieke secte binnen de islam die niet alleen op de koran, maar ook op ideeën binnen bijvoorbeeld het hindoeïsme teruggrijpen. Het is een beweging die vooral in Turkije aanhang heeft en die bij de meeste mensen vooral bekend zijn om hun wijde witte gewaden en de wervelende dans die bedoeld is om in trans te raken.
Hun aanwezigheid in Budapest is overigens minder vreemd dan het lijkt, want de Hongaarse hoofdstad is voor derwisjen en andere Turkse moslems een bedevaartsplaats. Op de Rozenheuvel staat namelijk de graftombe van Gül Baba (Vader der Rozen), een derwisj die met de Turkse sultan meekwam toen die Budapest veroverde. Hij stierf in de Matthiaskerk tijdens de dienst die sultan liet houden om Allah voor de overwinning te bedanken. Ongetwijfeld waren veel Hongaren die op daar op dat moment God's hand in zagen, maar het heeft niet voorkomen dat de Turken haast anderhalve eeuw in Buda bleven.
De bijeenkomst voor de basiliek deed me realiseren hoezeer Budapest in de laatste jaren veranderd is. Nederlandse bezoekers zeggen wel eens dat je geen enkel niet-Europees gezicht op straat ziet, maar vergeleken met zeventien jaar geleden is Budapest tegenwoordig ronduit kosmopolitisch. Persoonlijk bedoel ik dat positief, al realiseer ik me dat heel wat Hongaren daar anders over denken.
Moslims mogen in het huidige Budapest een opmerkelijk verschijnsel zijn, maar ook voor de Turken heeft de stad al moslimgemeenschappen gehad. Sterker nog, Budapest dankt de helft van zijn naam aan Bulgaarse moslims die zich in de tiende eeuw aan de oever van de Donau vestigden en de plek Pest doopten. Hetgeen maar weer aantoont hoe betrekkelijk de bewering is dat moslims in Europa niet thuishoren.
vrijdag 5 oktober 2007
ZWART RIJDEN
Er schijnen in Budapest mensen rond te lopen die de BKV, het gemeentelijk vervoersbedrijf, een miljoen forint schuldig zijn aan boetes omdat ze gesnapt zijn bij het zwartrijden. Eén iemand schijnt zelfs voor 2,4 miljoen (een kleine tienduizend euro) aan openstaande boetes te hebben staan.
Ben ik even een sukkel dat ik de paar keer dat ik een boete kreeg (omdat ik mijn abonnement vergeten was of niet doorhad dat het verlopen was) braaf naar het kantoor gegaan ben om te betalen.
Hoe je zoveel boetes bij elkaar krijgt, is mij een raadsel, want zo vaak word je niet gecontroleerd. Of je moet natuurlijk iedere dag willens en wetens bij metrostations als Deák tér uitstappen, waar altijd controle is, tot groot verdriet van menig toerist die daar braaf in de val loopt en dan op aanzienlijk minder clementie kan rekenen dan de gemiddelde Budapester.
De kans om op de tram of de bus gepakt te worden, is veel geringer, dus rijden Budapesters massaal zwart. Jaarlijks worden er 4,2 miljoen boetes uitgedeeld, Dat ruim twee boetes per inwoners, ouden van dagen en baby's die gratis mogen reizen, meegeteld. Omdat gepakte zwartrijders uiteraard maar een fractie van het werkelijke aantal zijn, mag je je afvragen hoeveel mensen in een gemiddelde tram echt hebben betaald.
Is de pakkans al niet groot, de kans dat je die boete echt moet betalen, is blijkbaar nog kleiner. Van de 4,2 miljoen gepakte zwartrijders geeft naar schatting waarschijnlijk maar 1,2 miljoen zijn echte naam op, ook al merkwaardig in een land waar je verplicht bent een identiteitsbewijs bij je te hebben en je strafbaar bent als je dat niet hebt.
Maar zelfs mensen die braaf hun naam opgeven, betalen vaak niet. In het totaal staat er zo'n 30 miljard forint, een kleine 120 miljoen euro, aan openstaande boetes uit. Dat is meer dan 60 euro per inwoner. Daar kun je een aardig gat in de openbaar vervoerbegroting van Budapest mee dichten.
Tot nu toe had de BKV ook geen enkel machtsmiddel in handen om daar iets aan te doen. Maar dat gaat veranderen. Het vervoersbedrijf wil de incassoprocedure gaat uitbesteden aan een privébedrijf, dat het geld uit de zakken mag gaan kloppen bij zo'n 100.000 mensen, met schulden variërend van 5000 tot 100.000 forint. Wie het incassobureau voor wil zijn, krijgt in november de kans voor. Wie in die maand zijn schulden komt aflossen, krijgt zelfs 20 procent korting.
De grootste boosdoeners zullen waarschijnlijk voor de rechter worden gedaagd. Bovendien wordt het vanaf komende maand mogelijk om de boetes van zwartrijders zo nodig via hun baas te innen.
Het BKV praat al jaren over de invoering van een nieuw type kaartje en van controlepoortjes bij de metro-ingang. Dat het zolang duurt, schijnt een geldkwestie te zijn. Maar volgens mij zouden die dingen zichzelf al lang terug hebben verdiend.
Ben ik even een sukkel dat ik de paar keer dat ik een boete kreeg (omdat ik mijn abonnement vergeten was of niet doorhad dat het verlopen was) braaf naar het kantoor gegaan ben om te betalen.
Hoe je zoveel boetes bij elkaar krijgt, is mij een raadsel, want zo vaak word je niet gecontroleerd. Of je moet natuurlijk iedere dag willens en wetens bij metrostations als Deák tér uitstappen, waar altijd controle is, tot groot verdriet van menig toerist die daar braaf in de val loopt en dan op aanzienlijk minder clementie kan rekenen dan de gemiddelde Budapester.
De kans om op de tram of de bus gepakt te worden, is veel geringer, dus rijden Budapesters massaal zwart. Jaarlijks worden er 4,2 miljoen boetes uitgedeeld, Dat ruim twee boetes per inwoners, ouden van dagen en baby's die gratis mogen reizen, meegeteld. Omdat gepakte zwartrijders uiteraard maar een fractie van het werkelijke aantal zijn, mag je je afvragen hoeveel mensen in een gemiddelde tram echt hebben betaald.
Is de pakkans al niet groot, de kans dat je die boete echt moet betalen, is blijkbaar nog kleiner. Van de 4,2 miljoen gepakte zwartrijders geeft naar schatting waarschijnlijk maar 1,2 miljoen zijn echte naam op, ook al merkwaardig in een land waar je verplicht bent een identiteitsbewijs bij je te hebben en je strafbaar bent als je dat niet hebt.
Maar zelfs mensen die braaf hun naam opgeven, betalen vaak niet. In het totaal staat er zo'n 30 miljard forint, een kleine 120 miljoen euro, aan openstaande boetes uit. Dat is meer dan 60 euro per inwoner. Daar kun je een aardig gat in de openbaar vervoerbegroting van Budapest mee dichten.
Tot nu toe had de BKV ook geen enkel machtsmiddel in handen om daar iets aan te doen. Maar dat gaat veranderen. Het vervoersbedrijf wil de incassoprocedure gaat uitbesteden aan een privébedrijf, dat het geld uit de zakken mag gaan kloppen bij zo'n 100.000 mensen, met schulden variërend van 5000 tot 100.000 forint. Wie het incassobureau voor wil zijn, krijgt in november de kans voor. Wie in die maand zijn schulden komt aflossen, krijgt zelfs 20 procent korting.
De grootste boosdoeners zullen waarschijnlijk voor de rechter worden gedaagd. Bovendien wordt het vanaf komende maand mogelijk om de boetes van zwartrijders zo nodig via hun baas te innen.
Het BKV praat al jaren over de invoering van een nieuw type kaartje en van controlepoortjes bij de metro-ingang. Dat het zolang duurt, schijnt een geldkwestie te zijn. Maar volgens mij zouden die dingen zichzelf al lang terug hebben verdiend.
woensdag 3 oktober 2007
DE MACHT VAN RUSSISCHE ENERGIE
Het Hongaarse energiebedrijf MOL heeft deze week nogmaals duidelijk gemaakt niet gediend te zijn van de overnamepogingen van de Oostenrijkse OMV. De Oostenrijkse belangstelling voor het Hongaarse bedrijf geldt als een poging om de groeiende invloed van Russische energiebedrijven op de Centraal-Europese markt tegen te gaan. Dat is niet alleen een economische kwestie, zegt Anita Orbán van het International Center for Democratic Transition in Budapest. ,,Energie is voor Moskou een integraal onderdeel van de buitenlandse politiek’’.
MOL-directeur Zsolt Hernadi zei tegen zo’n fusie te zijn omdat de twee ondernemingen elkaar niet aanvullen, maar overlappen. MOL en OMV-fusie hebben in een aantal landen een bijna-monopolie. Bovendien voelt MOL er niets voor om in zee te gaan met een bedrijf dat nog deels staatseigendom is. Hernadi ontkende overigens ook dat de Hongaren een Russische partner zouden zoeken, ondanks alle geruchten over samenwerking met Gazprom en Lukoil.
,,Voor de aandeelhouders zou samenwerking met de Russen waarschijnlijk het aantrekkelijkst zijn. Maar vanuit politiek oogpunt is het zeer onwenselijk’’ zegt Orbán, een expert in buitenlandse politiek wiens boek ‘Power, energy and the New Russian Imperialism’ volgend jaar in Amerika verschijnt.
,,Er is een directe relatie tussen de Russische buitenlandse politiek en de activiteiten van de energiebedrijven in Centraal-Europa,’’ zegt ze, ,,Sinds 1990 zie je dat als Moskou zich meer met internationale zaken bezig gaat houden, energiebedrijven expansiever worden. Als Rusland interne problemen heeft, tekken die bedrijven zich weer terug.’’
Sinds Vladimir Putin aan de macht kwam, zijn de energiebedrijven actiever dan ooit. ,,Ze gebruiken alle middelen om hun positie in Centraal-Europa te versterken en worden tot op het hoogste niveau gesteund, door ministers en door de president zelf.’’
Pijpleidingen spelen een essentiële rol in dat spel, op twee manieren: ze geven Rusland macht, maar ze maken het land ook kwetsbaar. ,,Zolang er weinig pijpleidingen zijn, hebben de doorvoerlanden ook een machtsmiddel in handen. Toen Moskou vorig jaar Oekraine onder druk wilde zetten en de gastoevoer afsneed, nam Oekraine het gas dat voor Europa was bedoeld. Daarom proberen de Russen ook zoveel mogelijk alternatieve routes te bouwen, door de Baltische Zee en via Turkije,’’ aldus Orbán.
Europa leek zich er tot de Oekraine-crisis niet van bewust dat Rusland energie als een politiek drukmiddel gebruikt, zegt Orbán. Dat had ook te maken met de tweedeling van het continent. ,,Omdat West-Europa ook nog andere energiebronnen heeft, zijn de risico’s daar kleiner.’’
Maar in Hongarije, dat voor 85-90 procent afhankelijk is van Russische energie, ligt de zaak heel anders. ,,Als Russische bedrijven zich inkopen in strategische bedrijven in Centraal-Europa, wordt de afhankelijkheid in de regio alleen maar erger. Als aandeelhouder van MOL zou Gazprom uiteraard iedere poging van Hongarije om zijn gas in een ander land te kopen, blokkeren.’’
Oppositieleider Viktor Orbán (geen familie, overigens) was als premier altijd zeer op zijn hoede tegenover de Russische energiebedrijven. Hij heeft hun optreden ooit zelfs vergeleken met dat van de voormalige Sovjet-unie en bepleitte als tegenwicht een fusie tussen MOL en het Poolse PKN Orlen. De Polen, aanvankelijk enthousiast, trokken zich terug na geruchten dat Gazprom al aandelen in MOL had.
De huidige Hongaarse regering daarentegen is volgens Antia Orbán veel te tegemoetkomend tegenover de Russische bedrijven. ,,Er schijnt wel wat te veranderen, maar premier Gyurcsány was bijvoorbeeld altijd erg dubbel over de vraag aan welke pijpleiding hij de voorkeur gaf, de Russische Blue Stream of de Nabucco-pijpleiding, waarmee Europa gas uit de Kaspische Zee wil halen om zo Rusland te omzeilen.’’
Gyurcsány's steun aan de Blue Streampijpleiding leidde in Europa tot wenkbrouwfronzen. Overigens heeft de premier zich nooit tégen de Nabuccoleiding uitgesproken. In Hongarije's steun voor het Russische project speelt een belangrijke rol dat over de Europese gasleiding al vele jaren wordt gepraat, zonder dat het project echt van de grond lijkt te komen.
Orbán constateert wel dat Europa de risisco’s tegenwoordig serieus neemt. Onlangs publiceerde de Europese commissie een wetsontwerp waarin het eigendom van energieproductiefaciliteiten wordt losgekoppeld van de transportcapaciteit. Ook mogen bedrijven uit ‘derde landen’ slechts een beperkt deel van een EU-netwerk bezitten. ,,Zo’n wet zou Gazprom’s activiteiten in Europa duidelijk aan banden leggen’’, aldus Orbán.
zaterdag 29 september 2007
SMAAK
Op hoge naaldhakken, met schoenen met zo'n eindeloos lange punt, trippelde de vrouw ons huis binnen. Ik zag haar misprijzende blik op het pad in onze voortuin, gemaakt van bemoste bakstenen. Eigenlijk kon ik haar bij de deur al vertellen dat het de moeite niet loonde verder rond te kijken. Ze zou de simpele houten vloer, het turquoise houtwerk en de keuken met zijn houten aanrechtblad niets vinden.
Wat zij wou, waren zuiltjes, glimmende goudkleurige deurknoppen en marmer op de vloer. Dat die zuiltjes van geplamuurd piepschuim zijn, het goud slechts namaak en ook het marmer niet echt, deert dan niet.
Haar inkomen was niet hoog genoeg om zich een van de luxe nouveau riche paleizen in de buurt te kunnen veroorloven, maar wel om rond te kijken in het twaalfde district. Wat ze zoekt, was op zijn minst een aftreksel van die nouveau riche droom. Dat geldt niet alleen voor haar. Het geldt voor alle Hongaarse kopers die zich in de afgelopen weken bij ons hebben gemeld om ons huis te bezichtigen.
Zelden ben ik me zo bewust geworden van het feit dat volkeren, in ieder geval de doorsnee van die volkeren, echt in smaak verschillen. Iedere Nederlander die ik ken in Budapest, klaagt erover hoe moeilijk het is een beetje aardig huis te vinden. Te veel badkamers, verkeerde indeling, verkeerde aankleding, kitsch: het zijn keer op keer terugkerende klachten. Bijna allemaal zijn ze enthousiast als ze ons huis binnenkomen. De indeling klopt, het ziet er niet overdreven uit, en dan dat uitzicht...
Het is uiteraard niet voor het eerst dat me die verschillen opvallen. Ieder kledingwinkel in de binnenstad is er een bewijs van: tussen de frutsels en fratsels, de ruches en kantjes die Hongaarse vrouwen uit de rekken trekken, kan ik zelden iets vinden.
Ik zal de eerste zijn om te erkennen dat de benedenverdiepingen van onze woning nog wel een opknapbeurt kunnen gebruiken, en dat veel niet zo perfect is als het zou kunnen zijn. Maar er is een behoorlijk verschil tussen het Nederlandse 'goh, wat gezellig hier' en het Hongaarse beleefde, maar zeer afstandelijke 'Köszönöm szépen'.
De eerste buitenlanders die we binnenkregen, niet eens Nederlanders, maar een Engels-Amerikaans echtpaar, veerden helemaal op toen ze ons huis zagen. Ze waren dagenlang op huizenjacht geweest en al dagen liepen ze rond tussen de zuiltjes, de goudkleurige deurknoppen en de met rood fluweel beklede slaapkamermuren.
Zoals ik bij de Hongaarse met de naaldhakken na één minuut al wist dat het niets zou worden, wist ik in dit geval na vijf minuten vrijwel zeker dat we ons huis hadden verkocht.
Wat zij wou, waren zuiltjes, glimmende goudkleurige deurknoppen en marmer op de vloer. Dat die zuiltjes van geplamuurd piepschuim zijn, het goud slechts namaak en ook het marmer niet echt, deert dan niet.
Haar inkomen was niet hoog genoeg om zich een van de luxe nouveau riche paleizen in de buurt te kunnen veroorloven, maar wel om rond te kijken in het twaalfde district. Wat ze zoekt, was op zijn minst een aftreksel van die nouveau riche droom. Dat geldt niet alleen voor haar. Het geldt voor alle Hongaarse kopers die zich in de afgelopen weken bij ons hebben gemeld om ons huis te bezichtigen.
Zelden ben ik me zo bewust geworden van het feit dat volkeren, in ieder geval de doorsnee van die volkeren, echt in smaak verschillen. Iedere Nederlander die ik ken in Budapest, klaagt erover hoe moeilijk het is een beetje aardig huis te vinden. Te veel badkamers, verkeerde indeling, verkeerde aankleding, kitsch: het zijn keer op keer terugkerende klachten. Bijna allemaal zijn ze enthousiast als ze ons huis binnenkomen. De indeling klopt, het ziet er niet overdreven uit, en dan dat uitzicht...
Het is uiteraard niet voor het eerst dat me die verschillen opvallen. Ieder kledingwinkel in de binnenstad is er een bewijs van: tussen de frutsels en fratsels, de ruches en kantjes die Hongaarse vrouwen uit de rekken trekken, kan ik zelden iets vinden.
Ik zal de eerste zijn om te erkennen dat de benedenverdiepingen van onze woning nog wel een opknapbeurt kunnen gebruiken, en dat veel niet zo perfect is als het zou kunnen zijn. Maar er is een behoorlijk verschil tussen het Nederlandse 'goh, wat gezellig hier' en het Hongaarse beleefde, maar zeer afstandelijke 'Köszönöm szépen'.
De eerste buitenlanders die we binnenkregen, niet eens Nederlanders, maar een Engels-Amerikaans echtpaar, veerden helemaal op toen ze ons huis zagen. Ze waren dagenlang op huizenjacht geweest en al dagen liepen ze rond tussen de zuiltjes, de goudkleurige deurknoppen en de met rood fluweel beklede slaapkamermuren.
Zoals ik bij de Hongaarse met de naaldhakken na één minuut al wist dat het niets zou worden, wist ik in dit geval na vijf minuten vrijwel zeker dat we ons huis hadden verkocht.
donderdag 20 september 2007
ZOENEN
,,Hè jakkes. Dat vind ik toch zo'n rotgewoonte'', zei een kennis en ik wist meteen wat ze bedoelde. Even verderop stond een jong stel te zoenen. Wat heet zoenen, ze stonden elkaar volkomen af te lebberen en de jongen zat met zijn tong vermoedelijk ergens achter in de keel van het meisje. Dat we midden op straat stonden en de hele wereld het kon zien, schenen ze volkomen vergeten te zijn.
Ze waren bepaald geen uitzondering. In de metro, de bus, op de bushalte, op de roltrap: overal waar Hongaarse verliefde stellen even moeten wachten, zoenen ze elkaar met een passie dat je je steeds loopt af te vragen of ze het wel bij zoenen zullen laten.
Vroeger dacht ik dat het misschien te maken had met de kleine woningen waarin mensen leefden. Je moet als verliefde jongere toch wat, en bij je ouders in de huiskamer voel je je misschien gegeneerd. Maar ik geloof toch niet dat het daaraan ligt. Hongaren zijn gewoon minder gegeneerd om te tonen dat ze verliefd zijn.
Dat heeft ook zijn positieve kanten. Ik kan iedere keer weer ontroerd raken als ik een bejaard stel, beiden niet de mooisten, maar vermoedelijk al decennia lang gelukkig getrouwd, hand in hand over straat zie lopen. Daar zijn veel Nederlanders te terughoudend voor, maar zo wil ik ook oud worden, denk ik dan.
In een termaalbad zag ik een keer een ouder echtpaar, beiden vele kilo´s te dik, hij zittend op een trap in het water, zij drijvend op haar rug met haar bebadmutste hoofd in zijn schoot. De hele tijd streek liefdevol hij over haar gezicht. De wereld om hen heen scheen niet te bestaan. Domweg gelukkig, samen.
Ze waren bepaald geen uitzondering. In de metro, de bus, op de bushalte, op de roltrap: overal waar Hongaarse verliefde stellen even moeten wachten, zoenen ze elkaar met een passie dat je je steeds loopt af te vragen of ze het wel bij zoenen zullen laten.
Vroeger dacht ik dat het misschien te maken had met de kleine woningen waarin mensen leefden. Je moet als verliefde jongere toch wat, en bij je ouders in de huiskamer voel je je misschien gegeneerd. Maar ik geloof toch niet dat het daaraan ligt. Hongaren zijn gewoon minder gegeneerd om te tonen dat ze verliefd zijn.
Dat heeft ook zijn positieve kanten. Ik kan iedere keer weer ontroerd raken als ik een bejaard stel, beiden niet de mooisten, maar vermoedelijk al decennia lang gelukkig getrouwd, hand in hand over straat zie lopen. Daar zijn veel Nederlanders te terughoudend voor, maar zo wil ik ook oud worden, denk ik dan.
In een termaalbad zag ik een keer een ouder echtpaar, beiden vele kilo´s te dik, hij zittend op een trap in het water, zij drijvend op haar rug met haar bebadmutste hoofd in zijn schoot. De hele tijd streek liefdevol hij over haar gezicht. De wereld om hen heen scheen niet te bestaan. Domweg gelukkig, samen.
dinsdag 18 september 2007
THUIS BEVALLEN
Afgelopen zaterdag is een baby bij de geboorte gestorven in een 'bevallingshuis' in Budapest. Dat is vreselijk tragisch voor de moeder. Het erste is dat het grootste deel van de bevalling prima verliep. Het hoofd was er zelfs al uit, maar de schouders van de baby bleven steken. De moeder werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar er twee artsen en een vroedvrouw aan te pas moesten komen om het kind eruit te halen, maar toen was het al te laat.
Maar het is ook tragisch voor Agnes Gereb, de vrouwenarts die zich al sinds jaar en dag inzet voor het recht van vrouwen om thuis te bevallen. Naar aanleiding van de dood van de baby afgelopen zaterdag is de politie een onderzoek gestart. Formeel kan Gereb doodslag ten laste worden gelegd en kan ze de gevangenis is gaan.
Helemaal tragisch is het dat er vorige week net meer ruimte leek te komen op de mogelijkheid om je kind legaal thuis te krijgen. Op verzoek van de minister van gezondheidszorg pucliceerde het college van vakartsen namelijk een voorstel voor richtlijnen voor thuisbevallingen. De nieuwe richtlijnen maken thuis bevallen mogelijk, maar raden het af in geval van een tweeling, een te kleine of the grote baby, een verkeerde ligging of bij een moeder boven de 35.
Als een thuisbevalling misgaat, loopt een arts volgens de richtlijn bovendien het risico de gevangenis in te draaien. Dat lijkt me een echte aansporing voor artsen en vroedvrouwen om thuisbevallingen te gaan doen.
Hongaarse gyneacologen grijpen de tragische gebeurtenis van afgelopen zaterdag dankbaar aan om hun betoog dat thuisbevallingen sowieso onverantwoord zijn, nogmaals te onderstrepen. Wat ze er niet bijzeggen is dat jaarlijks in Hongaarse ziekenhuizen zo'n vijf baby's te sterven om precies dezelfde reden als de baby afgelopen zaterdag. Maar dat haalt de krant niet, net zo min als andere baby's die tijdens een ziekenhuisbevalling overlijden.
Een paar jaar geleden werd in Hongarije een enorme discussie over het zogenaamde dankbaarheidsgeld gevoerd. Die begon na klachten over een gyneacoloog die in zijn gretigheid om héél veel dankbaarheidsgeld binnen te halen, liefst een paar bevallingen gelijktijdig deed. Daar ging het dan ook wel eens mis.
De verhalen van Hongaarse vrouwen die in het ziekenhuis bevielen, maken niet echt vrolijk. Zo worden vrijwel alle baby's in dit land van maandag tot en met vrijdag, tussen acht uur 's ochtends en vijf uur 's middags geboren.
Fijn dat pasgeborenen zo netjes de kantoortijden aanhouden. Jammer alleen dat moeder natuur zich spontaan zelden aan de klok houdt, zodat er of onnodig naar het mes wordt gegrepen of moeders worden volgestopt met medicijnen die de bevalling opwekken, met alle risico's die bij dat soort ingrepen horen. Maar daar hoor je artsen zelden over.
Gyneacologen behoren tot de rijkste artsen van het land, en dat verklaart mede waarom de lobby tegen thuisbevallingen zo sterk is. Vroeger was het zelfs regelrecht verboden, tegenwoordig schijnt de situatie wat onduidelijk te zijn. De wet verbiedt het niet expliciet, maar staat het ook niet expliciet toe, en dat betekent in een land waar eigenlijk alles per wet wordt vastgelegd, dat het feitelijk niet toegestaan is.
Jaarlijks worden er in Hongarije zo'n 9000 kinderen geboren, waarvan slechts 300 thuis ter wereld komen, veelal, omdat de bevalling simpelweg te snel ging om de moeder nog naar het ziekenhuis te brengen. In communistische tijden moesten die kinderen, en de 'kleine moeders' zoals vrouwen met een baby worden genoemd, dan alsnog naar het ziekenhuis. Daar werden ze geacht vijf dagen te blijven. Iedereen weet immers dat een ziekenhuis met al zijn bacteriën een veel gezondere omgeving is voor een pasgeboren baby dan het eigen huis.
Agnes Gereb runt al jaren een bevallingshuis, dat het vrouwen mogelijk maakt zich in ieder geval te onttrekken aan de routine van het ziekenhuis. Ze heeft in 18 jaar zo'n 3300 kinderen ter wereld geholpen. Minder dan een duizendste procent van die baby's overleed bij de geboorte en alle vrouwen overleefden de bevalling. Natuurlijk zijn haar resultaten beter dan die van ziekenhuizen, omdat zij vrouwen die een risico lopen, doorstuurt. Maar geen arts kan volhouden, dat zij onverantwoordelijk bezig is.
Maar het is ook tragisch voor Agnes Gereb, de vrouwenarts die zich al sinds jaar en dag inzet voor het recht van vrouwen om thuis te bevallen. Naar aanleiding van de dood van de baby afgelopen zaterdag is de politie een onderzoek gestart. Formeel kan Gereb doodslag ten laste worden gelegd en kan ze de gevangenis is gaan.
Helemaal tragisch is het dat er vorige week net meer ruimte leek te komen op de mogelijkheid om je kind legaal thuis te krijgen. Op verzoek van de minister van gezondheidszorg pucliceerde het college van vakartsen namelijk een voorstel voor richtlijnen voor thuisbevallingen. De nieuwe richtlijnen maken thuis bevallen mogelijk, maar raden het af in geval van een tweeling, een te kleine of the grote baby, een verkeerde ligging of bij een moeder boven de 35.
Als een thuisbevalling misgaat, loopt een arts volgens de richtlijn bovendien het risico de gevangenis in te draaien. Dat lijkt me een echte aansporing voor artsen en vroedvrouwen om thuisbevallingen te gaan doen.
Hongaarse gyneacologen grijpen de tragische gebeurtenis van afgelopen zaterdag dankbaar aan om hun betoog dat thuisbevallingen sowieso onverantwoord zijn, nogmaals te onderstrepen. Wat ze er niet bijzeggen is dat jaarlijks in Hongaarse ziekenhuizen zo'n vijf baby's te sterven om precies dezelfde reden als de baby afgelopen zaterdag. Maar dat haalt de krant niet, net zo min als andere baby's die tijdens een ziekenhuisbevalling overlijden.
Een paar jaar geleden werd in Hongarije een enorme discussie over het zogenaamde dankbaarheidsgeld gevoerd. Die begon na klachten over een gyneacoloog die in zijn gretigheid om héél veel dankbaarheidsgeld binnen te halen, liefst een paar bevallingen gelijktijdig deed. Daar ging het dan ook wel eens mis.
De verhalen van Hongaarse vrouwen die in het ziekenhuis bevielen, maken niet echt vrolijk. Zo worden vrijwel alle baby's in dit land van maandag tot en met vrijdag, tussen acht uur 's ochtends en vijf uur 's middags geboren.
Fijn dat pasgeborenen zo netjes de kantoortijden aanhouden. Jammer alleen dat moeder natuur zich spontaan zelden aan de klok houdt, zodat er of onnodig naar het mes wordt gegrepen of moeders worden volgestopt met medicijnen die de bevalling opwekken, met alle risico's die bij dat soort ingrepen horen. Maar daar hoor je artsen zelden over.
Gyneacologen behoren tot de rijkste artsen van het land, en dat verklaart mede waarom de lobby tegen thuisbevallingen zo sterk is. Vroeger was het zelfs regelrecht verboden, tegenwoordig schijnt de situatie wat onduidelijk te zijn. De wet verbiedt het niet expliciet, maar staat het ook niet expliciet toe, en dat betekent in een land waar eigenlijk alles per wet wordt vastgelegd, dat het feitelijk niet toegestaan is.
Jaarlijks worden er in Hongarije zo'n 9000 kinderen geboren, waarvan slechts 300 thuis ter wereld komen, veelal, omdat de bevalling simpelweg te snel ging om de moeder nog naar het ziekenhuis te brengen. In communistische tijden moesten die kinderen, en de 'kleine moeders' zoals vrouwen met een baby worden genoemd, dan alsnog naar het ziekenhuis. Daar werden ze geacht vijf dagen te blijven. Iedereen weet immers dat een ziekenhuis met al zijn bacteriën een veel gezondere omgeving is voor een pasgeboren baby dan het eigen huis.
Agnes Gereb runt al jaren een bevallingshuis, dat het vrouwen mogelijk maakt zich in ieder geval te onttrekken aan de routine van het ziekenhuis. Ze heeft in 18 jaar zo'n 3300 kinderen ter wereld geholpen. Minder dan een duizendste procent van die baby's overleed bij de geboorte en alle vrouwen overleefden de bevalling. Natuurlijk zijn haar resultaten beter dan die van ziekenhuizen, omdat zij vrouwen die een risico lopen, doorstuurt. Maar geen arts kan volhouden, dat zij onverantwoordelijk bezig is.
dinsdag 11 september 2007
EMIGRATIEWONDER
Hongaren zouden wat meer moeten emigreren. Dat doet namelijk wonderen voor je economie, zo leert het voorbeeld van Polen en Roemenië. Beide landen behoren tot de Centraal-Europese economische wonderkinderen. De Poolse werkloosheid is in één jaar met vier procent gedaald en nadert de tien procent. Een paar jaar geleden was dat nog 16 á 17 procent.
Roemenië heeft een werkloosheid van niet meer dan 4,5 procent. Beide landen kennen ook een forse economische groei. Roemenië behoort met 7,7 procent zelfs tot de top van Europa. De Roemeense huishoudelijke consumptie, een belangrijke groeifactor, stijgt van dag tot dag en ook de salarissen stijgen in ras tempo.
Heel fraai, zeker. Maar de vraag is natuurlijk hoe de Roemeense werkloosheidscijfers er uit zouden zien als de 2 miljoen Roemenen die nu in het buitenland werken, allemaal thuis een baan zochten. En hoe zou die indrukwekkende economische groei er voor staan als die 2 miljoen mensen niet ieder jaar pakweg 3,5 miljard euro naar huis stuurden? En de groei van de consumptie?
Met de verkiezingen in aantocht pochen de Poolse Kaczynski-broers over de enorme economische vooruitgang die Polen onder hun bewind heeft geboekt, maar, zoals de Poolse oppositiepoliticus Donald Tusk opmerkte na een speech van de premier over de economische vooruitgang: ,,Meneer de premier, tijdens uw speech van tien minuten hebben 11 Polen het land verlaten.'' Gemiddeld is de Poolse bevolking het afgelopen jaar drie jaar ouder geworden, want jonge en goedopgeleide Polen verlaten massaal het land.
Stel je voor dat 1 miljoen Hongaren naar het buitenland zouden vertrekken. Dat is een cijfer dat pakweg overeenkomt met de Roemeense emigratie van 2 miljoen. Als die jaarlijks 1,5 miljard euro naar huis zouden sturen, zouden de Hongaarse ecomomische cijfers er ook heel anders uitzien.
Dan zou de werkloosheid niet rond de 7 procent schommelen, maar heel wat lager. Dan zou de consumptie nog steeds stijgen, net als in de omringende landen. En dan zou de economische groei niet zo dramatisch terug zijn gevallen dat economische analysten voor het gevaar van stagnatie waarschuwen.
Er is overigens iets geks aan de hand met die groeicijfers. Terwijl de Hongaarse economische machine als geheel pas op de plaats maakt, gaat het met de investeringen namelijk helemaal niet zo slecht. Sterker nog, de investeringen in productiebedrijven, fabrieken dus, zijn het afgelopen half jaar met 30 tot 40 procent gestegen. Dat is een absolute topper en gelijktijdig een verklaring van het feit dat de Hongaarse werkloosheid ondanks de tegenvallende economie niet gigantisch aan het stijgen is.
Eén procent groei is uiteraard een verontrustend cijfer. Maar dat komt geheel voor rekening van de overheid, die moet bezuinigen en die dat - voor het eerst - daadwerkelijk doet door in te krimpen. Zo hebben begin dit schooljaar ruim 7000 leraren een baan verloren, een persoonlijk drama voor elk van hen, maar met een jaarlijks krimpend leerlingenbestand een operatie die eigenlijk al veel eerder plaats had moeten vinden.
Er wordt dit jaar in Hongarije voor 4 miljard euro aan buitenlandse investeringen verwacht, of waarschijnlijk nog meer, want alleen tussen januari en juni werd er vanuit het buitenland voor 2,5 miljard euro geïnvesteerd. Ter vergelijking: In Polen, een land dat het dus goed doet, wordt dit jaar voor 12 miljard aan buitenlandse investeringen verwacht. Dat is drie keer zoveel als in Hongarije. Toevallig is de Poolse bevolking ook drie keer zo groot als de Hongaarse.
Een feit is dat de gewone Hongaar van dat lichtpuntje op dit moment weinig merkt. Naast bezuinigingen dicht de regering het gat vooral door hogere belastingen en de meeste mensen hebben hun inkomen dit jaar dan ook achteruit zien gaan. Mensen in de overheidssector, en dat zijn er velen, zien zich bedreigd in een bestaan dat tot voor kort het toppunt van zekerheid leek.
Maar of die moeilijkere tijden hen tot emigratie zal bewegen, is overigens twijfelachtig. Hongaren verhuizen nu eenmaal niet graag. Dat verklaart ook, waarom de werkloosheid in Oost-Hongarije ruim 20 procent is, terwijl in Boedapest niet meer dan 4,5 procent van de mensen een baan zoekt en de autofabrieken in Györ hun arbeiders per bus uit de verre omgeving moeten aanslepen omdat rond de stad zelf nauwelijks een werkloze te vinden is.
Roemenië heeft een werkloosheid van niet meer dan 4,5 procent. Beide landen kennen ook een forse economische groei. Roemenië behoort met 7,7 procent zelfs tot de top van Europa. De Roemeense huishoudelijke consumptie, een belangrijke groeifactor, stijgt van dag tot dag en ook de salarissen stijgen in ras tempo.
Heel fraai, zeker. Maar de vraag is natuurlijk hoe de Roemeense werkloosheidscijfers er uit zouden zien als de 2 miljoen Roemenen die nu in het buitenland werken, allemaal thuis een baan zochten. En hoe zou die indrukwekkende economische groei er voor staan als die 2 miljoen mensen niet ieder jaar pakweg 3,5 miljard euro naar huis stuurden? En de groei van de consumptie?
Met de verkiezingen in aantocht pochen de Poolse Kaczynski-broers over de enorme economische vooruitgang die Polen onder hun bewind heeft geboekt, maar, zoals de Poolse oppositiepoliticus Donald Tusk opmerkte na een speech van de premier over de economische vooruitgang: ,,Meneer de premier, tijdens uw speech van tien minuten hebben 11 Polen het land verlaten.'' Gemiddeld is de Poolse bevolking het afgelopen jaar drie jaar ouder geworden, want jonge en goedopgeleide Polen verlaten massaal het land.
Stel je voor dat 1 miljoen Hongaren naar het buitenland zouden vertrekken. Dat is een cijfer dat pakweg overeenkomt met de Roemeense emigratie van 2 miljoen. Als die jaarlijks 1,5 miljard euro naar huis zouden sturen, zouden de Hongaarse ecomomische cijfers er ook heel anders uitzien.
Dan zou de werkloosheid niet rond de 7 procent schommelen, maar heel wat lager. Dan zou de consumptie nog steeds stijgen, net als in de omringende landen. En dan zou de economische groei niet zo dramatisch terug zijn gevallen dat economische analysten voor het gevaar van stagnatie waarschuwen.
Er is overigens iets geks aan de hand met die groeicijfers. Terwijl de Hongaarse economische machine als geheel pas op de plaats maakt, gaat het met de investeringen namelijk helemaal niet zo slecht. Sterker nog, de investeringen in productiebedrijven, fabrieken dus, zijn het afgelopen half jaar met 30 tot 40 procent gestegen. Dat is een absolute topper en gelijktijdig een verklaring van het feit dat de Hongaarse werkloosheid ondanks de tegenvallende economie niet gigantisch aan het stijgen is.
Eén procent groei is uiteraard een verontrustend cijfer. Maar dat komt geheel voor rekening van de overheid, die moet bezuinigen en die dat - voor het eerst - daadwerkelijk doet door in te krimpen. Zo hebben begin dit schooljaar ruim 7000 leraren een baan verloren, een persoonlijk drama voor elk van hen, maar met een jaarlijks krimpend leerlingenbestand een operatie die eigenlijk al veel eerder plaats had moeten vinden.
Er wordt dit jaar in Hongarije voor 4 miljard euro aan buitenlandse investeringen verwacht, of waarschijnlijk nog meer, want alleen tussen januari en juni werd er vanuit het buitenland voor 2,5 miljard euro geïnvesteerd. Ter vergelijking: In Polen, een land dat het dus goed doet, wordt dit jaar voor 12 miljard aan buitenlandse investeringen verwacht. Dat is drie keer zoveel als in Hongarije. Toevallig is de Poolse bevolking ook drie keer zo groot als de Hongaarse.
Een feit is dat de gewone Hongaar van dat lichtpuntje op dit moment weinig merkt. Naast bezuinigingen dicht de regering het gat vooral door hogere belastingen en de meeste mensen hebben hun inkomen dit jaar dan ook achteruit zien gaan. Mensen in de overheidssector, en dat zijn er velen, zien zich bedreigd in een bestaan dat tot voor kort het toppunt van zekerheid leek.
Maar of die moeilijkere tijden hen tot emigratie zal bewegen, is overigens twijfelachtig. Hongaren verhuizen nu eenmaal niet graag. Dat verklaart ook, waarom de werkloosheid in Oost-Hongarije ruim 20 procent is, terwijl in Boedapest niet meer dan 4,5 procent van de mensen een baan zoekt en de autofabrieken in Györ hun arbeiders per bus uit de verre omgeving moeten aanslepen omdat rond de stad zelf nauwelijks een werkloze te vinden is.
zaterdag 8 september 2007
CADEAUTJES
Sinds jaar en dag komt zo pakweg één keer per week de zwerver. Hij ziet er al jaren uit alsof hij ieder moment het loodje kan leggen, en als hij een tijdje niet opduikt, denk ik dat dat daadwerkelijk is gebeurd.
Hoe hij heet, weet ik niet, maar toch hebben we in de loop der jaren een soort relatie opgebouwd. Ik kwam hem ooit ergens op straat tegen, samen met een andere zwerver, en hoorde hem de ander vermanen mij niet lastig te vallen: 'Dat is een aardige vrouw, die behandelt me altijd fatsoenlijk.' Ik was gevleid.
Ik weet wel waar hij woont: ergens in een zelfgebouwd hutje in de bossen bij Normafá, op de heuvel boven ons, in een stuk waar veel meer zwervers verscholen tussen de bomen een onderdak hebben. Dat weet ik, omdat ik hem daar ook wel eens tegen ben gekomen en omdat ik het heb gevraagd. Als hij langer afwezig is geweest, was dat meestal omdat hij ziek was.
Als hij komt, krijgt hij van mij een zak met lege flessen voor het statiegeld en steeds vaker ook wat geld. Hij is altijd beleefd, informeert naar de gezondheid van man en kinderen en geeft de hond een aai over het hoofd.
Zo om de zoveel maanden informeert hij of we geen belangstelling hebben voor een puppie, dan weet ik dat zijn teefje weer eens heeft geworpen. Als ik hem alleen flessen geef, vraagt hij soms om geld: voor hondenvoer, of voor medicijnen. Voor mensen als hem is de eigen bijdrage voor medicijnen een fors obstakel.
Ik schat hem op een jaar of veertig, misschien wat ouder, maar zwervers zien er altijd ouder uit dan ze zijn. Hij heeft, of had, een vriendin, op wiens gezicht het ruwe leven nog veel meer sporen achter heeft gelaten. Ze stond ooit, totaal bezopen, met een van de puppies voor het hek en wilde het beest persé bij ons achterlaten. Een dag later stond hijzelf voor het hek, boordevol verontschuldigingen over haar gedrag.
Ondanks het ruwe leven heeft hij eergevoel, en af en toe vraagt hij of hij een klusje mag doen. Dan wiedt hij het onkruid in onze voortuin en weet ik achteraf nooit precies hoeveel ik hem daar nu voor moet betalen, ook al omdat er meestal meer planten zijn verdwenen dan mijn bedoeling was.
Maar meestal compenseert hij mijn goedgeefsheid met cadeautjes: bosjes narcissen of seringen in de tijd dat die bloemen bloeien, een enorme paddenstoel die ik toen niet durfde op te eten, maar die ik inmiddels als eetbaar heb geïdentificeerd, een zak walnoten (met daarbij de vraag of hij volgende week terug kan komen met meer noten, gepeld en tegen betaling).
Deze week kwam hij met een handvol euromunten en een stapel schaaltjes. Het was mijn smaak niet, maar dat deed er niet toe. Wat er toe doet, is de wil om ook aan de zelfkant een fatsoenlijk mens te blijven. Zelfs als de seringen vermoedelijk bij mijn buren uit de heg zijn geplukt.
Hoe hij heet, weet ik niet, maar toch hebben we in de loop der jaren een soort relatie opgebouwd. Ik kwam hem ooit ergens op straat tegen, samen met een andere zwerver, en hoorde hem de ander vermanen mij niet lastig te vallen: 'Dat is een aardige vrouw, die behandelt me altijd fatsoenlijk.' Ik was gevleid.
Ik weet wel waar hij woont: ergens in een zelfgebouwd hutje in de bossen bij Normafá, op de heuvel boven ons, in een stuk waar veel meer zwervers verscholen tussen de bomen een onderdak hebben. Dat weet ik, omdat ik hem daar ook wel eens tegen ben gekomen en omdat ik het heb gevraagd. Als hij langer afwezig is geweest, was dat meestal omdat hij ziek was.
Als hij komt, krijgt hij van mij een zak met lege flessen voor het statiegeld en steeds vaker ook wat geld. Hij is altijd beleefd, informeert naar de gezondheid van man en kinderen en geeft de hond een aai over het hoofd.
Zo om de zoveel maanden informeert hij of we geen belangstelling hebben voor een puppie, dan weet ik dat zijn teefje weer eens heeft geworpen. Als ik hem alleen flessen geef, vraagt hij soms om geld: voor hondenvoer, of voor medicijnen. Voor mensen als hem is de eigen bijdrage voor medicijnen een fors obstakel.
Ik schat hem op een jaar of veertig, misschien wat ouder, maar zwervers zien er altijd ouder uit dan ze zijn. Hij heeft, of had, een vriendin, op wiens gezicht het ruwe leven nog veel meer sporen achter heeft gelaten. Ze stond ooit, totaal bezopen, met een van de puppies voor het hek en wilde het beest persé bij ons achterlaten. Een dag later stond hijzelf voor het hek, boordevol verontschuldigingen over haar gedrag.
Ondanks het ruwe leven heeft hij eergevoel, en af en toe vraagt hij of hij een klusje mag doen. Dan wiedt hij het onkruid in onze voortuin en weet ik achteraf nooit precies hoeveel ik hem daar nu voor moet betalen, ook al omdat er meestal meer planten zijn verdwenen dan mijn bedoeling was.
Maar meestal compenseert hij mijn goedgeefsheid met cadeautjes: bosjes narcissen of seringen in de tijd dat die bloemen bloeien, een enorme paddenstoel die ik toen niet durfde op te eten, maar die ik inmiddels als eetbaar heb geïdentificeerd, een zak walnoten (met daarbij de vraag of hij volgende week terug kan komen met meer noten, gepeld en tegen betaling).
Deze week kwam hij met een handvol euromunten en een stapel schaaltjes. Het was mijn smaak niet, maar dat deed er niet toe. Wat er toe doet, is de wil om ook aan de zelfkant een fatsoenlijk mens te blijven. Zelfs als de seringen vermoedelijk bij mijn buren uit de heg zijn geplukt.
woensdag 5 september 2007
KOFFIEDIK KIJKEN
Wat moet je met Hongaarse opiniepeilingen? Neem de meest recente. Daaruit blijkt, zoals al maanden, dat de conservatieve oppositiepartij Fidesz in populariteit voorligt op de regerende socialisten. Van alle Hongaren zou 26 procent Fidesz stemmen als er nu verkiezingen waren, en 17 procent MSzP. Overigens is de voorsprong van Fidesz wat gekrompen ten opzichte van eerdere peilingen.
Het is voor beide partijen geen vrolijkmakend cijfer, want als er één ding zonneklaar uit blijkt, is dat het grootste deel van de Hongaren van de politiek weinig moet hebben. Je kunt als oppositie nauwelijks beweren de meerderheid achter je te hebben als je gesteund wordt door 26 procent van de bevolking. Volgens de peilingen wordt het aantal mensen dat zegt niét te gaan stemmen, steeds groter. Het vertrouwen van de Hongaren in de politiek, van welke kleur dan ook, is buitengewoon laag.
Natuurlijk, als er echt verkiezingen zijn, gaan veel van die mensen alsnog naar de stembus en kiezen in meerderheid toch voor een van de twee grote partijen. Maar hoe dat uitpakt, is koffiedik kijken.
Uit dezelfde peilingen blijkt namelijk ook dat de meerderheid van de bevolking (dus stemmers en niet-stemmers) denkt dat de MSzP beter in staat is om 's lands problemen op te lossen dan Fidesz. En hoewel Fidesz dus de grootste aanhang heeft, vindt een - weliswaar zeer krappe - meerderheid van 43 procent dat deze regering gewoon moet blijven zitten. 42 procent is het daar niet mee eens.
Gooi het allemaal maar in mijn pet. Maar waarom premier Gyurcsány niet aan opiniepeilingen hecht en ook niet aan populariteitscijfers, dat wordt in ieder geval wel duidelijk.
Het is voor beide partijen geen vrolijkmakend cijfer, want als er één ding zonneklaar uit blijkt, is dat het grootste deel van de Hongaren van de politiek weinig moet hebben. Je kunt als oppositie nauwelijks beweren de meerderheid achter je te hebben als je gesteund wordt door 26 procent van de bevolking. Volgens de peilingen wordt het aantal mensen dat zegt niét te gaan stemmen, steeds groter. Het vertrouwen van de Hongaren in de politiek, van welke kleur dan ook, is buitengewoon laag.
Natuurlijk, als er echt verkiezingen zijn, gaan veel van die mensen alsnog naar de stembus en kiezen in meerderheid toch voor een van de twee grote partijen. Maar hoe dat uitpakt, is koffiedik kijken.
Uit dezelfde peilingen blijkt namelijk ook dat de meerderheid van de bevolking (dus stemmers en niet-stemmers) denkt dat de MSzP beter in staat is om 's lands problemen op te lossen dan Fidesz. En hoewel Fidesz dus de grootste aanhang heeft, vindt een - weliswaar zeer krappe - meerderheid van 43 procent dat deze regering gewoon moet blijven zitten. 42 procent is het daar niet mee eens.
Gooi het allemaal maar in mijn pet. Maar waarom premier Gyurcsány niet aan opiniepeilingen hecht en ook niet aan populariteitscijfers, dat wordt in ieder geval wel duidelijk.
dinsdag 4 september 2007
HUIS MET UITZICHT TE KOOP
Voor éénmaal iets dat ik helaas alleen maar als een advertentie kan omschrijven, maar dan wel een advertentie voor mijzelf: wij gaan verhuizen en ons huis, een twee-onder-één-kap in een stil, groen, doodlopend straatje in het twaalfde district van Budapest, met een prachtig uitzicht over de hele stad, staat te koop. Wie meer wil weten of misschien iemand kent die belangstelling heeft, moet even kijken op http://panorama-haz.blogspot.com/.
En waarom we gaan verhuizen? Goede vraag, want ons terras is echt net zo plezierig als het op de foto uitziet. Maar om eerlijk te zijn, we zijn verliefd geworden op Vác, dertig kilometer noordelijk van Budapest. Op het stadje, en op een huis dat we daar hebben gevonden. En aangezien ook tot de Hongaarse Spoorwegen is doorgedrongen dat er iets moet gebeuren, wil het treinennet blijven functioneren, heeft Vác sinds een jaar of zo een snelle treinverbinding met het Nyugatistation in Budapest. Dat gaf de doorslag.
vrijdag 31 augustus 2007
HONGAARSE GARDE
Premier Gyurcsány heeft de formatie van de extreem-rechtse Hongaarse Garde afgelopen zondag onverenigbaar met de Europese democratische tradities genoemd en Ibolya David, leidster van het centrum-rechtse Hongaars Democratisch Forum, heeft alle parlementaire partijen opgeroepen zich in deze kwestie te verenigen en de hele democratische wereld te laten zien dat de meerderheid van de Hongaren vreedzaam is en niets van dit soort groepen moeten hebben.
Dat is duidelijke taal. Helaas zien niet alle Hongaarse politici het probleem even helder. President László Solyom, een man die zich ooit presenteerde als het morele geweten van het land, doet er tactisch het zwijgen toe. En de grootste conservatieve oppositiepartij Fidesz heeft zich, onder buitengewone druk, weliswaar min of meer van de garde gedistantiëerd, maar verwijt de premier gelijktijdig dat hij 'dit soort incidenten gebruikt om een hysterische atmosfeer in het land te creëren'.
Even de zaken op een rijtje: de Hongaarse Garde, opgericht door de extreem-rechtse Jobbik, zegt dat hun doel is het bewaren van Hongaarse waarden en tradities. Dat klinkt op zich onschuldig en zou het organiseren van volksdansgroepjes kunnen behelzen. Maar eerlijk is eerlijk, daar heb je geen Hongaarse garde voor nodig, volksdansgroepjes zijn er genoeg.
De garde wil dan ook fysieke training gaan geven. Omdat het volgens de wet verboden is hen met vuurwapens om te leren gaan, wordt de leden aangeraden om eigen houtje op een schietclub te gaan. Klinkt al een stuk minder onschuldig.
De garde kleedt zich ook in een zwart uniform 'omdat we dat nu eenmaal het mooiste vinden'. Tja, smaken verschillen, maar als we het over het handhaven van Hongaarse tradities hebben: zwarte uniformen grijpen ook in Hongarije rechtstreeks terug naar het fascisme, en wie daar niet mee geassocieerd wil worden, kiest een andere kleur.
Zesenvijftig leden hebben afgelopen zondag de eed van trouw afgelegd en daarbij gezworen dat ze alles zullen geven en iedere order zullen volgen om het Hongarendom te beschermen. Geen toevallig aantal: het moet herinneren aan de Hongaarse opstand van 1956, of eigenlijk aan de demonstraties van vorig jaar, die volgens de Jobbik en de Hongaarse Gardisten het begin waren van 'de werkelijke omwenteling'.
Is het toeval dat in dezelfde week een website van een Hongaars radiostation een fotomontage had van staatssecretaris Gábor Szetey met een roze driehoek voor de poort van Auschwitz? Szetey had onlangs de moed om tijdens de Hongaarse Gay Parade openlijk te erkennen dat hij homosexueel was.
Na een storm van kritiek ontsloeg het radiostation de twee verantwoordelijke redacteuren. Één van de twee was bovendien gemeenteraadslid van Fidesz in een dorpje boven Budapest. Ze is, moet erbij worden gezegd, ook meteen uit de partij gegooid en volgt daarmee dezelfde weg als een andere lokale Fidesz-politicus die voor zijn lol SS-uniformen droeg.
Dat zulke mensen überhaupt lid van Fidesz zijn, is veelzeggend. Fidesz is geen extreem-rechtse partij, maar durft al jaren geen duidelijke scheidslijn ter rechter zijde te trekken, uit angst daar kiezers kwijt te raken. En wie met pek omgaat, wordt ermee besmet.
Dat twijfelende beleid kost de partij kiezers, in het midden. Ik ken meerdere mensen, die ooit overtuigd Fidesz stemden en daar nu absoluut niet meer aan moeten denken. Maar zolang de partij in de opiniepeilingen aan top staat, zal dat de Fidesz-leiding vermoedelijk een zorg zijn.
Dat is duidelijke taal. Helaas zien niet alle Hongaarse politici het probleem even helder. President László Solyom, een man die zich ooit presenteerde als het morele geweten van het land, doet er tactisch het zwijgen toe. En de grootste conservatieve oppositiepartij Fidesz heeft zich, onder buitengewone druk, weliswaar min of meer van de garde gedistantiëerd, maar verwijt de premier gelijktijdig dat hij 'dit soort incidenten gebruikt om een hysterische atmosfeer in het land te creëren'.
Even de zaken op een rijtje: de Hongaarse Garde, opgericht door de extreem-rechtse Jobbik, zegt dat hun doel is het bewaren van Hongaarse waarden en tradities. Dat klinkt op zich onschuldig en zou het organiseren van volksdansgroepjes kunnen behelzen. Maar eerlijk is eerlijk, daar heb je geen Hongaarse garde voor nodig, volksdansgroepjes zijn er genoeg.
De garde wil dan ook fysieke training gaan geven. Omdat het volgens de wet verboden is hen met vuurwapens om te leren gaan, wordt de leden aangeraden om eigen houtje op een schietclub te gaan. Klinkt al een stuk minder onschuldig.
De garde kleedt zich ook in een zwart uniform 'omdat we dat nu eenmaal het mooiste vinden'. Tja, smaken verschillen, maar als we het over het handhaven van Hongaarse tradities hebben: zwarte uniformen grijpen ook in Hongarije rechtstreeks terug naar het fascisme, en wie daar niet mee geassocieerd wil worden, kiest een andere kleur.
Zesenvijftig leden hebben afgelopen zondag de eed van trouw afgelegd en daarbij gezworen dat ze alles zullen geven en iedere order zullen volgen om het Hongarendom te beschermen. Geen toevallig aantal: het moet herinneren aan de Hongaarse opstand van 1956, of eigenlijk aan de demonstraties van vorig jaar, die volgens de Jobbik en de Hongaarse Gardisten het begin waren van 'de werkelijke omwenteling'.
Is het toeval dat in dezelfde week een website van een Hongaars radiostation een fotomontage had van staatssecretaris Gábor Szetey met een roze driehoek voor de poort van Auschwitz? Szetey had onlangs de moed om tijdens de Hongaarse Gay Parade openlijk te erkennen dat hij homosexueel was.
Na een storm van kritiek ontsloeg het radiostation de twee verantwoordelijke redacteuren. Één van de twee was bovendien gemeenteraadslid van Fidesz in een dorpje boven Budapest. Ze is, moet erbij worden gezegd, ook meteen uit de partij gegooid en volgt daarmee dezelfde weg als een andere lokale Fidesz-politicus die voor zijn lol SS-uniformen droeg.
Dat zulke mensen überhaupt lid van Fidesz zijn, is veelzeggend. Fidesz is geen extreem-rechtse partij, maar durft al jaren geen duidelijke scheidslijn ter rechter zijde te trekken, uit angst daar kiezers kwijt te raken. En wie met pek omgaat, wordt ermee besmet.
Dat twijfelende beleid kost de partij kiezers, in het midden. Ik ken meerdere mensen, die ooit overtuigd Fidesz stemden en daar nu absoluut niet meer aan moeten denken. Maar zolang de partij in de opiniepeilingen aan top staat, zal dat de Fidesz-leiding vermoedelijk een zorg zijn.
maandag 27 augustus 2007
LELIJK EENDJE
Ik had nooit zoveel met Vác. Ik vond het een wat vervallen provinciestadje aan de Donau, met een centrum dat hard aan renovatie toe was. Er was een markt, die was wel aardig, en de kathedraal was imposant, en de zonsondergangen boven de rivier waren echt mooi. Maar er was niet zoveel te beleven, meestal.
Zaken kunnen veranderen. Er kwam geld, EU-geld voor een goed deel, en dat werd goed besteed. De auto's werden van het plein verbannen. Inplaats van een parkeerplaats zijn er nu grasvelden met bloemen, fonteinen, terrassen en een opgraving die is ingericht als een soort openluchttheater. En de grauwe parkeeplotseling blijkt het een heel mooi plein te zijn.
Er is een muziektent en een wijnmuseum. De straten erom heen zijn in de vaart der volkeren meegezogen, nieuwe restaurants openen hun deuren en in de smalle kinderkopstraatjes die vanaf de Donau tegen de heuvel opslingeren, worden de huizen gerenoveerd.
Een inwoner noemde het laatst het mooiste stadje aan de Donau, en al is dat misschien wat overdreven, Vác is inderdaad van een lelijk eendje opgebloeid tot een fraaie zwaan. Het stadje leeft, in een gemoedelijk tempo, met de pont die ieder half uur overvaart naar het Szentendre-eiland, met een boulevard langs de rivieroever die uitnodigt tot slenteren en fietspaden naar de Donaubocht. Nu is het alleen nog afwachten wanneer de toeristen Vác ontdekken.
Zaken kunnen veranderen. Er kwam geld, EU-geld voor een goed deel, en dat werd goed besteed. De auto's werden van het plein verbannen. Inplaats van een parkeerplaats zijn er nu grasvelden met bloemen, fonteinen, terrassen en een opgraving die is ingericht als een soort openluchttheater. En de grauwe parkeeplotseling blijkt het een heel mooi plein te zijn.
Er is een muziektent en een wijnmuseum. De straten erom heen zijn in de vaart der volkeren meegezogen, nieuwe restaurants openen hun deuren en in de smalle kinderkopstraatjes die vanaf de Donau tegen de heuvel opslingeren, worden de huizen gerenoveerd.
Een inwoner noemde het laatst het mooiste stadje aan de Donau, en al is dat misschien wat overdreven, Vác is inderdaad van een lelijk eendje opgebloeid tot een fraaie zwaan. Het stadje leeft, in een gemoedelijk tempo, met de pont die ieder half uur overvaart naar het Szentendre-eiland, met een boulevard langs de rivieroever die uitnodigt tot slenteren en fietspaden naar de Donaubocht. Nu is het alleen nog afwachten wanneer de toeristen Vác ontdekken.
woensdag 22 augustus 2007
EEN TRABANT, ZOVEEL MEER DAN EEN AUTO
Ooit moest je er tien jaar op wachten en was je blij dat je er een kreeg. Maar na 1990 verdwenen ze snel uit het straatbeeld. Een poging om Trabanten met een Volkswagen Polo-motor op de markt te brengen, had maar zeer beperkt succes. Wie een beetje mee wilde tellen, kocht een westerse auto, desnoods hééél erg gebruikt, maar in ieder geval van westers fabrikaat. Dan moest je wel op de koop nemen dat die roestten, wat een kunststof Trabant niet deed.
Comfort hadden ze weinig, al roemt een DDR-autoprogramma over de nieuwe rol-veiligheidsgordel en een echte benzinemeter. Maar je kon hem met een beetje handigheid zelf repareren, wat praktisch was bij het communistische tekort aan garages. En anders kon de buurman het wel. Onderdelen waren met wat creativiteit vervangbaar door moeren en schroeven die je bij iedere doe-het-zelf-zaak vond.
Tegenwoordig is de Trabant hét autootje voor startende automobilisten, want je koopt er al een voor een paar honderd euro. En voor invaliden, die nooit het geld zouden hebben om een andere auto te kopen. En voor de echte liefhebber natuurlijk. Want er kan zoveel méér met een Trabant... (waarschuwing: schakel de muziek uit, die is niet om aan te horen)
Comfort hadden ze weinig, al roemt een DDR-autoprogramma over de nieuwe rol-veiligheidsgordel en een echte benzinemeter. Maar je kon hem met een beetje handigheid zelf repareren, wat praktisch was bij het communistische tekort aan garages. En anders kon de buurman het wel. Onderdelen waren met wat creativiteit vervangbaar door moeren en schroeven die je bij iedere doe-het-zelf-zaak vond.
Tegenwoordig is de Trabant hét autootje voor startende automobilisten, want je koopt er al een voor een paar honderd euro. En voor invaliden, die nooit het geld zouden hebben om een andere auto te kopen. En voor de echte liefhebber natuurlijk. Want er kan zoveel méér met een Trabant... (waarschuwing: schakel de muziek uit, die is niet om aan te horen)
dinsdag 21 augustus 2007
VERANTWOORDELIJKHEID
Je kunt in Hongarije beter niet met je hand tussen de busdeur komen. Dat geldt in andere landen natuurlijk ook, maar de kans dat de busdeur hier niet merkt dat er een hand tussen zit en de bus gewoon gaat rijden, is niet denkbeeldig.
Het overkwam een bejaarde man uit Szolnok ergens in het voorjaar, met fatale gevolgen. De buschauffeur zag de passagier meegesleurd worden, stopte, maar toen was het al te laat.
Oude Hongaarse bussen hebben sowieso geen deurbeveiliging, maar deze, uit het buitenland geimporteerde bus was uitgerust met een systeem waarbij de deuren weer open gaan als er iets tussen zit. Er had de man dus eigenlijk niets moeten overkomen.
Alleen: zo'n systeem is niet verplicht in het Hongaarse openbaar vervoer. En omdat zo'n systeem niet verplicht is, werd bij de verplichte technische controle die twee maal per jaar plaatsvindt, ook niet gecontroleerd of het nog werkte. Logisch, toch?
Bij de andere twee deuren in de bus werkte het systeem wel, aldus de politierechercheur die de zaak onderzocht. Maar goed, de man nam toevallig déze deur en dat kostte hem het leven.
Nalatigheid, zeker, maar omdat de wet, die waarschijnlijk al decennia oud is, zo'n veiligheidsysteem niet voorschrijft, is niemand voor deze dood verantwoordelijk. De enige die verantwoordelijk gesteld had kunnen worden, was de buschauffeur, als die niet was gestopt.
Dat zal mogelijk wel gebeuren bij de trambestuurder in Budapest, in wiens tram enkele dagen geleden een vrouw om het leven kwam, wiens tas in de deur van de tram was blijven hangen. Ze werd 200 meter meegesleurd. Er was weliswaar alarm geslagen, maar de chauffeur hoorde het niet. Hij had de radio te hard aan.
Tot de veiligheidsmaatregelen die wél worden nageleefd, omdat ze in de wet staan, behoort de verordening dat chauffeurs in een afgesloten hokje zitten en geen contact met passagiers mogen hebben. Dat zou maar afleiden. Misschien wordt het tijd de wet toch eens aan te passen.
Het overkwam een bejaarde man uit Szolnok ergens in het voorjaar, met fatale gevolgen. De buschauffeur zag de passagier meegesleurd worden, stopte, maar toen was het al te laat.
Oude Hongaarse bussen hebben sowieso geen deurbeveiliging, maar deze, uit het buitenland geimporteerde bus was uitgerust met een systeem waarbij de deuren weer open gaan als er iets tussen zit. Er had de man dus eigenlijk niets moeten overkomen.
Alleen: zo'n systeem is niet verplicht in het Hongaarse openbaar vervoer. En omdat zo'n systeem niet verplicht is, werd bij de verplichte technische controle die twee maal per jaar plaatsvindt, ook niet gecontroleerd of het nog werkte. Logisch, toch?
Bij de andere twee deuren in de bus werkte het systeem wel, aldus de politierechercheur die de zaak onderzocht. Maar goed, de man nam toevallig déze deur en dat kostte hem het leven.
Nalatigheid, zeker, maar omdat de wet, die waarschijnlijk al decennia oud is, zo'n veiligheidsysteem niet voorschrijft, is niemand voor deze dood verantwoordelijk. De enige die verantwoordelijk gesteld had kunnen worden, was de buschauffeur, als die niet was gestopt.
Dat zal mogelijk wel gebeuren bij de trambestuurder in Budapest, in wiens tram enkele dagen geleden een vrouw om het leven kwam, wiens tas in de deur van de tram was blijven hangen. Ze werd 200 meter meegesleurd. Er was weliswaar alarm geslagen, maar de chauffeur hoorde het niet. Hij had de radio te hard aan.
Tot de veiligheidsmaatregelen die wél worden nageleefd, omdat ze in de wet staan, behoort de verordening dat chauffeurs in een afgesloten hokje zitten en geen contact met passagiers mogen hebben. Dat zou maar afleiden. Misschien wordt het tijd de wet toch eens aan te passen.
zaterdag 18 augustus 2007
NIEUW SCHOOLJAAR
Over twee weken is de zomervakantie ten einde. Half juni lijken de 2,5 maand Hongaarse schoolvakantie eindeloos, half augustus ben je verbaasd dat het toch al weer bijna over is. Nog verbaasder ben ik ieder jaar weer, dat ik tegen deze tijd nog steeds niets van de school heb gehoord.
Gelukkig is dit jaar wel duidelijk wanneer onze zoon weer naar school moet. De officiële datum is 1 september, in het weekend ditmaal, dus dat wordt de maandag daarna. Maar als 1 september aan het eind van de week valt, is het afwachten wanneer de school echt begint. Sommige scholen begonnen vorig jaar echt op vrijdag de eerste, andere pas op maandag de vierde. Dat het in ons geval maandag de vierde werd, hoorden we pas pakweg twee weken van tevoren.
Ik neem aan dat er ook nog wat spullen gekocht moeten worden, schriften en dergelijke, maar wat precies, daarvan heb ik geen idee. Daar krijgen we een lijstje van, maar ook dat komt iedere keer pas tegen het einde van de vakantie. Andere scholen zijn daar vast sneller mee, want de winkels hebben al weken lang schoolspullen in de aanbieding, maar ik heb van andere ouders nog niet gemerkt dat ze ermee zitten dat ze zo lang in het ongewisse worden gehouden.
Hongaren zijn er aan gewend dat dingen plotseling gebeuren en zaken pas op het laatst geregeld worden. Wij plannen de verjaardagspartijtjes van onze zoon weken van te voren en laten dat dan ook aan iedereen weten, de ouders van klasgenoten sturen één of twee dagen voor het feest een uitnodiging. Zelfs bij persconferenties gaat dat zo: uitnodigingen komen een dag van tevoren of de dag zelf pas binnen. Alsof journalisten verder geen afspraken in hun agenda zouden hebben staan.
Improviseren is bij veel Hongaren dan ook een sterke karaktertrek. Ik heb menige buitenlander in zweet zien uitbreken omdat bijvoorbeeld voor een feest bepaalde zaken niet geregeld waren. Maar meestal komt het op het laatste moment toch nog in orde. Alleen om een andere manier dan ik het zelf gedaan zou hebben. En het gáát natuurlijk wel eens mis.
Ik weet dat er websites zijn waar je nu al kunt bekijken van wanneer tot wanneer het noorden van Nederland over drie jaar op vakantie gaat. Ik zal blij zijn als ik ergens in de loop van de komende maanden te horen krijg wanneer bij ons precies de zomervakantie begint. En de herfstvakantie, de kerstvakantie, de skivakantie en de paasvakantie, van de 2,5 maand lange zomervakantie verhindert niet dat er elders in het jaar ook nog heel wat vrije weken zijn. Het maakt vooruitplannen lastig. Maar dat is ook zó Nederlands.
Gelukkig is dit jaar wel duidelijk wanneer onze zoon weer naar school moet. De officiële datum is 1 september, in het weekend ditmaal, dus dat wordt de maandag daarna. Maar als 1 september aan het eind van de week valt, is het afwachten wanneer de school echt begint. Sommige scholen begonnen vorig jaar echt op vrijdag de eerste, andere pas op maandag de vierde. Dat het in ons geval maandag de vierde werd, hoorden we pas pakweg twee weken van tevoren.
Ik neem aan dat er ook nog wat spullen gekocht moeten worden, schriften en dergelijke, maar wat precies, daarvan heb ik geen idee. Daar krijgen we een lijstje van, maar ook dat komt iedere keer pas tegen het einde van de vakantie. Andere scholen zijn daar vast sneller mee, want de winkels hebben al weken lang schoolspullen in de aanbieding, maar ik heb van andere ouders nog niet gemerkt dat ze ermee zitten dat ze zo lang in het ongewisse worden gehouden.
Hongaren zijn er aan gewend dat dingen plotseling gebeuren en zaken pas op het laatst geregeld worden. Wij plannen de verjaardagspartijtjes van onze zoon weken van te voren en laten dat dan ook aan iedereen weten, de ouders van klasgenoten sturen één of twee dagen voor het feest een uitnodiging. Zelfs bij persconferenties gaat dat zo: uitnodigingen komen een dag van tevoren of de dag zelf pas binnen. Alsof journalisten verder geen afspraken in hun agenda zouden hebben staan.
Improviseren is bij veel Hongaren dan ook een sterke karaktertrek. Ik heb menige buitenlander in zweet zien uitbreken omdat bijvoorbeeld voor een feest bepaalde zaken niet geregeld waren. Maar meestal komt het op het laatste moment toch nog in orde. Alleen om een andere manier dan ik het zelf gedaan zou hebben. En het gáát natuurlijk wel eens mis.
Ik weet dat er websites zijn waar je nu al kunt bekijken van wanneer tot wanneer het noorden van Nederland over drie jaar op vakantie gaat. Ik zal blij zijn als ik ergens in de loop van de komende maanden te horen krijg wanneer bij ons precies de zomervakantie begint. En de herfstvakantie, de kerstvakantie, de skivakantie en de paasvakantie, van de 2,5 maand lange zomervakantie verhindert niet dat er elders in het jaar ook nog heel wat vrije weken zijn. Het maakt vooruitplannen lastig. Maar dat is ook zó Nederlands.
donderdag 16 augustus 2007
TASSENCONTROLE
Ik weet niet meer of het de Lidl of de Aldi was, maar ergens in Duitsland werd mij deze vakantie door de verkoopster gevraagd of ze in mijn tas mocht kijken. Ik kon het ook weigeren, zei ze er bij, al werd mij niet duidelijk wat voor consequenties dat zou hebben. Van mij mocht ze, en na een korte blik op mijn chaotische tasinhoud mocht ik vertrekken.
Ik vermeld het alleen maar, omdat de winkelketen Auchan in Hongarije de tassen van mensen wil gaan controleren die zonder iets te kopen het pand willen verlaten. Volgens de mensenrechtenactiviste Krisztina Morvai, die vooral bekendheid verwierf met een rapport over het politieoptreden tijdens de herdenking van de Hongaarse opstand vorig jaar, is dit schandelijke discriminatie van Hongaren, en zou het bedrijf zo'n beleid nergens anders durven toepassen.
Morvai heeft zelfs een oproep gedaan om Auchan te boycotten, zolang het bedrijf deze Hongaarse 'vernedering' niet ongedaan maakt. En als het niet bereid is om zijn beleid te veranderen, dan moet het ,,zijn biezen pakken en uit Hongarije verdwijnen''.
Eerlijk is eerlijk, Morvai is de eerste niet die schijnt te denken dat de Hongaren schandelijker worden behandeld dan andere Europeanen. Hongaarse consumentenorganisaties, voor zover ze er al zijn, leven ook al in de overtuiging dat slechte service bij internetproviders en telefoonbedrijven of het niet naleven van garantieovereenkomsten alleen Hongaren schijnt te treffen en dat de Hongaarse consument minder serieus wordt genomen dan - bijvoorbeeld - een Nederlander. Je hoeft maar een avondje op een Nederlandse verjaardag te zitten en je hebt munitie genoeg om dat verhaal af te schieten.
Volgens Morvai beschouwt Auchan alle Hongaren blijkbaar als dieven, maar gek genoeg klimt ze niet in de hoogste boom over een andere, hele normale praktijk: de verordening van veel winkels om rugzakken en grote tassen in een kluisje te stoppen. Misschien valt haar niet op hoe klantonvriendelijk dát is, omdat ze eraan is gewend.
Al ruim voor de komst van buitenlandse winkelbedrijven was het heel normaal dat Hongaarse winkels je verplichtten je tas in een kastje achter te laten. Als er nu een regel getuigt van een onbeschoft wantrouwen van álle klanten, is het deze kastjesverordening. Maar het is wel een Hongáárse regel, dus discriminerend is het blijkbaar niet.
Ik vermeld het alleen maar, omdat de winkelketen Auchan in Hongarije de tassen van mensen wil gaan controleren die zonder iets te kopen het pand willen verlaten. Volgens de mensenrechtenactiviste Krisztina Morvai, die vooral bekendheid verwierf met een rapport over het politieoptreden tijdens de herdenking van de Hongaarse opstand vorig jaar, is dit schandelijke discriminatie van Hongaren, en zou het bedrijf zo'n beleid nergens anders durven toepassen.
Morvai heeft zelfs een oproep gedaan om Auchan te boycotten, zolang het bedrijf deze Hongaarse 'vernedering' niet ongedaan maakt. En als het niet bereid is om zijn beleid te veranderen, dan moet het ,,zijn biezen pakken en uit Hongarije verdwijnen''.
Eerlijk is eerlijk, Morvai is de eerste niet die schijnt te denken dat de Hongaren schandelijker worden behandeld dan andere Europeanen. Hongaarse consumentenorganisaties, voor zover ze er al zijn, leven ook al in de overtuiging dat slechte service bij internetproviders en telefoonbedrijven of het niet naleven van garantieovereenkomsten alleen Hongaren schijnt te treffen en dat de Hongaarse consument minder serieus wordt genomen dan - bijvoorbeeld - een Nederlander. Je hoeft maar een avondje op een Nederlandse verjaardag te zitten en je hebt munitie genoeg om dat verhaal af te schieten.
Volgens Morvai beschouwt Auchan alle Hongaren blijkbaar als dieven, maar gek genoeg klimt ze niet in de hoogste boom over een andere, hele normale praktijk: de verordening van veel winkels om rugzakken en grote tassen in een kluisje te stoppen. Misschien valt haar niet op hoe klantonvriendelijk dát is, omdat ze eraan is gewend.
Al ruim voor de komst van buitenlandse winkelbedrijven was het heel normaal dat Hongaarse winkels je verplichtten je tas in een kastje achter te laten. Als er nu een regel getuigt van een onbeschoft wantrouwen van álle klanten, is het deze kastjesverordening. Maar het is wel een Hongáárse regel, dus discriminerend is het blijkbaar niet.
woensdag 15 augustus 2007
JEUGDIGE TREURNIS IN SOCIALISTISCH HONGARIJE
Jeugdcultuur tijdens het socialisme. Treurige jongeren in een treurige samenleving. Let vooral op de ober, zo vind je ze niet meer. Voor wie wil beweren dat er de afgelopen zestien jaar niets is veranderd. Een documentaire van Holland Doc op Youtube
woensdag 8 augustus 2007
ROMMELIG
Toen we bij terugkeer uit Nederland Budapest binnenkwamen, klaagde onze zoon over de rommel. Al die reclameborden langs de kant, gebouwen die als bouwblokken langs de weg uitgestrooid zijn: mooi is het inderdaad niet. Alles is natuurlijk betrekkelijk: toen we enkele weken geleden uit Roemenië terugkwamen, stelde hij juist vast dat Hongarije zo netjes is.
Mij overkwam jaren geleden een beetje hetzelfde in Amsterdam. Terugkomend uit Hongarije , waar ik me nooit onveilig voelde op straat, kreeg ik iedere keer weer een cultuurschok als ik 's avonds op straat langs groepen hangjongeren moest.
Toen ik een paar jaar later naar Zuid-Afrika verhuisde, had ik de omgekeerde ervaring: wat was Amsterdam ontspannen, wat gingen mensen aardig met elkaar om, ook mensen met verschillende culturele achtergronden. Dat gevoel heb ik trouwens nog steeds, al weet ik dat heel wat Nederlanders wat dat betreft steeds grotere beren op de weg zien.
Maar de Hongaarse reclameborden zijn toch een wat andere kwestie. Langs de uitvalswegen van Budapest woedt een ware billboard-oorlog, waarbij iedereen elkaar in kleur en formaat tracht te overtreffen. De concurrentie van hypermarkten, bouwmarkten en meubelgiganten woedt in alle hevigheid op de reclameborden door. Als je goed lijkt, zie je dat er ook nog huizen achterstaan, en groene bomen.
Ik verbaasde me er ditmaal in Nederland over dat het land, ondanks de dichte bebouwing, zo groen is. Overal zie je bomen, groene velden, parkjes en bosjes, zelfs in de buurt van grote steden. Pas na een tijdje realiseerde ik me dat dat beeld mede te danken is aan het ontbreken van billboards. Als je al je groen wegstopt achter zes tot twaalf vierkante meter grote borden, zie je er weinig van.
Jaren geleden kondigde de gemeente Budapest een billboard-verbod af. De effecten daarvan zijn beperkt, ook in de hoofdstad word je op reclameborden vergast, maar in ieder geval hebben ze een bepaalde maximumafmeting. In het naburige Budaörs, een gemeente die zich met hand en tand verzet tegen inlijving bij de hoofdstad, geldt zo'n beperking niet. Met alle gevolgen van dien.
Voor toeristen die per auto komen, of met de taxi vanaf het vliegveld, is de eerste indruk een wirwar van spuuglelijk, monsterachtig groot drukwerk. Geen goede binnenkomer. Een rommel, inderdaad. Een beetje regulering zou echt geen kwaad kunnen. Al zullen al die mensen die nu een centje aan de billboard -oorlog verdienen door hun tuin aan een reclamebord ter beschikking te stellen, daar misschien anders over denken.
Mij overkwam jaren geleden een beetje hetzelfde in Amsterdam. Terugkomend uit Hongarije , waar ik me nooit onveilig voelde op straat, kreeg ik iedere keer weer een cultuurschok als ik 's avonds op straat langs groepen hangjongeren moest.
Toen ik een paar jaar later naar Zuid-Afrika verhuisde, had ik de omgekeerde ervaring: wat was Amsterdam ontspannen, wat gingen mensen aardig met elkaar om, ook mensen met verschillende culturele achtergronden. Dat gevoel heb ik trouwens nog steeds, al weet ik dat heel wat Nederlanders wat dat betreft steeds grotere beren op de weg zien.
Maar de Hongaarse reclameborden zijn toch een wat andere kwestie. Langs de uitvalswegen van Budapest woedt een ware billboard-oorlog, waarbij iedereen elkaar in kleur en formaat tracht te overtreffen. De concurrentie van hypermarkten, bouwmarkten en meubelgiganten woedt in alle hevigheid op de reclameborden door. Als je goed lijkt, zie je dat er ook nog huizen achterstaan, en groene bomen.
Ik verbaasde me er ditmaal in Nederland over dat het land, ondanks de dichte bebouwing, zo groen is. Overal zie je bomen, groene velden, parkjes en bosjes, zelfs in de buurt van grote steden. Pas na een tijdje realiseerde ik me dat dat beeld mede te danken is aan het ontbreken van billboards. Als je al je groen wegstopt achter zes tot twaalf vierkante meter grote borden, zie je er weinig van.
Jaren geleden kondigde de gemeente Budapest een billboard-verbod af. De effecten daarvan zijn beperkt, ook in de hoofdstad word je op reclameborden vergast, maar in ieder geval hebben ze een bepaalde maximumafmeting. In het naburige Budaörs, een gemeente die zich met hand en tand verzet tegen inlijving bij de hoofdstad, geldt zo'n beperking niet. Met alle gevolgen van dien.
Voor toeristen die per auto komen, of met de taxi vanaf het vliegveld, is de eerste indruk een wirwar van spuuglelijk, monsterachtig groot drukwerk. Geen goede binnenkomer. Een rommel, inderdaad. Een beetje regulering zou echt geen kwaad kunnen. Al zullen al die mensen die nu een centje aan de billboard -oorlog verdienen door hun tuin aan een reclamebord ter beschikking te stellen, daar misschien anders over denken.
maandag 23 juli 2007
OPTIMISME
Mircea Petrica is blij met het Roemeense EU-lidmaatschap. Sinds een jaar verbouwt hij zijn huis, maar door de tekorten op de Roemeense arbeidsmarkt was het moeilijk werklui te vinden. Sinds 1 januari haalt hij vakmensen uit Hongarije.
,,Daar zijn er genoeg en ze werken meestal nog harder ook,’’ zegt hij tevreden.
Ook Marius Cosoroaba ziet in het Roemeese EU-lidmaatschap alleen maar voordelen. De zakenman richtte in 1992 samen met twee Griekse medestudenten BanAtikka op, een bedrijf dat systemen voor ononderbroken energietoevoer (bijvoorbeeld voor ziekenhuizen en computercentra) produceert.
,,Sinds we EU-lid zijn, merk ik dat onze partners ons betrouwbaarder vinden. Vroeger wilde onze Italiaanse leverancier altijd dat we vooruitbetaalden. Nu hebben we 180 dagen crediet. In het verleden was het voor Roemeense bedrijven heel moeilijk een banklening te krijgen, maar na 1 januari stonden de banken plotseling op de stoep met aanbiedingen.’’
Weinig mensen in Timisoara lijken iets negatiefs over de EU te zeggen te hebben. Meer geld, minder burocratie, nieuwe kansen, dat is de algemene reactie. ,,We hebben plotseling een enorme hoeveelheid geld’’, zegt Razvan Cioarga, docent informatietechnologie aan de polytechnische universiteit.
Zittend op één van de vele terrasjes in het centrum van de stad wijst hij naar de overkant. Daar, zonder steigers balancerend in de goot van het rectoraat van de universiteit, repareren arbeiders het dak. ,,EU-geld’’, zegt Ciorga. De universiteit kreeg zoveel geld uit Brussel, dat het instituut eigenlijk niet goed weet wat ermee te doen. Plots is er geld voor laboratoria en apparatuur die nooit konden worden aangeschaft.
Dat zal nog wel veranderen, denkt Ciorga, want na jaren van verwaarlozing zijn er meer dan genoeg bestemmingen voor het geld. ,,De universiteitsburocratie is nog niet ingesteld op de verwerking van die geldstroom. Daardoor duurt iedere investering eindeloos.’’
Als anticorruptie-maatregel is een openbare aanbesteding voor iedere aanschaf verplicht, en bij grotere investeringen moet dat sinds 1 januari zelfs op EU-niveau gebeuren. ,,Dat kost nog meer tijd, maar het heeft ons al een hele voordelige aanbieding voor een nieuw computersysteem van een Duits bedrijf opgeleverd,’’ constateert Cioarga tevreden.
De docent richtte in 2004 samen met twee oud-studiegenoten een IT-bedrijf op. Tot oktober 2006 liep dat matig, maar enkele maanden voor de EU-aansluiting trok de zaak plotseling aan. De eerste buitenlandse klanten zijn inmiddels ook binnen. De EU heeft de burocratie van het internationale zakendoen sterk vermindert: ,,Vroeger had je bijvoorbeeld speciale rekeningen voor buitenlandse klanten, nu is dat allemaal één standaard.’’
In tegenstelling tot veel van zijn medestudenten heeft Ciorba nooit overwogen om naar het buitenland te vertrekken. ,,Ik was er altijd van overtuigd dat hier kansen genoeg lagen. En het EU-lidmaatschap heeft die kansen alleen maar vergroot’’
Dat besef dringt langzaam ook onder Roemenen die wél vertrokken. Andra Petrica, de dochter van Mircea, keerde enkele weken geleden na zeven jaar Amerika terug naar huis. Ze is zelf verbaasd hoe makkelijk het was om een baan te vinden.
,,Het EU-lidmaatschap gaf voor mij de doorslag. Ik heb zeven emails verstuurd en had binnen twee weken zes aanbiedingen. En mijn man had net zo snel werk’’. Ze werkt nu voor een consultancybedrijf in Boekarest. Vijf collega’s zijn net als zijzelf terugkeerders met diploma’s van Amerikaanse topuniversiteiten als Harvard en Cornell.
,,Ik had het niet gedaan als ik in levensstandaard veel had moeten inleveren, maar de Roemeense salarissen zijn heel snel aan het stijgen. En hier heb ik veel meer kansen dan in Amerika. Vrijwel iedereen die ik ken die terug is gegaan, zegt er achteraf spijt van te hebben dat hij het niet eerder heeft gedaan.’’
,,Daar zijn er genoeg en ze werken meestal nog harder ook,’’ zegt hij tevreden.
Ook Marius Cosoroaba ziet in het Roemeese EU-lidmaatschap alleen maar voordelen. De zakenman richtte in 1992 samen met twee Griekse medestudenten BanAtikka op, een bedrijf dat systemen voor ononderbroken energietoevoer (bijvoorbeeld voor ziekenhuizen en computercentra) produceert.
,,Sinds we EU-lid zijn, merk ik dat onze partners ons betrouwbaarder vinden. Vroeger wilde onze Italiaanse leverancier altijd dat we vooruitbetaalden. Nu hebben we 180 dagen crediet. In het verleden was het voor Roemeense bedrijven heel moeilijk een banklening te krijgen, maar na 1 januari stonden de banken plotseling op de stoep met aanbiedingen.’’
Weinig mensen in Timisoara lijken iets negatiefs over de EU te zeggen te hebben. Meer geld, minder burocratie, nieuwe kansen, dat is de algemene reactie. ,,We hebben plotseling een enorme hoeveelheid geld’’, zegt Razvan Cioarga, docent informatietechnologie aan de polytechnische universiteit.
Zittend op één van de vele terrasjes in het centrum van de stad wijst hij naar de overkant. Daar, zonder steigers balancerend in de goot van het rectoraat van de universiteit, repareren arbeiders het dak. ,,EU-geld’’, zegt Ciorga. De universiteit kreeg zoveel geld uit Brussel, dat het instituut eigenlijk niet goed weet wat ermee te doen. Plots is er geld voor laboratoria en apparatuur die nooit konden worden aangeschaft.
Dat zal nog wel veranderen, denkt Ciorga, want na jaren van verwaarlozing zijn er meer dan genoeg bestemmingen voor het geld. ,,De universiteitsburocratie is nog niet ingesteld op de verwerking van die geldstroom. Daardoor duurt iedere investering eindeloos.’’
Als anticorruptie-maatregel is een openbare aanbesteding voor iedere aanschaf verplicht, en bij grotere investeringen moet dat sinds 1 januari zelfs op EU-niveau gebeuren. ,,Dat kost nog meer tijd, maar het heeft ons al een hele voordelige aanbieding voor een nieuw computersysteem van een Duits bedrijf opgeleverd,’’ constateert Cioarga tevreden.
De docent richtte in 2004 samen met twee oud-studiegenoten een IT-bedrijf op. Tot oktober 2006 liep dat matig, maar enkele maanden voor de EU-aansluiting trok de zaak plotseling aan. De eerste buitenlandse klanten zijn inmiddels ook binnen. De EU heeft de burocratie van het internationale zakendoen sterk vermindert: ,,Vroeger had je bijvoorbeeld speciale rekeningen voor buitenlandse klanten, nu is dat allemaal één standaard.’’
In tegenstelling tot veel van zijn medestudenten heeft Ciorba nooit overwogen om naar het buitenland te vertrekken. ,,Ik was er altijd van overtuigd dat hier kansen genoeg lagen. En het EU-lidmaatschap heeft die kansen alleen maar vergroot’’
Dat besef dringt langzaam ook onder Roemenen die wél vertrokken. Andra Petrica, de dochter van Mircea, keerde enkele weken geleden na zeven jaar Amerika terug naar huis. Ze is zelf verbaasd hoe makkelijk het was om een baan te vinden.
,,Het EU-lidmaatschap gaf voor mij de doorslag. Ik heb zeven emails verstuurd en had binnen twee weken zes aanbiedingen. En mijn man had net zo snel werk’’. Ze werkt nu voor een consultancybedrijf in Boekarest. Vijf collega’s zijn net als zijzelf terugkeerders met diploma’s van Amerikaanse topuniversiteiten als Harvard en Cornell.
,,Ik had het niet gedaan als ik in levensstandaard veel had moeten inleveren, maar de Roemeense salarissen zijn heel snel aan het stijgen. En hier heb ik veel meer kansen dan in Amerika. Vrijwel iedereen die ik ken die terug is gegaan, zegt er achteraf spijt van te hebben dat hij het niet eerder heeft gedaan.’’
Abonneren op:
Posts (Atom)