Mijn zoon wil graag hulp met zijn huiswerk. Hij moet een serie letter-paren uit zijn hoofd leren, en het wil er maar niet in. Echt moeilijk is het overigens niet. De P is de stemloze tegenhanger van de B, de S de stemloze tegenhanger van de Sh, en zo hoort de G bij de K, de T bij de D, en zijn er nog wat combinaties. Het ene rijtje bestaat, zie ik al snel, uit alle letters van ons beroemde 't kofschip (tegenwoordig ook 't fokschaap genoemd), plus nog wat letters die wij in het Nederlands niet als letters kennen: de ts-klank die als tegenhanger een dzj-klank heeft bijvoorbeeld.
Allemaal machtig interessant, maar waar is het goed voor? Dat weet mijn zoon ook niet, en daar schuilt hem het probleem: hij ziet het nut van de oefening niet en het interesseert hem eigenlijk geen donder. Alleen het feit dat hij tamelijk braaf is in het maken van zijn huiswerk en de juf Hongaars bovendien een beetje streng, motiveert hem om het toch maar te doen. Plus het feit dat de juf het eigenlijk met hem eens schijnt te zijn.
Ze heeft aan de klas uitgelegd dat ze dit rijtje moeten leren, omdat sommige middelbare scholen het opnemen in hun toelatingsexamen. En het zou je maar gebeuren dat je niet tot een school wordt toegelaten omdat je niet weet dat de P bij de B hoort. Of dat de e, de ö en de ü in één klankgroep horen, en de rest van de klinkers in een andere. Hoewel je je als ouders misschien moet afvragen of je je kind wel op een gymnasium wilt hebben, dat die kennis als toelatingscriterium stelt.
De school van mijn zoon legt meestal weinig nadruk op dit soort onzinkennis. Terwijl de meeste Hongaarse kinderen vanaf de eerste klas lagere school worden geplaagd met huiswerk, dat veelal bestaat uit het eindeloos uit het hoofd leren van gedichten, heeft hij pas huiswerk sinds de derde klas, en dan nog met mate, en het gaat vooral om zaken als het leren van steden en rivieren, om een paar rekenopgaven of het voorbereiden van een overhoring. Maar naarmate het toelatingsexamen nadert, groeit de hoeveelheid uit-het-hoofd-leer-werk gestaag. Sommige gedichten moét je nu eenmaal kennen, en die P's en B's....
Bij internationale onderzoeken naar de kwaliteit van het onderwijs scoort Hongarije niet erg goed. Vijftienjarigen blijken vooral een enorme lexicografische kennis te hebben, dat wil zeggen, ze hebben een hoofd vol dingen die ze uit het hoofd hebben geleerd en kunnen die kennis uitstekend oplepelen, maar er concreet iets mee doen, uit de dorre feiten zelfstandig conclusies trekken, daar schort het aan.
De verandering komt maar heel langzaam op gang. Het probleem is, dat Hongaren ervan overtuigd zijn dat het systeem wel deugt en veel onderwijskundigen die onderzoeken simpelweg niet lijken te geloven. Menigeen verwijst graag naar het grote aantal Hongaarse Nobelprijswinnaars (inderdaad, aanzienlijk meer dan in Nederland) om zijn gelijk te onderstrepen.
Dat slechts een minderheid van die Nobelprijswinnaars zijn opleiding daadwerkelijk in Hongarije heeft genoten, dat een deel van hen zelfs niet in Hongarije geboren is, doet aan dat argument behoorlijke afbreuk. En dan nog: niemand maakt mij wijs dat het uit het hoofd leren van P-B en S-Z combinaties mijn zoon één stap dichter bij onsterfelijke roem brengt. Laten we het maar houden op een hopelijk succesvol toelatingsexamen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten