zondag 3 december 2006

VERNIEUWING


De eerste keer dat we in het Museum voor Schone Kunsten in Boedapest kwamen, was ons zoontje drie. We wilden naar de Egyptische afdeling. Daar liggen mummies en andere spannende dingen, en hij begon dat soort zaken net interessant te vinden.
Hongaarse musea hebben een groot aantal strenge, meestal gepensioneerde dames in dienst om de orde te bewaken, en de matrone die orde hield op de Egyptische afdeling was er een van het ergste soort. Ons zoontje was best geïnteresseerd in de tentoonstelling, maar ja, hij was pas drie, en na een tijdje wilden zijn beentjes niet meer echt. Of-ie op de schouders mocht. Dat mocht, vonden wij, maar de dame dacht daar anders over. 'Geen sprake van', snauwde ze ons toe. Rennen mocht natuurlijk al helemaal niet, en eigenlijk was overduidelijk dat een kind van die leeftijd wat haar betreft helemaal niet in een museum thuishoorde.
Jaren geleden waren we met vrienden op een tentoonstelling van Arabische kunst in Geneve....
Hun kinderen, toen anderhalf en drie, waren mee. De kleinste kroop op goed moment over een zeer kostbaar perzisch tapijt. Wij schoten geschrokken op het jochie af. De suppooste, ook een oudere dame, glimlachte en kalmeerde ons. ,,Ach'', zei ze, ,,Daar hebben in de loop van de eeuwen wel meer mensen over gelopen.'' We hebben het jochie er toch maar afgehaald. Maar zo kan het dus ook.
Dat heeft het Museum voor Schone Kunsten inmiddels ook begrepen. Sinds daar twee jaar geleden een nieuwe directeur László Baán aantrad, waait er een hele andere wind. Voor het eerst heb je het gevoel dat je als bezoeker telt. Er zijn speciale activiteiten voor kinderen, schoolklassen zijn er welkom en krijgen (mijn inmiddels tienjarige zoon komt er regelmatig) interessante rondleidingen. Er is een museumwinkel die de moeite van het bezoeken waard is en er zijn interessante tentoonstellingen.
Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan, op 1 december deze maand, opende het museum op die dag een grote Van Gogh tentoonstelling. Een paar jaar geleden zou zoiets nog onmogelijk zijn geweest. Zoals veel Hongaarse musea verkeerde het museum voor het aantreden van directeur Baan in een Doornroosjesachtige slaap. Er werd geen kunst geleend, er werd geen kunst uitgeleend, en iets nieuws was er nooit te zien.
Nu staan de bezoekers in de rij. Letterlijk. Bij een tentoonstelling van Franse impressionisten moesten mensen uren op de statige trappen van het gebouw wachten. Bij de opening van de Van Gogh-tentoonstelling waren er al tienduizend kaartjes verkocht. Mijn zoon wil er ook heen. Gelukkig heeft de matrone van destijds hem het plezier in museumbezoeken niet weten te vergallen. En we hebben kaartjes, via het internet, want dat kan tegenwoordig ook, op Van Gogh in Budapest.


Geen opmerkingen: